Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Bij het begin van Willemsoord en het begin van het onderwijs
aldaar werkt Jacob Remmelt Booij, zie
hier er als hoofdonderwijzer. Die wordt juni 1822
overgeplaatst naar Frederiksoord.
De omgeving wordt afgespeurd naar een nieuw schoolhoofd en dan
verschijnt Harmen Barend Otten uit Oldemarkt op het toneel. Hij
wordt per 24 juni 1822 aangesteld als onderwijzer van
Willemsoord. Hij verdient dan ƒ5,50 per week, dus ƒ286,- per jaar.
Hij neemt zijn intrek in de onderwijzerswoning bij de school, zie de locatie op dit kaartje.
Later dat jaar wordt zijn taak wat lichter als hij door de
oprichting van een bijschool in Willemsoord-Steggerda, zie hier, minder leerlingen
krijgt.
Otten staat eerst achterin het stamboek Willemsoord met invnr
1407 (daarvan zijn geen scans) en daarna in het stamboek met invnr
1358 op scan 59. Zie bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken
zijn. Daar staat bijgeschreven dat hij is overgebracht: 'Op het
register der ambtenaren' (dat gebeurt in 1828) en dan zitten we op
respectieveijk folio 11 en folio 27 van de de scanloze invnrs 997
en 998.
In het maandblad van de Maatschappij van Weldadigheid de Star
van 1825 schrijft de adjunct-directeur voor het
schoolwezen Jan Hessels van Wolda op pagina 691:
Ook de school in Koll. No. 3, werd in het afgeloopen jaar vlijtiger dan immer bezocht. De even brave, als werkzame onderwijzer H. B. OTTEN, geholpen door den goeden jongeling PIETER VAN DER KOOG, spaarde geene moeite, om zijne gewigtige bediening getrouw waar te nemen, en telde doorgaans, vooral des winters, een getal van 489 leerlingen.
De dominee van Steenwijkerwold is ook tevreden. Bij een opsomming
van mensen die hem goede diensten bewezen hebben bij de
godsdienstige vorming van de hervormden, schrijft hij in hetzelfde
blad op pagina 679:
De schoolmeester H. B. OTTEN was mij zeer behulpzaam in zwakke leerlingen te bekwamen, en bij het onderwijzen der jeugd, de gemoederen door het psalmgezang tot orde te stemmen.
In het 'Jaarlijksch verslag, betrekkelijk het Schoolonderwijs in
de Kolonie der Maatschappij van Weldadigheid, van den 1 April 1825
tot den 1 April 1826', afgedrukt in de Star van september 1826,
pagina 638 en verder, en samengevat op deze pagina, wordt
gemeld dat 'de brave en werkzame Otten geholpen door van der
Koogh uit Dordrecht' het aantal van 315 leerlingen onder zich
heeft. En Jan Hessels van Wolda schrijft:
Met genoegen heb ik menigmaal dit onderwijs bijgewoond. Er heerschte op deze school een zeer goede geest tusschen onderwijzers en leerlingen.
Soortgelijke meldingen In volgende nummers van de Star,
en het vanaf 1827 verschijnende Vriend des Vaderlands, heb
ik hier niet opgenomen.
Op 25 september 1826 levert Jan Hessels van Wolda een lijst af, zie hier, met 'zoodanige onderwijzers en ondermeesters in de kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, wier traktement eenige verhooging noodig hebben'. Daarop staat ook vermeld:
Harm Berends Otten, 1e onderwijzer te Willemsoord, heeft ƒ 5-50. legt zich met al zijn krachten toe op de verbetering van het onderwijs.
Jan Hessels van Wolda schrijft rond die tijd ook een brief, zie hier, waaruit blijkt dat
meester Otten nog les geeft bij kaarslicht.
De activiteiten van Van Wolda leiden pas tot resultaat per 1
januari 1828 met de verordeningen voor het onderwijs, zie deze pagina. Dan wordt
Harmen Barend Otten onderwijzer der tweede klasse, wat 350 gulden
per jaar verdient.
September 1831 klagen Otten en zijn ondermeesters, bijlage 2 op deze pagina,
dat zij onderscheidene avonden, wanneer de avondschool voor de meisjes bestemd, inviel, door eenige kwaadwillige jongelingen zeer gestoord werden, in het geven van het onderwijs.
De hindernissen deswege bestonden in de volgende uitvoeringen:
• verscheidene malen werd ’s avonds onder den schooltijd op de glazen geslagen of getikt;
• op eenen kleinen afstand van de school, worden allerhande zedenbedervende liedjes gezongen;
• de deur werd van buiten met eenen stok, dwars over het deurkozijn vastgemaakt of een touwtje voor dezelve gespannen;
• tweemaal zijn eenige meisjes, nadat zij de school verlaten hadden, weder teruggekomen, met eene klagte, dat zij met modder en kluiten geworpen werden.
De klachten worden behandeld bij de raad van toezicht van
Willemsoord, bijlage 1 op dezelfde pagina, en bij de raad van
politie en tucht, hoger op die pagina, en de betreffende jongens
vliegen de strafkamer in.
Op 1 juni 1832 treedt Harmen Barend Otten te
Steenwijkerwold in het huwelijk en dat is het moment om de
gezinsgegevens te doen:
● Harmen Barend Otten is volgens de kolonieadministratie
geboren 24 januari 1798, maar in werkelijkheid is zijn doopdatum 14
januari 1799 te Oldemarkt, volgens zijn huwelijksakte als
zoon van Berend Harms Otten en Aaltje Wichers. Zijn voornamen
komen ook voor als Harm Berends en Hermen. Hij is net als de
andere gezinsleden hervormd. Hij trouwt met:
● Annigje Schurer, geboren 13 juli 1812, vogens
haar huwelijksakte als dochter van Bartholomeus Schurer, sinds 1
juni 1825 onderdirecteur van Willemsoord, en Marie Koster
(overleden 19 september 1826). Annigje heeft dus ongetwijfeld ook
als leerlinge bij meester Otten in de klas gezeten. Ze krijgen de
volgende kinderen, allemaal geboren te Wilemsoord:
● Maria Otten, geboren 6 maart 1833. maar zij
overlijdt al 14 juli 1833,
● Bartholomeus Otten, geboren 8 mei 1834, dus
vernoemd naar zijn grootvader aan moeders kant, en
● Berend Otten, geboren 31 januari 1837, dus
vernoemd naar zijn grootvader aan vaders kant.
Op 6 september 1834 doet Jan Hessels van Wolda verslag
van zijn schoolbezoeken, zie deze
pagina, waarbij hij veel verzuim constateert. Bij zijn
bezoek aan Willemsoord...
vond ik des namiddags 106 leerlingen, waarvan 61 door Otten en 45 in hetzelfde afgeschoten vertrek door Jan Fraterman oud 14 jaren, zoon van den kolonist Fraterman onderwezen worden.
Verder schrijft hij:
De onderwijzer Otten is niet ledig. Hier wordt veel gedaan, gelijk dat uit de gemaakte vorderingen van dezen zomer te zien is.
De hoogste afd: thans 32 kinderen tellende, en alle van 8 tot 11 jaren oud, is tamelijk ver in het noodzakelijke schoolonderwijs bedreven.
Sommige rekenen zelfs in de laatste helft van het rekenboek van J: van Olm, en er worden vele brieven geschreven.
Het onderwijs der kleinen, hetwelk door de afschutting zeer bevorderd is, en toch onder het oog van den hoofdonderwijzer gegeven wordt, gaat thans ordelijk, stil en geregeld voort en maandelijks worden er van hier naar de groote school bevorderd, dat tevens eene drijfveer is tot vlijt en ijver.
Bij de tuchtraad van 31 augustus 1835 ligt een brief van
meester Otten, bijlage
2, over de 'verregaande zedeloosheid en lastertaal' van twee
leerlingen.
Bijna elke schoolles welke door gemelde leerlingen bezocht wordt maken zij zich aan ongehoorzaamheid jegens hunne onderwijzer schuldig. Wanneer wij hen op de zachtaardigste wijze, uit volle belangstelling voor hun wezenlijke geluk, ter betrachting van hunnen plicht, zoeken op te wekken, spreken zij dikwijls op een stuursche en brutale wijze tegen ons terug, die de grootste ondankbaarheid jegens ons allerschandelijkst te kennen geeft.
Spreken wij bij het onderwijs over de godsdienst, dan betoonen zij volstrekt den minsten eerbied niet te hebben, ja somstijds ziet men daarbij een valsche grimlach op hunne aangezigten.
Op dergelijke wijze, naar gelegenheid, hun zedelijke aanleg, steeds ten goede vormende, vermanen wij mede dezelve om telkens na het eindigen der school stil en zedelijk huiswaarts te keeren, welk verzoek op onderscheiden avonden door het schreeuwen van deze woorden, nadat zij ene wegs van de school verwijderd waren, word beantwoord
“De meester is een sodomieter”
“Een landverrader en bloedvergieter”
“Viva Oranje, hoezee!
“Weg met dat Sibbelsche vee”
Op 30 januari 1836 doet Jan Hessels van Wolda verslag van
het schoolonderwijs in de koloniën in 1835, zie deze pagina. Over
Willemsoord schrijft hij:
Van grooteren omvang was de werkkring van den ijverigen Otten, in de hoofdschool van kolonie N. 3, die, met behulp van den waardigen van der Koogh, doorgaande, des daags, 150 kinderen onderwees, terwijl iedere avondschool 100 jongens of ruim 50 meisjes bevatte.
Behalve het gewone schoolonderwijs, dat hier vlijtig en zeer gepast gegeven wordt, is hier veel werk gemaakt van het vervaardigen van bijzondere opstellen, vooral van brieven, rekeningen en quitantien, en dit is niet vruchteloos geschied; ik zag er zelf gemaakte opstellen, die wel gelezen mogten worden.
Bij de raad van toezicht van Willemsoord van 30 januari 1836,
bijlage 1 op deze
pagina, maakt Harmen Berend Otten 'bij afwezigheid van de
boekhouder' de notulen.
Op 7 februari 1837 heeft Jan Hessels van Wolda het
'Jaarverslag over het koloniale onderwijs in 1836' klaar, zie deze pagina. Over Willemsoord
schrijft hij:
De hoofdschool van Kolonie no.3 was in menig opzigt de merkwaardigste dezer Kolonien.
Daar was het, dat dezelfde onderwijzer 15 jaren lang onafgebroken en steeds met denzelfden ijver bezield, arbeidde; daar was het, en daar is het nog, waar de onderwijzer de achting en het vertrouwen der ouders en kinderen in ruime mate geniet.
Zijn werk is ook niet vruchteloos geweest: er is van zijn onderwijs een goed gebruik gemaakt, ook in het afgeloopen jaar.
De ondermeester ter Hoeven beantwoordt hier aan zijne bestemming, en beide werken eensgezind, onverdroten ter bevordering van het heil hunner leerlingen.
De nijvere Otten is van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de school.
Na alle scholen bezocht te hebben schrijft Jan Hessels van Wolda
op 5 april 1837, zie op deze pagina:
Alle onderwijzers dezer kolonien beijveren zich om de achterlijke scholieren voort te helpen, zeer goed begrijpende, dat deze alle hulp en onderwijzing noodig hebben, doch het gelukkigst wordt hierin geslaagd door de onderwijzers Otten, Uhl en Meijer.
Door een besluit op 24 juli 1837, zie hier, gaat Harmen
Barend Otten er 25 gulden in salaris op vooruit.
Harmen Barend Otten overlijdt op zondag 28 januari 1838,
39 jaar oud. In een brief van 9 februari 1838, invnr 192
de scans 185-187, doet Jan Hessels van Wolda voorstellen voor de
opvolging, onderwijl
nog met weemoed gedenkende aan het vroegtijdig afsterven van den zeer verdienstelijken Hoofdonderwijzer van Willemsoord, H.B. Otten, alsmede aan het lot zijner nagelatene weduwe en kinderen
Daarbij gaat hij ook in op de laatste weken van Harmen Barend
Otten:
Otten heeft op zijn doodbed verlangd, dat v.d. Koogh, die hij kende en die met den toestand der leerlingen bekend is, en bij de kolonisten gezien was, zijne betrekking, tijdelijk, mogte waarnemen, dat dan ook 14 dagen lang, bij het leven des onderwijzers heeft plaats gehad, en hetwelk hij nog doet.
Zodat Pieter van der Koogh, voormalig hulpmeester van Otten,
voorgedragen wordt als nieuwe hoofdonderwijzer van Willemsoord.
Annigje Schurer weduwe Otten en de drie kinderen verlaten 18
mei 1839 de onderwijzerswoning en de kolonie.