Catharina en Christiaan Bärenfänger, of Barenfanger of Barend Pinger of Peerevinger of Beerentengen of Peerenvanger of Baanvinger

De regenten van de Stadsarmenkamer in Schiedam sluiten in mei 1820 met de Maatschappij van Weldadigheid het contract A18. Een uitleg overt A-contracten staat op deze pagina, maar het komt er op neer dat Schiedam zes weeskinderen mag sturen, plus een of twee 'huisverzorgers' om op die wezen te passen, en twee verarmde gezinnen, zodat er dus DRIE koloniale hoeves voor Schiedam zijn.

Waarschijnlijk heeft de subcommissie van weldadigheid Schiedam bemiddeld bij het tot stand komen van dit contract, zie over die subcommissie deze pagina. Die subcommissie sluit tegelijkertijd zelf ook een contract met de Maatschappij, het contract C9. Zie voor een uitleg weer de contractenpagina en het voordeel voor de subcommissie is dat ze dat voor een deel kunnen betalen met de opgehaalde contributiegelden.

Kort na het afsluiten van de contracten is de kolonie Willemsoord klaar voor bewoning en op 20 augustus 1820 arriveert het gezelschap uit Schiedam. Daarvan is een aankomststaat in invnr 1343, maar daar hebben ze zo'n zootje gemaakt van de namen dat ik die niet afdruk.

Eerste konvooi
De subcommissie viert dit met een bericht in de Staatscourant. De tekst daarvan staat afgedrukt op deze pagina, en daar staat ook een opsomming uit welke mensen dat eerste konvooi Schiedammers bestaat. Een van hen is Christiaan Bärenfanger, in het krantenartikel aangeduid als 'Christiaan Ba­rend Pinger' en hij wordt met de andere weeskinderen ondergebracht bij Adriana Broekman weduwe Coenraad Tuilen.

Ze staan als bewoners van hoeve 86 in het stamboek met invnr 1407, zie hier voor meer informatie over dat stamboek, en hieronder een fotootje ervan. Te zien valt dat hij nu als 'Kristiaan Peerenvanger' door het leven gaat. in de kolonieadministratie staan twee geboortedata van hem, 25 november 1809 en 12 februari 1810, zie helemaal onderaan de pagina hoe het zit.

 

Nog een contract
Blijkbaar bevalt het de Schiedamse armenzorg, want op 29 maart 1822 sluiten de regenten ook het contract A39 af. Ze staan dan te boek als de Magistraatsarmenkamer, maar volgens mij is dat hetzelfde als de Stadsarmenkamer. Er kan dus weer een kluit verarmd Schiedam naar de kolonie en dat gebeurt midden juli 1822.

De regenten pakken het nu anders aan, want ze kunnen in Schiedam geen huisverzorgers vinden. In plaats van zes wezen met een huisverzorger en twee gezinnen, sturen ze nu drie gezinnen die elk twee wezen in huis krijgen. Of daarover gecorrespondeerd is met de Maatschappij heb ik niet nagekeken.

Tweede konvooi
Op 21 juli 1821 komen aan twee gezinnen en zes wezen, het derde gezin zal iets later komen. Onder die wezen 'Catharina Beerentengen', de oudere zus van Christiaan. Op de aankomststaat, invnr 1370, is aangetekend dat zij zal worden 'ingedeeld bij het gezin dat te wachten is', maar dat zij 'provisioneel', voorlopig, wordt ondergebracht bij de al wel aangekomen Schiedamse gezinnen (Deems en Pennink). Ze worden allemaal gevestigd in de kolonie Wilhelminaoord.

Op 25 augustus 1822 arriveert dat laatste Schiedamse gezin, Jacobus Hille met echtgenote Adriana Daams of Daems, en drie dochters. Bij hen komt Catharina in huis. Volgens de aankomststaat van Hille komen ze op hoeve 97 van Wilhelminaoord, maar er zijn uit deze periode geen stamboeken bewaard gebleven waarin we dat kunnen nakijken.

Het onderkomen van Christiaan, hoeve 86 van Willemsoord, heeft als tegenwoordige adres Löhnislaan 2, met de coördinaten 52.826800 en 6.082000, en dat van Catharina, hoeve 97 van Wilhelminaoord, ligt aan de Westvierdeparten en heeft de coördinaten 52.85750 en 6.12373. Ze wonen dus niet zo wezenloos ver van elkaar, maar het is onbekend of ze contact met elkaar hebben.

Hommeles in Huize Hille
Al snel, op 17 februari 1823, overlijdt de man des huizes Jacobus Hille, 33 jaar oud. En dan blijkt het in het huishouden niet goed te zitten. Op 17 maart 1823 schrijft de subcommissie van weldadigheid Schiedam aan de permanente commissie, invnr 64 scan 620-621 (zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn):

Op verzoek van de magistraatsar­menkamer dezer stad brengen wij ter uwe kennisse, dat bij haar berigt is ingekomen van het overlijden van twee hoofden van huisgezinnen, Jacobus Hille en Arij Kamans in de colonie gevestigd; dat de wed. van de eerstge­noemde zich bij voortduuring bezwaard gevoelt met de inwooning van Catharina Berenfan­ger en Wouter van Duyn die beide tot den protestant­schen godsdienst behoren, terwijl de wed. roomsch is.
Ernstig en bij herha­ling verzoeken dus regenten van genoemde kamer dat deze kinderen bij een ander huisgezin van dezelfde religie, overeenkomstig de orde en belofte der Permanente Commissie zelve mogen worden ingedeeld.


Een vroeger schandelijke levenswijze
Zo'n brief stuurt de permanente commissie dan altijd door naar de directeur der koloniën om er zijn licht over te laten schijnen en dat doet de directeur op 30 maart 1823:, invnr 64 scan 776-777:

en betreffende de wed. Hille welke zich bezwaard gevoelt met de inwoning van Catharina Berenfanger en Wouter van Duin, moet ik in de eerste plaats aan de attentie der Permanente Kommissie adresseeren, dat tengevolge van het kontrakt van vestiging 3 huisgezinnen met zes wezen om bij hun te worden ingedeeld, in plaats van 2 huisgezinnen en 6 wezen om onder huisverzorgers te worden gesteld, zijn gezonden;

dat het dus natuurlijk is, dat ook Hille thans de wed., met twee dier kinderen buiten eenige schade der Maatschappij wordt belast, en uit hoofde onder die gezonden huisgezin slegts een tot de protestantsche godsdienst behoord, en alle de kinderen gereformeerd zijn, is het mijns er agtens niet wel mogelijk een van deeze kant convena­bele indeeling te bewerkstelligen, dan ingeval die kinderen bij andere, niet van Schiedam gezonden huisgezinnen, of wel bij huisgezinnen uit dien stad, ten gevolge van een vroeger kontrakt gevestigd, worden geplaatst;

maar hieromtrent behoord in de tweede plaats te worden aange­merkt, dat Catharina Berenfanger aan eene ziekte, de gevolgen van een vroeger schandelijke levenswijze laboreerd (waarmede zij is hier gekomen doch toen niet bij mij bekend) die haar zeker aan ieder huisgezin tot een last zoude doen verstrekken,
en dat Wouter van Duin is een jongen wiens zwakke geest vermogens, hem tot bijna alles onbekwaam maken; waaruit dan ja wel volgt dat de wed. Hille gegronde reden van klagten kan hebben; maar ook dat dat naar mijn inzien, hier in niet wel anders kan worden voorzien, dan door tusschenkomst van H.H. besteders zelve, hetzij met terugneeming der kinderen, of een zeker toelage voor de wed.


Catharina blijft bij Hille
Oftewel, Catharina en jongeman Van Duin kunnen niet bij Hille weg, omdat Schiedam zo'n onhandige constructie heeft gekozen. Ze moeten daar dus blijven.

Wat hij verder over Catharina schrijft, is ernstiger. Zo te lezen heeft ze een geslachtsziekte. Maar over een 'vroeger schandelijke levenswijze' weet de directeur niets en kan hij niets weten, dus dat is een ongefundeerde conclusie. Het zou heel goed het gevolg kunnen zijn van een eenmalig avontuurtje of - en dat bleef in die tijd meestal onbestraft - een verkrachting.

Op 26 april 1823 laat de subcommissie Schiedam weten dat iedereen accepteert dat Catharina en jongeman Van Duin bij de weduwe Hille blijven wonen, invnr 65 scan 280:

De subcommissie van Weldadigheid alhier heeft de eer UL te berigten dat de magistraatskamer volkomen genoe­gen neemt met en berust in de ophelderingen door de Permanente Commis­sie hare gegeven bij UL missive van den 5. dezer, ons toegezonden met betrekking tot de huisgezinnen van de wed. Hille en Kamans.


Wateren
Midden 1824 gaat het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren van start. Is het al bijzonder dat armenkinderen enig basisonderwijs krijgen, de Maatschappij zorgt zelfs voor een vervolgopleiding voor veelbelovende jongeren (het is wel 19e eeuw, dus voor 'jongeren' moet je lezen 'jongens'). Zie voor meer over het Instituut deze pagina.

Christiaan Bärenfänger behoort tot de eerste uitverkorenen. Op 28 juni 1824 verlaat hij het huishouden van Adriana Broekman weduwe Tuilen en komt hij op een slaapzaal in Wateren. In het eerste register met kwekelingen te Wateren met invnr 1610 (geen scans) staat hij als 'Peerenvanger of Baren Finger' met kwekelingennummer 19.


Trouwplannen
Terug naar Catharina en haar koloniale 'pleegmoeder' Adriana Daams weduwe Hille. Die heeft plannen te gaan hertrouwen. Op 11 juli 1824, invnr 70 scan 71, schrijft de directeur der koloniën aan de permanente commissie:

Voorts heb ik de eer ter kennis van de Permanente Kommissie te brengen dat de kolonist Bollen kol: N2 en de kolonisten wed. Hille kol: N4 wenschen een wettig huwelijk aantegaan; terwijl ik de vrijheid neem hier bij te voegen dat ons geen reden daartegen bekend zijn.
Alleen moet ik de Perma­nente Kommissie hierinneren dat de wed. Hille behoord tot die huisgezinnen van Schiedam welke gezamentlijk met zes armen kinderen overeenkomstig kontrakt zijn belast.
Aangenaam zal het mij wezen te worden geinformeerd, of dit huwelijk door ons kan worden toegestaan en hoedanig te handelen met de bij haar ingdeelde wezen.

Drie dagen later, invnr 70 scan 97, schrijft de directeur, die volgens de reglementen niet zelf met derden mag corresponderen, maar dat aan de permanente commissie moet overlaten:

Voorts heb ik de eer hier bij de Permanente Kommissie te doen geworden een missive van het algemeen armbestuur te Schiedam, daar het beantwoorden derzelve niet tot mijne competentie behoord heb ik gen. bestuurders daar van kennis gegeven en verder aan de Permanente Kom­missie gerenvoyeert, terwijl aan het verlangen omtrend de verplaatsing van enkelde kinderen uit het huisgezin van de wed. Hille of Pennings geen gevolg zal worden gegeven dan op nadere aanschrijving der Permanente Kommis­sie.


Een brief van het armbestuur
De bedoelde brief van Schiedam is gedateerd 8 juli 1824, invnr 70 de scans 41-43:

De moeder van de wed. Jacobus Hille, heeft zich tot onze vergadering vervoegd en ons kennis gegeven, dat hare dochter zich ander­maal in het huwelijk zoude begeven, dat dat huwelijk reeds voor den etat civil was voltrokken, dog nog niet kerkelijk, om redenen haar aanstaande man vooraf verlangde zij ontslagen wierd van Catharina Beerevinger welke bij haar is ingedeeld, en dat zulks niet konde geschieden voor dat wij ons consent daartoe hadden verleend, waarom wij UEd verzoeken, dit zoo zijnde, aan hun verlangen te voldoen en gen. Catharina Beerevinger te plaatsen bij den kolonist Egbert den Held, welke volgens haar voorgeven dat meisje gaarne wenschte te hebben omdat zijn vrouw ziek en sukkelende is of wel daar waar de directie het voor haar best zal oordeelen.

Verlof Christiaan?
Verderop in dezelfde brief, op scan 42, komt ook Christiaan, die dan nog maar net op het Instituut te Wateren zit, ter sprake:

De familie van Christiaan Beerevinger door ons in de kolonie besteed heeft verzogt of hun broeder ook verlof mogt hebben en om eens over te komen.
Geene redenen existerende waarom UEd hem zulks zoude weigeren, zoo verzoeken wij UEd dit aan hem te willen acoorderen.

Er is geen bewijs voor te vinden, maar vermoedelijk is aan dit verzoek voldaan en heeft Christiaan twee weekjes verlof gekregen om de familie in Schiedam te bezoeken. Het is wel opvallend dat de familie alleen om hem vraagt en niet om zijn zus.

Toch weg bij Hille
Intussen laat de directie Catharina rustig zitten in het onwelkome huishouden van de weduwe Hille, na haar huwelijk op 10 augustus 1824 getooid met de achternaam Bollen. Maar het gaat toch wel wringen. Op 14 november 1824, invnr 71 scan 418, schrijft de directeur:

Bij deze gelegenheid neem ik de vrijheid aan de attentie der perma­nente Kommissie te adviseren dat door het huwelijk der wed. Hille en der 3 huisgezinnen van Schiedam, welke mede ieder met twee kinderen waren belast, is ontbonden of ontslagen; dat Bollen tegenwoordige man van de wed. Hille, welk zich thans met Catharina Berenvanger belast vind, zich daar van gaarne zag ontslagen, zonder dat het ons mogelijk is daar aan te kunnen voldoen; en of het tengevolgen van dit een en ander niet doelmatig en billijk zoude wezen, de zes kinderen waarvan er een of twee zijn ontsla­gen door de overige 4 of 5 onder huisverzorgers tot een huisgezin te vereeni­gen en zodoende in de huishouding of reekeng van de wed. Hille continue­ren.

Ongeveer zo'n soort oplossing wordt gekozen. Johannes van den Bosch, die inmiddels al een tijdje in Huis Westerbeek te Frederiksoord woont, plukt een huisverzorgersechtpaar uit de omgevind. Hendrik Koops uit Heerenveen, volgens de kolonieadministratie geboren 23 februari 1782, en echtgenote Trijntje Bate Groenland, geboren 23 maart 1782, gaan per 6 december 1824 een hoeve bewonen en krijgen in huis zes wezen uit alle hoeken van het land, waaronder Catharina.

Stamboeken
Per 1 juni 1825 worden de vrije koloniën helemaal opnieuw ingedeeld en krijgen vrijwel alle hoeves een ander nummer. En vanaf die datum zijn ook stamboeken van Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord bewaard gebleven, dus we kunnen het verder allemaal goed volgen.

Het huishouden van Koops bewoont hoeve 4 van Wilhelminaoord en staat op scan 4 van invnr 1352. Maar Catharina heeft nog een appeltje te schillen met de weduwe Hille. Bij de 'Kleine Raad voor de vrije koloniën', het orgaan waar kolonisten klachten kunnen indienen, verschijnt ze op 22 oktober 1825, invnr 1624 (het staat ook hier):

Catharina Berenvanger, ingedeelde wees bij Hendrik Koops, klagende dat de goederen van de overleden kolonist Hille, voor welke Koops in de plaats was gekomen, niet alle waren overgegeven aan Hendrik Koops, maar een gedeelte derzelve door de weduwe Hille, thans hertrouwd met Bolle, in kol no 1, waren medegenomen.

Tot het naauwkeurig onderzoek dier zaak is eene kommissie benoemd, bestaande uit de onderdirecteurs Faaken en Bosma, om daarvan in de eerstvolgende vergadering nader verslag te doen.


De commissie
De genoemde commissie maakt geen haast. Op de volgende zitting van de Kleine Raad, 29 oktober 1825, verklaren ze nog niks uitgevoerd te hebben, en pas op de zitting van 19 november 1825 (zie ook hier) doen ze verslag, invnr 1624:

Eindelijk heeft ook de kommissie, op den 22 oktober jl benoemd tot het onderzoek naar de vermiste goederen van vrouw Hille, haar rapport daaromtrent in deze voege uitgebragt:

"Vrouw Bollen, te voren de wed. Hille genaamd, heeft ons verklaard en bevestigd, dat die goederen, welke van eenige waarde hadden kunnen geacht worden, bij haar vertrek aan het haar opvolgende huisgezin waren afgegeven, en dat zij de niets waardige had behouden en medegenomen."

De raad is van oordeel, dat deze zaak, daarmede voor afgedaan moet gerekend worden, echter onder goedkeuring van onzen Heer Direkteur.

Dat klinkt niet als een degelijk uitgevoerd onderzoek, ze maken zich er nogal makkelijk van af.

Van Koops naar Penning
Ook de inwoning van Catharina bij de huisverzorgers Koops-Groenland is blijkbaar geen succes. Op de Kleine Raad van 26 augustus 1826 is men aan het schuiven met ingedeelde wezen en dan komt ook langs (invnr 1624, het staat ook hier):

g. Marten de Vos, ingedeeld bij Goosems in kol no 2, te verplaatsen bij de huisverzorger H. Koops, op hoef no 6 ter zelfde kolonie, en van Koops weder af te nemen:
h. Catharina Berenvanger, en te doen bij Pennings in dezelfde kolonie op hoef no 2.

Goossens verzoekt instantelijk dat de Vos hem ontnomen worde, zoo wel als Koops zulks verlangt van Berevanger; Penning staat slecht met zijne verdiensten, en Catharina Berevanger, hoe onaangenaam ook te hebben, wegens hare ongesteldheid, verdient behoorlijk haren wekelijkschen gulden van fabrijk arbeid.

Hoef no 2 is een vergissing, in het stamboek staat aangetekend: 'Beeren Fanger naar hoeve 3 den 1 Oct 1826'. Het is een van de laatste acties rondom Hendrik Koops: Op 27 oktober 1826 jaagt Johannes van den Bosch hem van de kolonie wegens drankmisbruik.


Van Penning naar Den Held
Bij Hendrik Penning op hoeve 3 van Wilhelminaoord, invnr 1352 scan 3, zit Catharina weer bij Schiedammers. Ze blijft negen maanden bij dit gezin. Op 28 juli 1827 zit de Kleine Raad weer te kwartetten met ingedeelde weeskinderen, invnr 1624, het staat ook hier, en daarbij vindt ook Catharina's volgende verplaatsing plaats:

Catharina Berenvanger, van Penningh, hoef no 3 kol 2, bij de wed den Held, hoef 47 kol no 1.

In het stamboek staat aangetekend: 'C. Beeren fanger naar kol 1 N47 den 11 juli 1827'. Ze gaat dus van de kolonie Wilhelminaoord naar de kolonie Frederiksoord en ze staat nu op scan 18 van invnr 1346. Over indeling bij de familie Den Held is eerder sprake geweest toen Egbert den Held 'sukkelende' was, maar inmiddels is hij overleden en komt Catharina in huis bij Jannetje Jansen weduwe Den Held.


Een baan voor Christiaan
Christiaan zit al die tijd rustig in Wateren, waar de voeding, de kleding en de verdere verzorging beter zijn, tot in het hiervoor al genoemde kwekelingenregister met invnr 1610 wordt aangetekend:

Op 17 jan 1828 overgeplaatst naar het Alg Bureau, blijft tot de sterkte van dit etablissement begrepen.

Dat hij tot 'de sterkte' van Wateren blijft behoren is een louter administratieve kwestie, dat betekent niets. Het Algemeen Bureau is gevestigd in Frederiksoord en daar wordt onder leiding van de Adjunct-directeur voor de Administratie het immense papierwerk van alle koloniën bijgehouden. Christiaan zal hier als (een van de vele) schrijver/boekhouder werken.

Het valt niet te achterhalen of Christiaan blijft wonen op een van de slaapzalen in Wateren en elke ochtend de kleine 10 kilometer naar Frederiksoord wandelt, of dat hij is ondergebracht bij een gezin in Frederiksoord. Dat komt omdat de bewaard gebleven stamboeken de kopietjes zijn die in Den Haag worden bijgehouden en daarin wordt alleen genoteerd wat de directeur schrijft over verplaatsingen en indelingen. En die heeft hier nooit iets over geschreven.

Van Den Held naar Zoutebier
Catharina woont ook in Frederiksoord dus zal haar broer zeker wel eens zien. Na zo'n zeven maanden bij de weduwe Den Held gaat het niet meer. In de Kleine Raad van 29 maart 1828, invnr 1624, het staat ook hier, wordt besloten dat ze weer wordt overgeplaatst:

Kaatje Berenvanger, te nemen van de wed. den Held, waar het ongelukkige meisje niet meer zijn kan, naar Zoutebier, die slechts een eenig kind heeft en dit meisje wil opnemen.

In het stamboek staat 'Beerenfanger overgeplaatst in N41 den 1 Maart 1828', maar dat is zowel qua datum als hoevenummer fout, zien we bij hoeve 66, invnr 1346 scan 24: 'Beeren Fanger uit N47 den 8 Maart 1828.' Ze woont nu bij de Haagse kolonist Matthijs Zoutebier.


Van Zoutebier naar Horst
De verplaatsingen volgen elkaar steeds neller op. De Kleine Raad van 23 augustus 1828, invnr 1624, het staat ook hier, meldt:

Kaatje Perenvanger, van Zoutebier af te nemen, en wederom te plaatsen bij den huisverzorger Horst, in kol 2, wiens aantal weezen niet vol is;

Het stamboek meldt dat zij 'den 23 Augustus naar kol 2 hoeve 30' gaat, ze komt dus weer in Wilhelminaoord en staat nu op scan 12 van invnr 1352. Jan Hendrik (of Johann Heinrich) Horst is een vertrouwd huisverzorger, waar je altijd de moeilijke gevallen kwijt kan. De inschrijving loopt door in het stamboek met invnr 1353, scan 8.


Van Horst naar de Ommerschans
Het laatste bedrijf van dit drama speelt zich niet af bij de Kleine Raad, maar voor de Raad van Policie en Tucht van de Vrije Koloniën, invnr 1615, het staat ook hier. De zitting van 1 november 1828:

Op heden den 1 november 1828, is, na herhaalde aanvragen van Catharina Berevanger, bij eenige leden van den raad van policie, om, hoe eerder zoo liever, uit deze kolonien, naar eene der gestichten te Ommerschans of te Veenhuizen, verplaatst te worden, wijl, zij, zwak en sukkelachtig zijnde gaarne in een der hospitalen wenschte opgenomen te worden,

bij den raad van policie in overweging genomen.

1: Dat dit meisje met zoodanige venusziekte, voor vele jaren, in de kolonie is aangekomen, dat het altoos moeijelijk geweest is, haar bij huisgezinnen in te deelen.

2: Dat zij voor eenen geruimen tijd, aan verscheidene menschen verhaald heeft, dat zij zwanger was, met opgaaf tevens van welke jongeling,- naderhand heette het van eenen man te zijn.

3: Dat zij nu werkelijk sukkelachtig, en volgens de verklaring van Dr.Muller niet zwanger maar waterzuchtig is, zoo zelfs dat hare beenen opengaan.

4: Dat zij, hoewel een ongelukkig schepsel zijnde, voor de bevolking der kolonien tot een slecht voorbeeld en tot schande verstrekt, wijl zij, uit onnozelheid dingen verhaalt, waarover iedereen zich schamen moet.

De raad van policie geeft alzoo de Permanente Kommissie in overweging, of het niet goed zoude zijn dat deze Catharina Berevanger, oud 29 jaren, thans ingedeeld bij den huisverzorger Horst, kol 2, wegens het onbetamelijke harer houding en haar meermalen gedane verzoek, overgeplaatst worde naar de Ommerschans, waar zij dan, ziekelijk zijnde, in het hospitaal of elders kan worden opgenomen.

Voor extract conform,
De Direkteur der Kolonien
Visser

De permanente commissie keurt dit goed bij agendapunt 29 van haar vergadering van 25 november 1828, invnr 40, en in het stamboek staat aangetekend 'C. Beeren Fanger naar de strafkolonie 10 Dec 1828'. Voortaan staat Catharina geadministreerd in de registers van de strafkolonie op de Ommerschans.

Van die registers zijn geen scans (wel foto's op www.bonmama.nl), maar ze zijn helemaal getranscribeerd. Op deze pagina staat op 10 december 1828 Catharina's aankomst op de Ommerschans vermeld.


Christiaan naar Den Haag
Vanaf eind 1829 krijgen alle mensen die op een contract in de koloniën geplaatst zijn, dus ook Christiaan en Catharina, een B-nummer, en worden zij apart geadministreerd in invnr 1389. In dat boek staat Christiaan met nummer B352 op scan 136 en Catharina met nummer B359 op scan 139. Bij Catharina staat vermeld war er in 1859 met haar gebeurt (zie verderop).

Bij Christiaan staat dat hij op 1 maart 1833 uit de stamboeken wordt afgevoerd, welke aantekening ook staat in het kwekelingenregister 1832-1835 met invnr 1584. Maar vermoedelijk is hij al eerder vanuit Frederiksoord naar Den Haag vertrokken. Want in een overzichtje van geémployeerden op het bureau van de Maatschappij in Den Haag in 1832, invnr 1007 mapje 1, staat bij de financiële afdeling vermeld:



In Den Haag wordt veel beter betaald dan in de kolonie (omdat het leven er duurder is) en in de linkerkolom is te zien hoe Christiaan in loon opklimt tot 500 gulden per jaar. In de koloniën verdient een onderdirecteur dat.


Catharina in het hospitaal
Vanuit de Ommerschans komen af en toe meldingen waaruit blijkt dat het stelselmatig slechter met Catharina gaat. Op 25 september 1833, invnr 140 de scans 410-412, het staat ook hier bij nr 14, schrijft de opzichter van de strafkolonie:

K. Beerenvanger
Ongeneeslijke venerische ziekte.
Deze ellendeling is reeds blind geworden

En 25 september 1835, invnr 163 de scans 444-452, zie ook deze pdf, wordt gemeld dat zij 'bij voortduring in het Hospitaal' verblijft.
In de invaliditeitsregisters van de Ommerschans staat ze bij de 'geheel invaliden' of met de aanduiding (invnr 1570:) 'ongeneesselijke kwalen'.


Tot slot Christiaan
Het is niet bekend tot hoe lang Christiaan op het kantoor van de Maatschappij van Weldadigheid in Den Haag blijft werken, want er zijn verder bijna geen personeelsoverzichten van het Haagse kantoor bewaard gebleven. In 1841 werkt hij er in ieder geval nog wel: In een overzicht dat de Adjunct-directeur voor het Schoolwezen Jan Hessels van Wolda in februari 1841 maakt van wat er geworden is van oud-kwekelingen, los inliggend in invnr 1611, schrijft hij dat 'Christiaan Peerenvanger' op dat moment nog is 'geëmployeerd aan het bureau van de Perm. Comm. te 's Hage'.

Er is een overzicht 1853-1856 bewaard gebleven van het personeel in Den Haag, invnr 1007 mapje 10, en daarop staat 'J.C. Bärenfänger' als employé bij de financiële afdeling, die er sinds september 1829 zou werken, en die het kapitale bedrag van 700 gulden per jaar verdient. Dat zal hem zijn, want op zijn trouwakte staat hij ook als Johann Christiaan vermeld.

Hoe dan ook houdt het op eind 1859 als het bureau in Den Haag, een gigantische kostenpost binnen de hele organisatie, wordt opgedoekt.


Tot slot Catharina
Voor Catharina verandert er in 1859 ook het nodige, want dan houdt de strafkolonie op te bestaan. Ze moet dan noodgedwongen overgeschreven worden naar de registers van bedelaars. De scans daarvan zijn wat anders bereikbaar. Ga naar http://alledrenten.nl/scans -> maar kies nu 'Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen/Ommerschans' en bevestig die keus in het vakje dat eronder verschijnt. Dan staat ze met bedelaarsnummer 2 op scan 1 van invnr 437. Daar wordt vermeld 'Overgeschreven ingevolge Miss(ive) Direct(eur) dd 10 April 1860 No 1057'.

Die missive heb ik niet gezien, maar die zit of in invnr 1656 of in invnr 1806 of in invnr 2000 of in invnr 2115 van toegang 0186. Volgens invnr 1389 scan 139 is het besluit over de overschrijving op 7 april 1860 onder nummer 79 genomen op de 7de afdeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken (dat is de afdeling die over armenzorg gaat).

De inschrijving loopt door in het register met invnr 440 en daar wordt vermeld dat Catharina op 19 augustus 1862 overlijdt.

Hoe het zit met de familie, volgens informatie overgenomen van  familieonderzoekers Meijboom, zie hier:
De familie is teruggevonden tot aan 1640, waar ze onder de naam Bärenfänger in Duitsland woonden. Catharina, geboren 28-01-1801 en Christiaan, geboren 15-11-1809, zijn de oudste en de jongste in een gezin van vijf kinderen. Hun vader is in 1811 en hun moeder in 1819 overleden. Nakomelingen van de broer van Christiaan en Catharina gaan door het leven onder de naam Baanvinger.