Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Blijkbaar heeft de commandant van de veteranen, kapitein
Thonhäuser, de mening ten beste gegeven dat de kinderen van
veteranen niet naar school hoeven. Dat is tegen het zere been van
Jan Hessels van Wolda en de andere ijveraars voor het koloniale
onderwijs, die in dezen een goede medestrijder vinden in de
directeur der koloniën Jan van Konijnenburg.
Hij schrijft 10 mei 1836 hierover een brief (nummer N987) aan de
permanente commissie die aan duidelijkheid niets te wensen
overlaat:
Frederiksoord, den 10 Mei 1836
Ik heb de eer UWEdG: in voldoening aan de marginale van den 5e dezer maand N26 en, onder terugzending van het daarbij in mijne handen gestelde stuk, te berigten, dat er geen bijzondere redenen bestaan, waarom de kinderen van Veteranen van hunne schoolpligtigheid zouden worden ontheven, strijdig met het Reglement, gearresteerd 12 November 1830 N18.
Mogt er diergelijke vrijstelling vroeger, buiten mijn weten, zijn gegeven geworden, dan was dit eene verkeerdheid, welke niet behoort te worden volgehouden.
Het te kennen geven van den Heer Kapitein, alsof de werkzaamheden voor de maatschappij die vrijstelling vorderen zouden, is ongegrond, uithoofde er in zulk een geval voorzien is bij art: 20 van genoemd Reglement, waarvan de AdjunctDirecteur van het 3e gesticht, wel zou weten gebruik te maken.
Het is hierom, dat ik UWEDG: meen moeten advijseren, om in het verzoek van den Heer kapitein Thonhauser niet te treden.-
De Directeur der Koloniën J van Konijnenburg
De permanente commissie heeft op de brief aangetekend '25 Mei
1836 N33', wat betekent dat op 25 mei onder agendapunt 33 een
besluit hierover genomen is. Dat heb ik niet bekeken, maar gezien
de besluiten later dit jaar over 'gezette bijwoning van het school
en godsdienstig onderwijs' neem ik aan dat ze de directeur
steunen.