Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Bij de beschouwing der scholen en der staat van het onderwijs in
het bovengenoemd tijdvak, gevoelen wij ons gedrongen te beginnen
met het treurig verscheiden van den Heer J.H. van Wolda, waardoor
de Maatschappij in hem een getrouwen ambtenaar, en het onderwijs
in de Kolonien een onschatbaren steun verloor.
De beminnelijke hoedanigheden door welke hij zich voorbeeldig
onderscheidde, boezemden allen die hem kenden, een hooge mate van
achting en toegenegenheid voor hem in.
Afkeerig van alle roembejag, bleef hij zich in zijnen belangrijken
werkkring ijverig bewegen, trachtte hij overal nuttig te zijn en
goed te doen en wist hij, daar zijn vriendschappelijk verkeer
zoowel, als daar zijne minzame hulpvaardigheid alle onderwijzers
der Kolonien aan zich te verbinden.
Bij allen, en zeker niet in het minst bij hem, die vroeger zijne
kweekeling was, en thans de eer geniet, zijnen opvolger te heten,
laat hij, door zijne eenvoudige godswagt en recht Christelijke
beginselen, een aangenaam en opwekkend aandenken na.
Onder den goddelijken zegen het voetspoor van mijn waardigen
voorganger volgende, hoop ik het goede zaad, door hem gestrooid,
verder te helpen ontwikkelen en, in zijnen geest handelende,
bevorderlijk te zijn, aan de voortbrenging van gewenschte
vruchten.
Het strekt mij alzoo ter aangenamen pligt te kunnen vermelden, dat
de onderwijzers met alle getrouwheid voortgaan kennis en deugd bij
onze jeugdige bevolking aan te kweeken. Uit eene afzonderlijke
beschouwing der scholen, waartoe wij thans overgaan, kan zulks
nader blijken.
Beginnende met de belangrijke school aan het 1e Gesticht te
Veenhuizen werd aldaar in 6 lokalen dagelijks aan 736 leerlingen
doelmatig onderwijs gegeven; terwijl bovendien des avonds nog 331
jongens en 327 meisjes beurtelings daarvan een nuttig gebruik
maakten. Alles werd met zorg geregeld en bestuurd door den
verdienstelijken hoofdonderwijzer S. Braak, welke deze
betrekking door verplaatsing van zijnen voorganger Geraets naar
Wateren, op den 1 juni dezes jaar aanvaarde.
Zich loffelijk van zijnen pligt kwijtende, werd hij ijverig
bijgestaan door zijne bekwame medehelpers, waaronder er gevonden
worden, die verdienen aan het hoofd eener school te staan. Deze
school verloor dit jaar twee ondermeesters van de derde rang,
welke in die betrekking elders geplaatst zijn, doch onderging
tevens eene merkelijke verbetering door de ophooging en
vernieuwing der vloer; zoodat het onderwijs van die zijde, nu ook
geene belemmering meer ondervindt.
De zondagschool werd hier om de 14 dagen door 216 jongens en
meisjes, vroeger van de school ontslagen, getrouw bezocht en
onderhielden niet alleen het aangeleerde, maar sommigen name zelfs
nog daarin toe.
Aan het onderwijs bij het 2e Gesticht arbeidde met goed gevolg de
hoofdonderwijzer H.J. Flierman onder ijverig hulpbetoon
zijner ondermeesters. Het getal dagscholieren beliep hier 225 en
dat der avondtijden 200, zoowel jongens als meisjes, terwijl nog
een dertigtal jongens uit eigene beweging de meisjesavondschool
bijwoonden, zigtbaar met het doel om zich nog verder te oefenen.
Ook werden hier de zondagscholen nuttig aangewend, ten behoeve van
mannen, vrouwen of jongelingen boven de 24 jaren, die onderrigt
genoten in het lezen en schrijven, dat somwijlen afgewisseld werd
door toepasselijke toespraken.
Door het vertrek van den Hoofdonderwijzer S. Braak van het 3e
naar het 1e Gesticht, werd in die betrekking voor zien door den
Onderdirecteur F.C. Haarman, welke als onderwijzer te
Wateren reeds gunstig bekend stond en van wien kan gezegd worden
zijne nieuwe roeping waardig te vervullen. Het onderwijs werd hier
op de dagschool aan 175 en des avonds aan 141 leerlingen
oordeelkundig gegeven en, bij beoefening der muziek aan deze
plaats, bespeurde men zelfs eenige vooruitgang.
De ondermeester R. van den Berg, in mei 1844 voor de militaire
dienst opgeroepen zijnde, behoefde niet door een ander vervangen
te worden dewijl het aantal schoolpligtigen, door ontslag, uit- en
vertrek naar andere Kolonien afnam en de blijvende
hulponderwijzers, met gemoedelijke trouw, de werkzaamheden
deelden.
In den school van Kolonie no.1 werd het onderwijs op den vroeger
ingeslagen weg zeer doelmatig voortgezet en bleef dan ook niet in
gebreke, goede vruchten op te leveren. De bekwame onderwijzer J.D.
Aukes, ijverig geholpen door zijnen ondermeester J.S.
Molewijk, in vervanging van M.J. Aukes, die in juni 1844 tot eenen
andere betrekking overging, gaf met gelukkige uitkomsten,
dagelijks aan 79 en des avonds aan 59 leerlingen onderrigt.
De hoofdschool van Kolonie no.2 ondervond somwijlen belemmering
door haar meersoortig gebruik, maar werd nogtans getrouw bezocht
door 134 leerlingen op de dag- en 106 jongens en meisjes op de
avondschool. Men ontwaart hier de beste vruchten van een
verstandig, vormend onderwijs dat door den Hoofdonderwijzer M.
Uhl, onder loffelijke medewerking van zijnen veelbelovende
zoon, met zorg en ijver gegeven werd.
De twee bijscholen dezer Kolonie leverden wederom stof tot
tevredenheid. In de 1e had de onderwijzer K.T. Albertsma
82 en in de 2e A.T. Albertsma 54 leerlingen voor zijne
rekening. Beide gaven bewijzen van belangstelling en gemoedelijke
trouw in het werk hun aanbevolen.
Met veel zorg werd het onderwijs te Willemsoord geregeld en
behartigd. De bekwame Hoofdonderwijzer A. Bak en zijnen
volgzamen ondermeester F.W. Dirker gaven op de geschiktste wijze
onderrigt, des daags aan 137 en des avonds aan 84 leerlingen. Wat
het verstand ontwikkelen, de harten der kinderen gunstig vromen en
naar ieders toekomstige bestemming tot nut strekken kan, zag men
hier voorbeeldig behandelen.
De onderwijzers H. de Nekker en N.S. Jakobson
gaven niet zonder vrucht onderwijs in de bijscholen van Kolonie
no.3; de eerste aan 104, de laatste aan 67 leerlingen met inbegrip
der avondschoolgangers. Het zij ook hun streven, veel goeds door
hunne arbeid te bevorderen.
Te Ommerschans werd het schoolonderwijs op den gewonen voet
gegeven en voortgezet. De Hoofdonderwijzer H. Hoogstra gaf
gemiddeld aan 130 dagscholieren en 93 avondschoolgangers
hoofdzakelijk onderrigt in lezen, schrijven en rekenen, dat hier
bij eene gedurig aankomende en afgaande bevolking van het meeste
belang werd geacht.
Dan, wegens eene gemaakte aanmerking door de Commissie van
Toevoorzigt, heeft men later ook een begin gemaakt met de
beginselen der Nederduitsche Taal en aardrijkskunde daarbij te
voegen waarin reeds sommigen tamelijke vorderingen hebben gemaakt.
De oude, minder geschikte, ondermeester Weststrate is door eenen
Van den Broek vervangen geworden die, wegens misbruik van sterken
drank, almede moest afgezet worden; doch waarin men thans op eener
doelmatiger wijze hoopt te voorzien en beter te zullen slagen.
Te Wateren vooral leed het onderwijs dit jaar een gevoelig
verlies, door het overlijden van den Heer van Wolda; die gedurende
eene reeks van 13 jaren met onvermoeiden ijver en grote
bekwaamheid aldaar gearbeid, menigen kwekeling tot mensch en
Christen gevormd en in velerlei opzigten gewigtige diensten
bewezen had.
Zijnen opvolger verschaft het een innig, alhoewel weemoedig
genoegen, dankbaar te kunnen vermelden, dat wij bij onze
leerlingen nog de beste vruchten ontwaren, van den liefdenrijken
en zachtmoedigen geest, onder welken zij door hunnen
onvergetelijken leeraar geleid, bestuurd en onderrigt zijn
geworden.
Gaarne erkennen wij, gemeend te hebben, niet beter te kunnen doen,
dan in dienzelfden geest, het begonnen werk voort te zetten, en te
geloven, ofschoon bewust, slechts van verre te kunnen volgen, niet
geheel zonder vrucht daarin te slagen.
Aan een 70-tal kweekelingen werd het schoolonderwijs, naar een
bestaanden rooster van werkzaamheden alsmede het godsdienstig
onderrigt, geregeld toegediend.
Vooral werd daarbij gelet, op eene verstandelijke en zedelijke
ontwikkeling, door bij hen alles, zooveel mogelijk zelve te doen
denken en merken.
Dit toch schijnt vele voordeelen op te leveren en is vooral van
belang te achten, bij eene inrigting als deze, waarvan den
gevorderden tijd voor den veldarbeid, slechts weinige uren voor
het onderwijs, overschieten.
Loffelijke melding verdient intusschen de Onderdirecteur M.
Vink die tot het geven van onderwijs eene bijzondere
geschiktheid en den beroepen onderwijzer te deze plaats gewigtige
diensten bewezen heeft.
Een voormalige kwekeling zijnde, door den Heer Van Wolda gevormd
en aangebragt, was hij met den aard en de strekking dezer
inrigting geheel bekend, die mij dus niet alleen kan, maar ook
volgaarne alle inlichting en hulp naar zijn beste weten wilde
verleenen.
Met voorbeeldeloozen ijver trachte hij met mij, onze jongelingen
eene Christelijke opvoeding te geven, ging hen daarin
navolgenswaardig voor, en het is om deze en andere reden, dat ik
hem de Permanente Commissie zeer aanbeveel.
Ook te Groot Wateren maakte de nieuwe ondermeester, met zijne 17
leerlingen gewenschte vorderingen.
Eindelijk hebben wij nog het genoegen te kunnen melde, dat de
Directie der verschillende Kolonien ijverig voortging, in het
getrouwe naleven der bestaande reglementen, welke de Permanente
Commissie in het belang van het onderwijs, vroeger reeds gesteld
heeft.
De onderwijzers, vooral die der gewone Kolonien, hebben bij eene
getrouwe pligtsbetrachting, niet minder lust betoond in de
uitbreiding hunner wetenschappelijke kennis en bekwaamheid voor
hun vak, waarvan het naauwgezet bijwonen der vergaderingen
bewijzen opleverden en die daartoe vrij doelmatig bevorderlijk
werden gemaakt.
Zulks laat zich niet zeggen van Veenhuizen; doch er bestaat ten
dezen opzichte veel hoop op beterschap. Na de hierbij geplaatste
opgave van het getal leerlingen, dat in 1844 de scholen der
Kolonien bezocht heeft, met bijvoeging van kosten der
schoolbehoeften, eindigen wij met den biddenden wensch dat ons
werk, hoe gebrekkig overigens ook, verder gezegend en het
onderwijs door de beste vruchten achtervolgd mogen worden.
Wateren, den 15 januari 1845
De opziener der scholen,
J.H. Geraets.