Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





Verslag wegens den staat van het schoolonderwijs in de Kolonien van de Maatschappij van Weldadigheid gedurende het jaar 1844, door Jan Hendrik Geraets

Het eerste jaarverslag van de scholen na de dood van Jan Hessels van Wolda wordt 15 januari 1845 ingeleverd door de opziener der scholen Jan Hendrik Geraets. Zoals te verwachten is het gedeeltelijk een requiem. Opvallend is dat Geraets zichzelf een paar keer noemt in de derde persoon. Het verslag bevindt zich in invnr 307 scans 233-238. Voor de overzichtelijkheid heb ik er wat tussenkopjes tussengezet.


Bij de beschouwing der scholen en der staat van het onderwijs in het bovengenoemd tijdvak, gevoelen wij ons gedrongen te beginnen met het treurig verscheiden van den Heer J.H. van Wolda, waardoor de Maatschappij in hem een getrouwen ambtenaar, en het onderwijs in de Kolonien een onschatbaren steun verloor.

De beminnelijke hoedanigheden door welke hij zich voorbeeldig onderscheidde, boezemden allen die hem kenden, een hooge mate van achting en toegenegenheid voor hem in.

Afkeerig van alle roembejag, bleef hij zich in zijnen belangrijken werkkring ijverig bewegen, trachtte hij overal nuttig te zijn en goed te doen en wist hij, daar zijn vriendschappelijk verkeer zoowel, als daar zijne minzame hulpvaardigheid alle onderwijzers der Kolonien aan zich te verbinden.

Bij allen, en zeker niet in het minst bij hem, die vroeger zijne kweekeling was, en thans de eer geniet, zijnen opvolger te heten, laat hij, door zijne eenvoudige godswagt en recht Christelijke beginselen, een aangenaam en opwekkend aandenken na.

Onder den goddelijken zegen het voetspoor van mijn waardigen voorganger volgende, hoop ik het goede zaad, door hem gestrooid, verder te helpen ontwikkelen en, in zijnen geest handelende, bevorderlijk te zijn, aan de voortbrenging van gewenschte vruchten.

Het strekt mij alzoo ter aangenamen pligt te kunnen vermelden, dat de onderwijzers met alle getrouwheid voortgaan kennis en deugd bij onze jeugdige bevolking aan te kweeken. Uit eene afzonderlijke beschouwing der scholen, waartoe wij thans overgaan, kan zulks nader blijken.

Veenhuizen-1

Beginnende met de belangrijke school aan het 1e Gesticht te Veenhuizen werd aldaar in 6 lokalen dagelijks aan 736 leerlingen doelmatig onderwijs gegeven; terwijl bovendien des avonds nog 331 jongens en 327 meisjes beurtelings daarvan een nuttig gebruik maakten. Alles werd met zorg geregeld en bestuurd door den verdienstelijken hoofdonderwijzer S. Braak, welke deze betrekking door verplaatsing van zijnen voorganger Geraets naar Wateren, op den 1 juni dezes jaar aanvaarde.

Zich loffelijk van zijnen pligt kwijtende, werd hij ijverig bijgestaan door zijne bekwame medehelpers, waaronder er gevonden worden, die verdienen aan het hoofd eener school te staan. Deze school verloor dit jaar twee ondermeesters van de derde rang, welke in die betrekking elders geplaatst zijn, doch onderging tevens eene merkelijke verbetering door de ophooging en vernieuwing der vloer; zoodat het onderwijs van die zijde, nu ook geene belemmering meer ondervindt.

De zondagschool werd hier om de 14 dagen door 216 jongens en meisjes, vroeger van de school ontslagen, getrouw bezocht en onderhielden niet alleen het aangeleerde, maar sommigen name zelfs nog daarin toe.

Veenhuizen-2

Aan het onderwijs bij het 2e Gesticht arbeidde met goed gevolg de hoofdonderwijzer H.J. Flierman onder ijverig hulpbetoon zijner ondermeesters. Het getal dagscholieren beliep hier 225 en dat der avondtijden 200, zoowel jongens als meisjes, terwijl nog een dertigtal jongens uit eigene beweging de meisjesavondschool bijwoonden, zigtbaar met het doel om zich nog verder te oefenen. Ook werden hier de zondagscholen nuttig aangewend, ten behoeve van mannen, vrouwen of jongelingen boven de 24 jaren, die onderrigt genoten in het lezen en schrijven, dat somwijlen afgewisseld werd door toepasselijke toespraken.

Veenhuizen-3

Door het vertrek van den Hoofdonderwijzer S. Braak van het 3e naar het 1e Gesticht, werd in die betrekking voor zien door den Onderdirecteur F.C. Haarman, welke als onderwijzer te Wateren reeds gunstig bekend stond en van wien kan gezegd worden zijne nieuwe roeping waardig te vervullen. Het onderwijs werd hier op de dagschool aan 175 en des avonds aan 141 leerlingen oordeelkundig gegeven en, bij beoefening der muziek aan deze plaats, bespeurde men zelfs eenige vooruitgang.

De ondermeester R. van den Berg, in mei 1844 voor de militaire dienst opgeroepen zijnde, behoefde niet door een ander vervangen te worden dewijl het aantal schoolpligtigen, door ontslag, uit- en vertrek naar andere Kolonien afnam en de blijvende hulponderwijzers, met gemoedelijke trouw, de werkzaamheden deelden.

Frederiksoord

In den school van Kolonie no.1 werd het onderwijs op den vroeger ingeslagen weg zeer doelmatig voortgezet en bleef dan ook niet in gebreke, goede vruchten op te leveren. De bekwame onderwijzer J.D. Aukes, ijverig geholpen door zijnen ondermeester J.S. Molewijk, in vervanging van M.J. Aukes, die in juni 1844 tot eenen andere betrekking overging, gaf met gelukkige uitkomsten, dagelijks aan 79 en des avonds aan 59 leerlingen onderrigt.

Wilhelminaoord

De hoofdschool van Kolonie no.2 ondervond somwijlen belemmering door haar meersoortig gebruik, maar werd nogtans getrouw bezocht door 134 leerlingen op de dag- en 106 jongens en meisjes op de avondschool. Men ontwaart hier de beste vruchten van een verstandig, vormend onderwijs dat door den Hoofdonderwijzer M. Uhl, onder loffelijke medewerking van zijnen veelbelovende zoon, met zorg en ijver gegeven werd.

De twee bijscholen dezer Kolonie leverden wederom stof tot tevredenheid. In de 1e had de onderwijzer K.T. Albertsma 82 en in de 2e A.T. Albertsma 54 leerlingen voor zijne rekening. Beide gaven bewijzen van belangstelling en gemoedelijke trouw in het werk hun aanbevolen.

Willemsoord

Met veel zorg werd het onderwijs te Willemsoord geregeld en behartigd. De bekwame Hoofdonderwijzer A. Bak en zijnen volgzamen ondermeester F.W. Dirker gaven op de geschiktste wijze onderrigt, des daags aan 137 en des avonds aan 84 leerlingen. Wat het verstand ontwikkelen, de harten der kinderen gunstig vromen en naar ieders toekomstige bestemming tot nut strekken kan, zag men hier voorbeeldig behandelen.

De onderwijzers H. de Nekker en N.S. Jakobson gaven niet zonder vrucht onderwijs in de bijscholen van Kolonie no.3; de eerste aan 104, de laatste aan 67 leerlingen met inbegrip der avondschoolgangers. Het zij ook hun streven, veel goeds door hunne arbeid te bevorderen.

Ommerschans

Te Ommerschans werd het schoolonderwijs op den gewonen voet gegeven en voortgezet. De Hoofdonderwijzer H. Hoogstra gaf gemiddeld aan 130 dagscholieren en 93 avondschoolgangers hoofdzakelijk onderrigt in lezen, schrijven en rekenen, dat hier bij eene gedurig aankomende en afgaande bevolking van het meeste belang werd geacht.
Dan, wegens eene gemaakte aanmerking door de Commissie van Toevoorzigt, heeft men later ook een begin gemaakt met de beginselen der Nederduitsche Taal en aardrijkskunde daarbij te voegen waarin reeds sommigen tamelijke vorderingen hebben gemaakt.
De oude, minder geschikte, ondermeester Weststrate is door eenen Van den Broek vervangen geworden die, wegens misbruik van sterken drank, almede moest afgezet worden; doch waarin men thans op eener doelmatiger wijze hoopt te voorzien en beter te zullen slagen.

Wateren

Te Wateren vooral leed het onderwijs dit jaar een gevoelig verlies, door het overlijden van den Heer van Wolda; die gedurende eene reeks van 13 jaren met onvermoeiden ijver en grote bekwaamheid aldaar gearbeid, menigen kwekeling tot mensch en Christen gevormd en in velerlei opzigten gewigtige diensten bewezen had.

Zijnen opvolger verschaft het een innig, alhoewel weemoedig genoegen, dankbaar te kunnen vermelden, dat wij bij onze leerlingen nog de beste vruchten ontwaren, van den liefdenrijken en zachtmoedigen geest, onder welken zij door hunnen onvergetelijken leeraar geleid, bestuurd en onderrigt zijn geworden.

Gaarne erkennen wij, gemeend te hebben, niet beter te kunnen doen, dan in dienzelfden geest, het begonnen werk voort te zetten, en te geloven, ofschoon bewust, slechts van verre te kunnen volgen, niet geheel zonder vrucht daarin te slagen.

Aan een 70-tal kweekelingen werd het schoolonderwijs, naar een bestaanden rooster van werkzaamheden alsmede het godsdienstig onderrigt, geregeld toegediend.

Vooral werd daarbij gelet, op eene verstandelijke en zedelijke ontwikkeling, door bij hen alles, zooveel mogelijk zelve te doen denken en merken.

Dit toch schijnt vele voordeelen op te leveren en is vooral van belang te achten, bij eene inrigting als deze, waarvan den gevorderden tijd voor den veldarbeid, slechts weinige uren voor het onderwijs, overschieten.

Loffelijke melding verdient intusschen de Onderdirecteur M. Vink die tot het geven van onderwijs eene bijzondere geschiktheid en den beroepen onderwijzer te deze plaats gewigtige diensten bewezen heeft.
Een voormalige kwekeling zijnde, door den Heer Van Wolda gevormd en aangebragt, was hij met den aard en de strekking dezer inrigting geheel bekend, die mij dus niet alleen kan, maar ook volgaarne alle inlichting en hulp naar zijn beste weten wilde verleenen.
Met voorbeeldeloozen ijver trachte hij met mij, onze jongelingen eene Christelijke opvoeding te geven, ging hen daarin navolgenswaardig voor, en het is om deze en andere reden, dat ik hem de Permanente Commissie zeer aanbeveel.

Ook te Groot Wateren maakte de nieuwe ondermeester, met zijne 17 leerlingen gewenschte vorderingen.

Algemeen

Eindelijk hebben wij nog het genoegen te kunnen melde, dat de Directie der verschillende Kolonien ijverig voortging, in het getrouwe naleven der bestaande reglementen, welke de Permanente Commissie in het belang van het onderwijs, vroeger reeds gesteld heeft.

De onderwijzers, vooral die der gewone Kolonien, hebben bij eene getrouwe pligtsbetrachting, niet minder lust betoond in de uitbreiding hunner wetenschappelijke kennis en bekwaamheid voor hun vak, waarvan het naauwgezet bijwonen der vergaderingen bewijzen opleverden en die daartoe vrij doelmatig bevorderlijk werden gemaakt.

Zulks laat zich niet zeggen van Veenhuizen; doch er bestaat ten dezen opzichte veel hoop op beterschap. Na de hierbij geplaatste opgave van het getal leerlingen, dat in 1844 de scholen der Kolonien bezocht heeft, met bijvoeging van kosten der schoolbehoeften, eindigen wij met den biddenden wensch dat ons werk, hoe gebrekkig overigens ook, verder gezegend en het onderwijs door de beste vruchten achtervolgd mogen worden.
   
Wateren, den 15 januari 1845
De opziener der scholen,
J.H. Geraets.