Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Zijn vader is Jean Nicolaas Fortanier, volgens de
kolonie-administratie geboren 4 januari 1796 te Rotterdam. Zijn
moeder heet van voren Jane en van achteren Selvius of Salvius,
maar in haar overlijdensakte is het dan weer Sijlvius. Dat
overlijden gebeurt op 8 januari 1832 te Delft, als Antoine
Nicolaas dus nog geen zes jaar oud is.
Zijn vader hertrouwt met een 19-jarige vrouw uit Rotterdam,
krijgt bij haar nog een dochter en een zoon, maar laat zich later
van haar scheiden. Wanneer dat is weet ik niet, maar het is wel
duidelijk dat vader Jean Nicolaas Fortanier het daarna zwaar
krijgt, want hij meldt zich vrijwillig voor het bedelaarsgesticht
op de Ommerschans.
Rotterdam brengt hem daar op 19 juni 1839 naar binnen.
Hij staat in het bedelaarsregister toegang 0137.01 invnr 427 met
bedelaarsnummer 44. Als de signalementsmaker het correct heeft
ingevuld, is hij 1 meter 71 lang, heeft hij een vol aangezicht,
bruin haar en blauwe ogen, een brede neus en een ronde kin.
Het bevalt hem blijkbaar niet in het gesticht. In juni 1840 is er sprake van een rekwest dat hij geschreven heeft waarin hij ontslag vraagt. Het ministerie van Binnenlandse Zaken vindt dat goed, invnr 230 scan 134, maar Jean Nicolaas Fortanier maakt geen gebruik van de mogelijkheid te vertrekken. Op 23 juni 1840, invnr 231 scan 380, deelt de directeur der koloniën over hem mee:
Hij verzoekt dat zijne aanvrage om ontslag beschouwd mag worden, als niet te zijn geschied, daar hij, vóór dat hij zijn verzoek om ontslag indiende uitzigt had op een bestaan, dat nader gebleken is niet zoo te wezen.
Jean Nicolaas Fortanier heeft op dat moment ƒ 2,74 meer aan het kledingfonds betaald dan hem kleding is verstrekt en ƒ 3,40 meer met werken verdiend dan hij kost. Hij is inmiddels op 23 mei 1840 overgeplaatst van de Ommerschans naar Veenhuizen. Later - zie bij het tussenkopje 'Waalsche Gemeente' - zal blijken dat hij gedurende zijn verblijf wordt gebruikt als bedelaar-veldwachter.
Waar zijn zoon Antoine Nicolaas Fortanier gedurende deze periode uithangt, weet ik niet. Ik weet het pas vanaf 25 november 1841 als hij in de kolonie aankomt op het contract met de Commissie van Oppertoezigt over 't Algemeene Armbestuur te Rotterdam. Hij krijgt het B-nummer 129 op scan 53 van het boek met alle op contract geplaatste koloniebewoners met invnr 1389.
Hij wordt eerst ondergebracht in het gezin van Adriana Boekhoudt, weduwe van de kolonist Izaak van der Walle op hoeve 94 van Wilhelminaoord, hij staat op scan 94 van het stamboek van Wilhelminaoord met invnr 1356. Deze hoeve is later afgebroken, maar stond op de Jongkindt Conincklaan, kadastraal Vledder A 232, met de coördinaten 52.893615 en 6.224373.
Zijn verblijf hier is extreem kort, hij wordt al na een week, op
2 december 1841, overgeplaatst naar de naburige hoeve 81, scan 81
van invnr 1356, bij het kolonistengezin Herskamp.
Vader Jean Nicolaas heeft het in Veenhuizen inmiddels wel gezien.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken besluit 1 februari 1842,
invnr 256 scan 520, dat hij wat het ministerie betreft 'tegen den
1e april aankomende' ontslagen mag worden.
Daarop onderzoekt de Maatschappij hoe het met hem gaat. De
adjunct-directeur van het tweede gesticht te Veenhuizen meldt op
20 februari 1842, invnr 256 scan 498 over de plannen van Jean
Nicolaas:
Is voornemens om naar Groningen te gaan, ten einde te beproeven als stukadoor werk te bekomen.
en ten aanzien van het toekomstperspectief:
Een vlijtig mensch die buiten de kolonien, wel zal kunnen bestaan.
Het laatste is domheid in optima forma: je hebt helemaal NIKS aan vlijt als er GEEN werkgelegenheid is. De inschrijving met bedelaarsnummer 44 loopt door in het bedelaarsregister toegang 0137.01 invnr 429 en daar wordt vermeld dat Jean Nicolaas Fortanier op 25 maart 1842 uit het bedelaarsgesticht wordt ontslagen.
Zoon Antoine Nicolaas woont dan nog steeds bij de familie
Herskamp. Hij blijft ook als de oude Franciscus Herskamp op 1 juli
1842 als kolonist wordt opgevolgd door zijn zoon Johannes
Herskamp. Deze hoeve 81 van Wilhelminaoord is tussen 1872 en 1880
afgebroken, en stond ook op de Jongkindt Conincklaan, kadastraal
Vledder A 268, met de coördinaten 52.889152 en 6.219621.
Na anderhalf jaar bij het gezin, 1 juni 1843, wordt hij
overgeplaatst naar hoeve 51. Hij staat op scan 51 van het stamboek
met invnr 1356 en woont in het huishouden van kolonist Aegidius
Verhoeks. Deze hoeve is tegenwoordig Oostvierdeparten 27,
kadastraal Noordwolde C 614, met coördinaten 52.87890 en 6.17132.
Te Rotterdam gaat het, een jaar na zijn vrijlating uit het
bedelaarsgesticht, weer niet goed met vader Jean Nicolaas. Uit een
brief dd 3 juni 1843, invnr 273 scan 76, blijkt dat hij
afhankelijk is van de steun die de Waalsche Gemeente te Rotterdam
hem geeft. Die gemeente wil Fortanier, die 'vroeger in de kolonie
als veldwachter gediend heeft', in de vrije koloniën plaatsen en
informeert naar de mogelijkheden.
Bij de Maatschappij van Weldadigheid is het op dat moment een zootje. De permanente commissie is afgetreden en de honneurs worden waargenomen door enkele hoofdambtenaren en die geven een antwoord waar de Waalsche Gemeente niets mee kan. Als de permanente commissie weer in functie is, probeert ze 3 augustus 1843 N3 de meubelen te redden door het sturen van een contract in duplo, zowel invnr 276 scans 260-262, als invnr 276 scans 263-265, voor plaatsing van een persoon in de vrije koloniën voor 60 gulden per jaar, zoals de Waalsche Gemeente wel eerder voor andere bestedelingen afgesloten heeft.
Maar op 9 augustus 1843, invnr 276 scans 257-258, meldt de
subcommissie van weldadigheid Rotterdam, via wie het contact
loopt, dat de Waalsche Gemeente er al van heeft afgezien.
Dan maar op een andere manier, en niet in de vrije koloniën maar
in het bedelaarsgesticht, zal Jean Nicolaas Fortanier gedacht
hebben. Op 12 augustus 1843 wordt hij de Ommerschans weer
binnengebracht. Vanuit Beilen, dus waarschijnlijk is hij op eigen
houtje naar Drenthe getrokken tot hem verteld werd dat je nooit
rechtstreeks in Veenhuizen, maar alleen in de Ommerschans
opgenomen kan worden.
Waarna Beilen zo vriendelijk is hem ter plekke af te leveren. Hij heeft in toegang 0137.01 invnr 429 nu het bedelaarsnummer 1627. Hij wordt 21 augustus 1843 overgeplaatst naar Veenhuizen.
Inmiddels heeft zoon Antoine Nicolaas een ernstig probleem. De
adjunct-directeur van de vrije koloniën schrijft op 27 februari
1844, invnr 287 scan 527 (NB: allekolonisten.nl geeft abusievelijk
scan 524):
Bij den kolonist Verhoeks, in kol 2, is ingedeeld A. Fortanier, 17 jaren oud, die doorgaande is aangehaald met hoofdzeer, zoo erg, dat hij reeds meer dan vijftig malen is getrokken, zonder eenig goed gevolg.
Die menschen, nu, kunnen hem, ook, omdat zij vrezen, dat hunne kinderen daardoor worden aangestoken, niet langer hebben en daar zoo iemand, ook bij anderen, bezwaarlijk is in te deelen, althans niet bij zulke kolonisten, van wien men mag vertrouwen, dat zij de kwaal met genoegzamen zorg zullen behandelen, zoo heb ik gemeend, UwEd in overweging te moeten geven, of het geen zaak zoude zijn, om hem, ter genezing, naar één der gestichten te Veenhuizen op te zenden.
Zie voor meer over hoofdzeer hier.
op welke pagina er overigens sprake is van geneesmiddelen ter
behandeling die er in de 19e eeuw NIET waren. De directeur brengt
het idee op 28 februari 1844, invnr 287 scan 525, over aan de
permanente commissie, inclusief zijn verwachting...
(...) dat de lijder te Veenhuizen, door zorgvuldiger ziekendieet, eerder dan hier in de gewone koloniën, zal kunnen herstellen.
De permanente commissie besluit hiertoe op 14 maart 1844 en op 21 maart 1844 gaat Antoine Nicolaas Fortanier naar het eerste gesticht te Veenhuizen. Voor het eerst zijn vader en zoon samen in één kolonie.
Dat duurt zo'n vijf maanden. Op 12 augustus 1844 is Antoine
Nicolaas blijkbaar geheel genezen van het hoofdzeer. Over de
behandeling in Veenhuizen schrijft Miek Roelfsema in De
gezondheidszorg in de Noord-Nederlandse koloniën van de
Maatschappij van Weldadigheid tussen 1818 en 1859:
Ter genezing gebruikte Schünlau als geneesheer van het eerste gesticht aanvankelijk milde en eenvoudige middelen. Hij ging er namelijk van uit, dat de ziekte het gevolg was van algemeen gebrek en de daarbij behorende scrofulose of tuberculeuze klierziekte bij kinderen. Naarmate de patiëntjes een betere conditie kregen, zouden de afwijkingen vanzelf verminderen. Bij kleine kinderen werd het hoofd ingesmeerd met middeltjes, die Schünlau in de medische literatuur had gevonden, waaronder een Frans poeder. Dikwijls werden ze ook met warme omslagen behandeld (gefomenteerd). Het haar van de oudere kinderen werd kort geknipt of afgeschoren en het hoofd dagelijks gereinigd. Aangezien het gewenste effect uitbleef, was Schünlau echter genoodzaakt om tot meer ingrijpende maatregelen over te gaan. Bij oudere en kleine maar gezonde kinderen werd het haar nu dagelijks verwijderd met pekpleisters en vervolgens met een harsachtige balsem ingesmeerd. Dit was een probaat middel, want aan het einde van het jaar bleken er een groot aantal ‘zeer schoone hoofden met haar’ te hebben gekregen. Deze succesvolle methode bleef dan ook in gebruik en het werd de gewoonte om ernstige gevallen van hoofdzeer, die zich elders in de koloniën voordeden, voor een behandeling naar Veenhuizen te sturen.
Antoine Nicolaas keert uit Veenhuizen terug naar de vrije
koloniën en komt eerst in de kolonie Frederiksoord, bij een van de
kolonisten van het eerste uur, Johannes Hendrikus Bodenstaff, zie hier. Dat is
op hoeve 135 van Frederiksoord, scan 142 in het stamboek met invnr
1350.
Hij woont er een maand en komt dan op 19 september 1844 weer in
het huishouden waar hij vóór zijn kuur in Veenhuizen woonde, hoeve
51 van Wilhelminaoord bij Aegidius Verhoeks. Althans bij de weduwe
van Verhoeks want zelf is die 25 juli 1844 overleden.
Dan is het 1845, het jaar waarin Antoine Nicolaas 19 wordt en dus het jaar dat hij moet meeloten voor de militaire dienst. Maar hij verschijnt 20 januari 1845, invnr 301 scans 32-33, op de lijst van jongeren die vrijstelling van militaire dienst zouden kunnen krijgen:
Maakt aanspraak op vrijstelling, als hebbende vier nog in leven zijnde broeders, waaronder begrepen één zoogenaamden halven broeder, die de jongste is.
De oudste, genaamd Gieljan François, is 24 jaren oud, en staat in dienst bij de 9 afdeeling infanterie te Venloo, voor zijn eigen nummer.
De daarop volgende Andries Jozef, 22 jaren oud, is vrijgeloot - waar deze zich thans bevindt weet hij niet.
De derde, met name Johan Pierre, 20 jaren oud, is mede voor zijn eigen nummer in dienst getreden, staande bij dezelfde afdeeling als van den anderen oudsten broeder is opgegeven.
De vierde uit het tweede huwelijk zijn vaders gesproten broeder Izaak Herman, zoude volgens zijn zeggen p.m. 7 jaren oud zijn, dat hij echter niet bepaald kan opgeven.
Zijn vader Johan Nicolaas Fortanier is thans te Veenhuizen aan het tweede gesticht als bedelaarskolonist en vroeger gehuwd geweest met Jane Salvius die te Delft is overleden.
Later is Fortanier hertrouwd met Davia van Gorcum, van welke hij wettig is gesepareerd. Deze zijne laatste vrouw woont te Rotterdam en heeft het door hem bij haar verwekte hierboven reeds omschreven kind met name Izaak Herman bij zich inwonen. Welke straat of wijk zij bewoont en wat haar bedrijf is, weet hij niet op te geven.
De noodige bewijzen van een en ander mist hij.
Van de leeftijden van de broers klopt helemaal niets, maar dat
zal slordigheid zijn van de adjunct-directeur, die bovendien met
'Gieljan' de naam Guillaume nogal typisch spelt.
De bewijzen moeten dus nog verzameld worden en dat vraagt de
permanente commissie op 1 februari 1845 N12 aan Rotterdam en die
doet haar best. Op 16 april 1845, invnr 303 scan 549, delen
Burgemeester en Wethouders van Rotterdam mee dat het 'attest van
broederdienst' is opgemaakt en Antoine Nicolaas 'bereids door den
Militieraad voor één jaar is vrijgesteld'.
Op 26 april 1845, invnr 305 scan 879, geeft de directeur opdracht
aan de adjunct-directeur van de vrije koloniën om dit heugelijke
nieuws aan Antoine Nicolaas mede te delen. Hij heeft het over
'A.N. Fortanier, bij de weduwe Verhoeks ingedeeld', maar dat duurt
niet lang meer. Op 8 mei 1845 wordt hij overgeplaatst naar hoeve
63 van Wilhelminaoord.
Dat staat op scan 63 van invnr 1356, en is bij de kolonist Pieter
van der Sluis. Deze hoeve is afgebroken tussen 1890 en 1926, maar
stond aan de Oostvierdeparten, kadastraal Noordwolde C 830, met de
coördinaten 52.88390 en 6.118470.
Hij woont hier drie maanden en gaat 10 augustus 1845 over naar
hoeve 95. Dat is weer terug op de Jongkindt Conincklaan,
kadastraal Vledder A 280, coördinaten 52.894001 en 6.225498. Op
scan 95 van het stamboek met invnr 1356 valt te zien dat hij is
ingedeeld bij kolonist Bartholomeus de Jong. Hier krijgt hij
gezelschap van de beruchte voormoeder van Philip Freriks, Anna
Christina Wicart, zie hier.
En dan... blijkt er iets drastisch veranderd in de opstelling
jegens dienstdoen in het leger. In samenspraak met zijn nog steeds
in Veenhuizen verblijvende vader wil Antoine Nicolaas nu HEEL
GRAAG in militaire dienst!
Op 17 november 1845, invnr 332 scan 187, vraagt de directeur aan
de adjunct-directeur te willen zorgen voor 'een certificaat van
den Geneesheer nopens de ligchaamelijke geschiktheid voor de
militaire dienst, met opgave zijner lengtemaat'. En op 26 november
1845, invnr 332 scan 205, wil hij de toestemming van de vader
terug hebben om het papierwerk af te ronden.
Als dat gebeurd is, schrijft hij 1 december 1845, invnr 315 scan
75, aan de permanente commissie:
De bestedeling A.N. Fortanier, No 129B, nu 4 jaren in de gewone kolonien, van Rotterdam, en 19 jaren oud, verlangt vrijwillig in militaire dienst te treden, waartoe hij, volgens nevensgevoegde bewijzen, de toestemming zijns vaders, de bedelaarskolonist J.N. Fortanier, No 1627, te Veenhuizen, bekomen heeft, en ook de ligchamelijke geschiktheid schijnt te bezitten, waarom ik gemeend heb, de vrijheid te moeten nemen UwHEdG thans te verzoeken, toestemming, dat hij zich naar Zwolle begeve, om zijn voornemen te volbrengen.
Liever gaf hij zich te Rotterdam aan, maar daar hij, wegens eenigen tijd verblijf te Veenhuizen, om ziekelijkheid, schuld gemaakt heeft, die thans nog ƒ 1,85 bedraagt, en dus dan reisgeld zou behoeven, zal hij, desnoods, zich te Zwolle aangeven.
Deze brief wordt ook genoemd op het maandoverzicht, invnr 332
scan 214. Bijgevoegde Invnr 315 scan 78 is een notitie van een
klerk die ten behoeve van de permanente commissie even heeft
uitgezocht wie die Antoine Nicolaas Fortanier ook al weer is en
hoe die in de kolonie is gekomen. De genoemde bijlagen, zoals de
toestemming van zijn vader, zitten er niet meer bij.
Op 7 januari 1846, invnr 313 scan 677, laat de uitbestedende
instantie, de Commissie van Oppertoezigt over 't Algemeene
Armbestuur te Rotterdam, weten dat zij het prima vinden als
Antoine Nicolaas vrijwillig in dienst gaat. Maar verder gebeurt er
niets.
Op 16 februari 1846, invnr 315 scan 79, herinnert de directeur de permanente commissie aan de kwestie en voegt hij toe:
Die jongen, benevens zijn vader, dringt sterk aan op de uitvoering van dit voornemen, waartoe nog benoodigd is
- zijne geboorte-acte, zijnde hij te Delft geboren den 30e Mei 1826 en van de Waalsch Gereformeerde Gemeente.
- een bewijs dat hij aan de Nationale Militie heeft voldaan, en
- een Certificaat van goed gedrag,
welke beide eerste stukken dus door UwHEdG. tusschenkomst van zijne besteders te Rotterdam worden verlangd, met terugzending van het consent zijns vaders, terwijl wij hem hier het bewijs van goed gedrag meenen te mogen geven.
Hij zal na het bekomen der stukken zich naar Groningen begeven, alwaar hij, zoo het schijnt, wel zal worden aangenomen, waar naar hij zeer verlangt.
Op 28 februari 1846, invnr 332 scan 339, schrijft de directeur
aan de adjunct-directeur van de vrije koloniën dat hij moet zorgen
dat Antoine Nicolaas Fortanier en nog drie jongens 'zich op
maandag den 23 maart e.k., 's morgen te 11 ure voor den
Militieraad te Heerenveen vervoegen, ten einde onderzocht te
worden'.
En op 10 maart 1846, invnr 332 scan 355 heeft hij het laatste benodigde stuk binnen en stuurt hij aan de adjunct-directeur van de vrije koloniën:
Een geboorte-acte en het consent zijns vaders van den bestedeling A.N. Fortanier No 129B, om, nadat hij den 23e dezer voor den Militieraad te Heerenveen zal zijn verschenen, naar den Heer Provinciaal Commandant van Vriesland op te zenden, om, goedgekeurd wordende, vrijwillig in militaire dienst te worden aangenomen. Uwed wordt gemagtigd om hem te dien einde nog een bewijs van goed gedrag uittereiken.
En dan is het inderdaad zo ver en op 27 maart 1846 treedt Antoine
Nicolaas Fortanier vrijwillig in militaire dienst.
Maar 2 april 1846 is hij al weer terug in de kolonie. Volgens de
kolonistendatabase omdat hij 'wegens gebrek aan lengte ongeschikt
bevonden' is, maar ik weet niet waarop die informatie gebaseerd
is. Het is wel logisch, want dat is meestal de reden waarom
jongens terugkomen uit dienst, maar het is ook raar, omdat
blijkens het vorenstaande hij ook al door de arts van de kolonie
onderzocht is. Kan die niet meten?
Rond die tijd schrijft vader Jean Nicolaas Fortanier weer een
rekwest dat hij uit de bedelaarsgestichten weg wil. Het ministerie
van Binnenlandse Zaken vraagt 30 juni 1846 de mening daarover van
de Maatschappij en de directeur meldt 30 juli 1846, invnr 323 scan
711, de plannen van Jean Nicolaas na zijn vrijlating:
Hij zal zien te Rotterdam op een der kantoren geplaatst te worden, waarin hij door zijnen zoon A.J. Fortanier, boekhouder bij den Heer N. Koning D.z., denkt geholpen te worden.
En geeft de inschatting van de directie over zijn toekomstperspectief:
Hij is te Veenhuiizen geruimen tijd als schrijver in de Apotheek ijverig werkzaam geweest, en zal, werk bekomende, wel in zijn onderhoud kunnen voorzien.
Hij heeft dan een tegoed van ƒ 2,34 op het kledingfonds en ƒ
25,13 op zijn verdiensten. Dat geld krijgt hij mee als hij op 25
september 1846 wordt ontslagen.
Kort daarvoor is zoon Antoine Nicolaas weer overgeplaatst. Hij
gaat op 6 augustus 1846 naar hoeve 1 van Wateren, bij de weduwe
Beenen, zie over haar en die hoeve deze pagina.
Vervolgens wordt hij, op 9 januari 1847, opgenomen in het
Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, waar hij het
kwekelingnummer 34 krijgt. Hij is dan al 19 jaar en dat is voor
het Instituut best oud.
Twee maanden later wordt vader Jean Nicolaas weer opgenomen in
het bedelaarsgesticht. Hij staat met nummer 5568 in het register
toegang 0137.01 invnr 431. Aankomst 9 maart 1847, vanuit
Rotterdam. Dit is al zijn derde opname.
Op 26 mei 1847, invnr 339 scan 671, na vier maanden op het
Instituut te Wateren, draagt de Instituteur, die tevens Opziener
der scholen is, Antoine Nicolaas Fortanier voor als ondermeester
bij het derde gesticht te Veenhuizen. Welke voordracht wordt
overgenomen door de directeur, Invnr 339 scan 669, die hem als
derde ondermeester bij dat gesticht aanstelt.
Hij maakt de Instituteur zijn besluit bekend op 10 juni 1847,
invnr 340 scan 804 en op 19 juni 1847 vertrekt Antoine Nicolaas
uit Wateren naar het derde gesticht. De directeur had wel een
voorbehoud gemaakt over het salaris. Antoine Nicolaas moet in de
kost bij een arbeidersgezin of een gezin van een ambtenaar, en zal
daar wel twee gulden per week aan kwijt zijn. Omdat het salaris ƒ
2,30 per week bedraagt, zou hij slechts dertig cent te besteden
hebben.
Het voorstel is het salaris te verhogen tot ƒ 2,50 per week en daar gaat de permanente commissie mee akkoord. Op 2 juli 1847, invnr 342 scan 240, schrijft de directeur aan de adjunct-directeur van het derde gesticht:
Voorts deel ik UwEd ter uitvoering mede dat de P.C. bij resolutie van 28 Juny jl N6 het salaris van den 3e ondermeester A.N. Fortanier op f 2,50 heeft bepaald
De directeur deelt dat besluit diezelfde dag ook mee aan de
Instituteur van Wateren, invnr 342 scan 241. Een derde
ondermeester geeft les aan de kleinste leerlingen, kinderen van 6
en 7 jaar oud.
De bedelaarkolonist Jean Nicolaas Fortanier wordt op 18 maart
1848 overgeplaatst van de Ommerschans naar Veenhuizen en woont nu
weer in dezelfde kolonie als zijn zoon, de ondermeester. Het duurt
opnieuw zo'n vijf maanden.
Op 7 augustus 1848 loopt Antoine Nicolaas Fortanier van
de kolonie weg, hij staat in invnr 1389 genoteerd als
'gedeserteerd'. Daarna wortdt er in de koloniën van weldadigheid
nooit meer iets van hem vernomen. In zijn latere leven staat hij
te boek als korenkopersknecht of met andere beroepen, maar nooit
meer iets dat met onderwijs te maken heeft.
Vader Jean Nicolaas blijft in Veenhuizen. De inschrijving met
nummer 5568 loopt door in invnr 436, hij wordt 15 mei 1851
ontslagen. Dit keer redt hij het niet lang op eigen benen. Vier
maanden later is hij er al weer voor zijn vierde opname, 14
oktober 1851. Hij komt aan vanuit Zwolle, wat altijd wijst
op een vrijwillige opname. Hij staat in het register van bedelaars
toegang 0137.01 invnr 436 met het nummer 5769. Hij wordt 20
december 1851 overgeplaatst naar Veenhuizen. De inschrijving loopt
door in invnr 439 en hij wordt 2 juni 1857 ontslagen.
Daarna keert hij niet meer terug, dus aangenomen mag worden dat
een van zijn zoons zich over hem ontfermd heeft.