Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Op 6 augustus 1825 besluit de permanente commissie Albert Schuurman als onderwijzer aan te stellen. Uit het besluit, dat zich bevindt in invnr 961, het mapje 1825, wordt meteen duidelijk wie Schuurman heeft aanbevolen:
Besluit van de Perm. Komm. van Weldadigheid, houdende aanstelling tot schoolonderwijzer van den Heer Albert Schuurman, van den 6 Augustus 1825
De Perm. Komm. van Weld.
Overwegende de behoefte aan nog één schoolonderwijzer in de nieuwe Etabl. te Veenhuizen;
Overwegende de gunstige voordragt des Heeren Prof Th. van Swinderen, van den persoon van Albert Schuurman tot genoemde betrekking;
Besluit:
Art. 1
De Heer Albert Schuurman wordt aangesteld tot schoolonderwijzer in een der etabl. te Veenhuizen, op het gewoon jaarlijksch daar aan verbonden traktement, integaan met den dag van zijne aankomst.
Art. 2
De Heer Direkteur der Koln wordt uitgenoodigd, den benoemden schoolonderwijzer naar dat Etabl. te despicieren, hetwelk naar zijn inzien, delzelven meest zal behoeven.
En zal afschrift deze zoo wel aan den benoemden, als aan den Heer Direkteur, worden gezonden; yen fine van informatie en executie.
Aldus gearresteerd door de P.K. van W. te 's Gravenhage, den 6 Aug 1825
Genoemde Theodorus van Swinderen is een vooraanstaand
onderwijskundige in Groningen, die al eerder onderwijzers aan de
koloniën heeft geleverd. Uit het personeelsregister met invnr 997,
folio 51, blijkt dat Albert Schuurman zich heeft gehaast om in
Veenhuizen te komen en zijn betrekking aanvaardt op 15
augustus 1825.
De permanente commissie vergeet bij dit besluit dat zij zelf de afgelopen jaren een rommelig zootje gemaakt heeft van de salariëring door af en toe een leerkracht extra te belonen. En na er blijkbaar een tijdje over nagedacht te hebben, schrijft de directeur der koloniën Wouter Visser op 7 oktober 1825, invnr 76:
In het besluit der Permanente Kommissie van den 6 augustus N2, waar bij de Heer Albert Schuurman als schoolonderwijzer te Veenhuizen wordt aangesteld, is deszelfs tractement op het gewone bepaald;
dit gewone nu veronderstelde ik te zijn ƒ5,20 als het salaris van de meeste der geemployeerden, wijl ten aanzien van de onderwijzers haar salaris geen gewoon of doorgaande sommen bestaat, lopende dit van ƒ3- tot ƒ7,50 per week;
intusschen schijnt den onderwijzer Schuurman van gedagten te zijn, en wel op grond dat den onderwijzer Zwarts ƒ7,50 wekelijks geniet, dat ook aan hem dat salaris is toegelegd en behoort te worden uitbetaald;
waar in ik zwarigheid gevonden heb, en mij dus verpligt vind, de intentie der Permanente Kommissie dienaangaande te vragen, gelijk ik de vrijheid neem bij deze te doen.
Zie voor de genoemde onderwijzer Zwarts deze pagina. De vraag van Wouter Visser of hij aan Schuurman ook de bijna 400 gulden per jaar moet betalen, wordt blijkbaar gewoon niet beantwoord, want acht maanden later, 3 juni 1826, invnr 79, schrijft diezelfde Visser:
In antwoord op de missive der Permanente Kommissie dd. 26 Meij no. 160 heb ik de eer te berigten dat ik, gezien hebbende het besluit der Permanente Kommissie waarbij A. Schuurmans als schoolonderwijzer te Veenhuizen wierd aangesteld, op het gewoon traktement, ik indertijd de eer had der Permanente Kommissie te observeeren dat mij voor de schoolonderwijzers geen gewoon traktement bekend was, wijl dit varieerd van f 4,00 tot f 7,50 per week, en ik daarom de vrijheid nam, haar te verzoeken het traktement van den onderwijzer Schuurman nader te willen bepalen;
hierop zo ver ik mij herinner nog geen antwoord bekomen hebbende, is aan genoemde onderwijzer slegts van tijd tot tijd eenig geld ter goede rekening verstrekt, totdat door de Permanente Kommissie de gevraagde bepaling zal zijn gegeven.
Het is mij niet bekend hoeveel 'eenig geld ter goede rekening' bedraagt en of er dit keer wel antwoord van de permanente commissie is gekomen. Waarschijnlijk komt het allemaal pas goed als de adjunct-directeur voor het onderwijs Jan Hessels van Wolda eind 1827 met de Verordeningen nopens het schoolonderwijs komt, die enige structuur aanbrengt in de onderwijzerssalarissen.
Aan Schuurman als hoofdonderwijzer van het derde gesticht wordt
hierbij 400 gulden per jaar wordt toegekend (artikel 2).
Het personeelsregister vanaf 1834, met invnr 998, geeft op folio
83, inderdaad als jaarloon 400 gulden, waar na de kleine loonronde van 24 juli 1837
vijftig gulden bijkomt.
Volgens dit register is
● Albert Schuurman geboren op 8 januari 1801 (en
was hij dus 24 jaar toen hij begon de weeskinderen in het derde
gesticht les te geven). Hij trouwt op 17 april 1833 met:
● Hermina Jurgens, geboren 3 juli 1809 en dochter
van de winkelhouder in het derde gesticht, zie deze pagina. Ze krijgen op
de kolonie één kind:
● Henderikus Schuurman, geboren 3 juni 1837.
Albert Schuurman ontvangt veel lof voor zijn werk. Van Wolda
heeft het steeds over 'den waardigen Schuurmans'. Hij doet ook
veel dingen extra. In dit
verslag bijvoorbeeld is er sprake van dat hij 's morgens
vóór schooltijd les geeft in tekenen.
Eén extra activiteit wil ik er even uitlichten. Als Johannes van
den Bosch en zijn medelid van de permanente commissie Jeremias
Faber van Riemsdijk op 26 september 1826 samen in de
kolonie zijn, geeft Albert Schuurman ze een velletje met de
'Totale begrooting van kosten tot het aankoopen van benoodigde
muzijkinstrumenten voor een simpel muzijk'. Met de volgende
opgaaf, invnr 961, het mapje 1826:
Met deze '4 klarinetten, 1 octaaf klarinet, 4 ordinaire fluiten, 1
octaaf fluit, 2 waldhoorns en muzijkpapier' begint het orkest van
weeskinderen in het derde gesticht. Dat orkest wordt een paar keer
genoemd in De kinderkolonie, het treedt steeds op bij
kerkdiensten en feesten, het zal door diverse buitenstaanders
geloofd worden en voor sommige weeskinderen ook een muzikale
toekomst openen (zie Christoffel
Kleinzoon).
Veel later zal ter financiering van het orkest door de permanente
commissie op voorstel van Johannes van den Bosch het besluit van
28 september 1840 N19, invnr 978, worden genomen: 'De bus voor de
bezigtigingen der stoomfabrijk te Veenhuizen ten voordeele van het
muzijkkorps te bestemmen', zie hier.
Op 3 juli 1838 wordt -
volgens het personeelsregister met invnr 998, folio 83 - het
dienstverband van Albert Schuurman beëindigd en verlaat hij met
vrouw en zoon de kolonie. Waarom dat is weet ik niet, maar kom
ik nog wel een keer achter. Hij is daarna onderwijzer te
Middelstum in Groningen.