De naam valt al voordat de persoon in de kolonie is. Blijkbaar
heeft hij vanuit Den Haag een brief geschreven aan de permanente
commissie van de Maatschappij van Weldadigheid waarin hij
solliciteert naar de functie van ondermeester. Daarvan hebben de
armbestuurders in Den Haag er wel meer geleverd, zie bijvoorbeeld
Christiaan Johannes Auberlé op deze pagina onder het
kopje 'Zonder haar kan ik niet leven'.
Orthographisch
Maar de brief bevalt de permanente commissie niet, de notulen van
31 juli 1821, invnr 38, melden:
De door Baijlé geschreven brief is niet orthographisch genoeg om hem vooralsnog als ondermeester in de kolonie te kunnen gebruiken, kunnende hij naderhand zoo hij zich op spelling, taal en stijl goed appliceert tot zulk een post adspireeren.
Orthographisch betekent volgens de regels van de spelling, en
dat is dus een beetje raar argument want de door Bilderdijk
opgestelde eenheidsspelling is nog lang niet ingeburgerd en
iedereen, ook de permanente commissie, spelt het Nederlands naar
eigen goeddunken en volkomen willekeurig en elke dag ietsje
anders.
Contract
Een jaar later is Johannes Baylé toch op de kolonie. De 'Regenten
der Roomsch Katholijke Weezen en Armen' te Den Haag hebben op 18
augustus 1821 met de Maatschappij van Weldadigheid het contract D
7 afgesloten. Zie een uitleg over D-contracten op deze pagina en vandaar
kun je doorklikken naar een lijst met alle afgesloten
D-contracten.
Aankomst
Dankzij dat contract mogen de regenten zes wees- of armenkinderen
in de kolonie plaatsen en een daarvan is Johannes Baylé. Hij komt
samen met de andere vijf kinderen op 7 juni 1822 aan. In invnr
1370 bevindt zich een aankomststaat waarvan geen scan is zodat we
het moeten doen met mijn amateuristische fotootje:
Hoeve 35
Zoals daar vermeld wordt Johannes geplaatst in kolonie no 3 (=
Willemsoord) op hoeve 35. Er is een stamboek bewaard gebleven uit
die periode, invnr 1407, en dat wordt beschreven op deze pagina. Daar
valt te zien dat hij in eerste instantie als ingedeelde op hoeve
35 wordt geplaatst bij de Utrechtse huisverzorgster Wilhelmina
Vaas weduwe Pieter de Groot.
Hoeve 4
Na 2 maanden, op 12 augustus 1822, wordt hij overgeplaatst naar
hoeve 4, bij het gezin van Arie van Galen en Trijntje Visser uit
Monnickendam. Vermoedelijk is die overplaatsing omdat Wilhelmina
Vaas hervormd is en Johannes Baylé en de familie Van Galen
rooms-katholiek.
Als geboortedatum van Johannes staat in dit stamboek genoteerd 27
september 1802. Volgens genealogieën op internet moet dat zijn 26
september 1803. Hoe dan ook is hij al behoorlijk op leeftijd voor
een wees- of armenkind. Later, in 1838, zal blijken dat hij
gehandicapt is. Of hij dat bij aankomst ook al is, valt niet met
absolute zekerheid te zeggen, maar ook gezien de leeftijd waarop
hij geplaatst wordt is het wel hoogstwaarschijnlijk.
Desertie
Als een ingedeelde verlof wil om zijn oude woonplaats te bezoeken,
moet hij een berichtje tonen van de uitbesteders, in het geval van
Johannes de katholieke regenten, dat ze het goed vinden. Als je
dat niet toont krijg je geen verlof en is de enige mogelijkheid om
zonder toestemming te gaan. Wat dan heet deserteren.
Op 17 mei 1823 schrijft de directeur der koloniën in een brief
die begint invnr 65 scan 593:
Terwijl omtrent de Haagsche bestedeling Johannes Bayle op den 3 dezer uit kolonie no.3 gedeserteerd is dienende, dat deze jongeling zich altijd behoorlijk van zijnen pligt als kolonist in het algemeen, en als schrijver bij den boekhouder in het bijzonder heeft gekweten; dat hij mij meermalen om verlof vroeg; dog nimmer wierd toegestaan om reden ik een bewijs van hem vorderde, dat dit met voorkennis van HH besteders kon geschieden, waaraan hij nimmer kon of wilde voldoen.
Terug
Blijkbaar assisteert Johannes momenteel de boekhouder van kolonie
3. Waarom hij per se verlof wil is niet bekend. Het is mogelijk
dat zijn vader nog leeft en dat hij die wil bezoeken. Hij blijft
niet lang weg. Op 29 mei 1823, in een brief die begint invnr 65
scan 733, schrijft de directeur:
Aangaande de gedeserteerde kolonist Baylle die weder in de kolonie is teruggekomen, hadt ik de eer in de mijne van den 17e no. 298 te berigten, dat hij zich als kolonist in het algemeen en als schrijver bij den boekhouder in het bijzonder behoorlijk van zijne pligt heeft gekweten.
De directeur is dus uiterst positief en de normaal draconische
straffen die volgen op een desertie blijven in het geval van
Johannes achterwege.
Ontslag
Op 26 juni 1824 schrijft iemand die een af-grij-se-lijk
handschrift heeft namens de katholieke regenten van Den Haag,
invnr 69 scan 948:
Op het verzoek van J. Bayle deszelfs ontslag als ingedeelde wees in de kolonien van de Maatschappij van Weldadigheid ver?? zijnde, nemen wij de vrijheid aan de Permanente Kommissie van evengen. Maatschappij het zelve toe te zenden en te verzoeken gen. J. Bayle dien ten gevolge te ontslaan.
Een schriftelijk verzoek van Johannes Baylé zit er echter niet
bij. Op de achterkant van de brief, scan 949, is genoteerd dat de
permanente commissie dit bespreekt op 3 juli 1824 bij artikel (=
agendapunt) 27, invnr 39, en dat zij op 3 juli in een brief met
nummer N275 hierover schrijven aan de directeur en op 7 juli in
een brief met nummer N285 aan de Haagse regenten.
Opvolging
Die brieven zitten vermoedelijk in invnr 355, maar er zal alleen
maar instaan dat ze toestemming geven om Johannes van de kolonie
te ontslaan, want in een volgende brief, 28 juli 1824, invnr 70
scan 209, vullen de regenten de ontstane vacature al weer in met
een nieuw kind en kort daarop sturen ze de nieuwelingen naar de
kolonie (zie designatie 34 op deze pagina).
Een baan
Het ontslag als ingedeelde wil echter niet zeggen dat Johannes
Baylé van de kolonie vertrekt. Hij heeft een baantje in de kolonie
gekregen. Volgens de kolonistendatabase gaat dat in per 10 juli
1824. Waarop die datum gebaseerd is weet ik niet, maar meestal
zijn de gegevens van mevrouw Kloosterhuis wel correct.
Hij is 'schrijver bij de adjunct-directeur der fabrieken'. Elk
van de drie vrije koloniën heeft een fabriek of 'fabrijk' en dat
is de plek waar de kolonisten het door hun gesponnen garen
inleveren en waar meestal een paar mensen bezig zijn van dat garen
kledingstukken of huishoudtextiel te maken.
Adjunct/onder
In het allereerste begin had elk van die fabrieken een
fabrieksbaas die zijn eigen administratie voerde, maar nu is er
één functionaris die over alle drie de fabrieken gaat. Momenteel
is dat adjunct-directeur Anthonie Brouwer, die ook veelvuldig
voorkomt in De proefkolonie.
Die wordt in 1832 ontslagen en vervangen door onderdirecteur Loog
ten Broeke, en dan heet de functie van Johannes 'schrijver bij de
onderdirecteur der fabrieken'.
Er is echter niets dat er op wijst dat Johannes ook werk doet
BUITEN Willemsoord. De fabrieken in de kolonies Frederiksoord en
Wilhelminaoord hebben een eigen schrijver, dus Johannes werkt
alleen voor de fabriek in Willemsoord.
Wat Johannes in den beginne aan salaris ontvangt is niet bekend,
want er zijn uit die tijd geen personeelsregisters bewaard
gebleven. Maar op 10 september 1825 besluiten Johannes van den
Bosch en Jeremias Faber van Riemsdijk dat Johannes Baylé voortaan
zes gulden per week gaat verdienen, zie deze pagina. Het
staat er niet bij, maar gebruikelijk is dat bij zo'n functie ook
hoort 'vrij wonen'.
Salaris
Dat salaris staat ook vermeld op scan 1 van het bevolkingsregister
Willemsoord 1825-1828 met invnr 1358. Bij besluit van 10 mei 1825
is vastgesteld, zie artikel 9 op deze pagina, dat
geëmployeerden hun loon voor een gedeelte in gewoon geld krijgen
en voor een gedeelte in koloniale munt (van papier en van koper)
die alleen waarde heeft in de koloniale winkels.
Voor Johannes Baylé houdt dat in dat hij ƒ 4.75 in 'zilver'
krijgt en ƒ 1.25 in koloniale munt. Oftewel van zijn jaarinkomen
van 312 gulden ontvangt hij 247 gulden in zilver en 65 gulden in
koloniale munt. Dat zal altijd zo blijven, zoals bijvoorbeeld te
zien op de tabel uit 1845 op deze pagina, tot
er besloten wordt de geëmployeerden per 10 september 1859 niet
meer in koloniale munt te betalen (helemaal onderaan dezelfde
pagina als de tabel).
De knoopjesdraaier Van Piggelen
Zes gulden per week is een bedrag waar je een gezin van kunt
onderhouden. Te Willemsoord woont sinds 1820 ook Jan van Piggelen,
vorige beroepen knoopjesmaker en knoopjesdraaier, en Gerarda van
der Linge (soms: Linde) uit Utrecht met hun kinderen (ik zal nog
een keer een pagina over hen maken). Een van die kinderen is
Helena Maria Catharina van Piggelen, geboren 15 januari 1807 te
Utrecht, gedoopt 18 januari 1807 in de Nicolaïkerk aldaar.
Helena Maria Catharina
Op 4 mei 1823, invnr 65 scan 390, vraagt de directeur der koloniën
'authorisatie tot het geven van ontslag aan Helena Maria, dogter
van den kolonist van Piggelen'. Hij krijgt toestemming en op 19
mei 1823 verlaat Helena Maria Catharina de kolonie.
Waar ze daarna woont zou ik niet weten, maar het zal wel in de
buurt zijn, of in huis bij iemand bij wie ze een dienstje heeft of
in het semi-illegale dorp van zelfgebouwde plaggenhutten dat eerst
bekend staat als 'Huttenberg' en dat later Mariënkampen zal gaan
heten.
Huwelijk
Hoe dan ook, op 17 november 1825, achttien jaar oud, treedt ze te
Steenwijkerwold in het huwelijk met Johannes Baylé, die in de
huwelijksakte de achternaam Bail heeft. Ze staan vermeld op scan
59 van het al even genoemde bevolkingsregister van Willemsoord met
invnr 1358.
Maar dat is ook de laatste vermelding, want erachter staat al dat
ze zijn overgebracht naar de ambtenarenregisters. Daarvan zijn
geen scans. Ze staan in het register 1828-1834 op folio 12 en in
het register 1834-1859 op folio 24. Het nadeel hiervan is dat er
geen enkele aanwijzing is waar ze wonen, want dat wordt in de
personeelsregisters nooit vermeld.
Verderop zal alleen duidelijk worden dat ze ver van de fabriek op
het centrale plein van Willemsoord, tegenwoordig hoek
Steenwijkerweg en Koninging Wilhelminalaan, wonen. Maar dat kan
zowel richting Witte Paarden als richting Steggerda als richting
De Eese zijn.
Twee geloven
Opgemerkt moet nog worden dat Helena Maria Catharina van Piggelen
in tegenstelling tot Johannes van de hervormde godsdienst is. Dus
twee geloven op één kussen, dat lag in de 19e eeuw vaak
moeilijkdoor al die aggressieve geestelijken die steeds zieltjes
willen winnen.
● Op 21 februari 1826 wordt hun eerste kind geboren: Johannes
Adrianus Baylé (in de stamboeken staat hij als alleen
Adrianus). Dat is wel een beetje snel na het huwelijk, maar de
normaal in dit opzicht zo strenge Maatschappij knijpt een oogje
toe.
1826-1828
Oktober 1826 is Johannes Baylé een van de employés die een
inventaris opmaken van in beslag genomen huisraad van een
boekhouder die zich zonder verlof van de kolonie verwijderd heeft,
invnr 81 de scans 427-428.
● Op 26 januari 1828 wordt hun tweede kind geboren, Lambertus Baylé.
De voormalige ingedeelde Johannes Baylé krijgt nu zelf een
ingedeelde. De twintigjarige kolonistendochter Gerrigje Kerker
komt na de dood van haar vader op 10 oktober 1828 bij hen wonen,
zie invnr 1359 scan 12. Maar ze verlaat april 1829 met ontslag de
kolonie, zie folio 12 van invnr 997.
Een dienstbode
Daardoor is er een vacature. Op de zitting van de kleine
raad voor de gewone koloniën van 23 mei 1829 verschijnt:
Jannetje Lammers, ingedeelde bij de wed. Kuijpers, verzoekende voor 3 maanden te mogen dienen bij den boekhouder der fabrijk, Bayle, hare kommissie gaf daartoe schrifyelijk toestemming.
De raad meent geene vrijheid te hebben, dit meisje aldaar te laten dienen, zal haar echter behulpzaam zijn in het zoeken van eene dienst, maar voor haar geschikt, waartoe gelegenheid genoeg is.
Waarom de kleine raad het werken bij de familie Baylé niet
geschikt voor haar vindt wordt niet vermeld.
1830-1832
● Op 1 februari 1830 wordt geboren Gerardus Baylé.
● Op 5 augustus 1832 wordt geboren Helena Catrina Baylé,
maar zij zal al overlijden op 1 juli 1833. Ze staat vermeld bij
het lijstje overledenen in het maandblad van de Maatschappij de Vriend
des Vaderlands.
Schoonfamilie
Dan is er wat loos met de schoonfamilie van Johannes. Zijn
schoonmoeder Gerarda van der Linge, blijkt op 26 mei 1833 niet te
zijn teruggekeerd van verlof. Ook de laatste nog thuiswonende
dochter is verdwenen.
Het gezin Van Piggelen wordt ontbonden en de als enige
overgebleven man des huizes, Jan van Piggelen, wordt op 29 mei
1833 ondergebracht bij zijn schoonzoon Johannes Baylé en gezin.
Dat duurt niet lang, op 10 juli 1833 verlaat Jan van Piggelen met
ontslag de kolonie.
Zes weken Ommerschans
Op 29 juni 1833 schrijft de directeur der koloniën over de fabriek
in de kolonie Ommerschans, invnr 137 scan 597:
De administratie van de fabrijken is thans hier geheel tot den dag toe bijgewerkt en in betere orde gebragt, waartoe de schrijver van den onderdirecteur Ten Broeke, met name Baylle, 6 weken te Ommerschans heeft doorgebragt. (...)
UwEdG gelieven mij te authoriseren, om Baylle voor zijn bewezene goede diensten een klein douceur van ƒ 10.-- toe te leggen.
De permanente commissie beslist 16 juli 1833 bij agendapunt N8 of
Johannes dat douceurtje krijgt. Invnr 414, niet gezien maar ik
denk dat het wel is doorgegaan.
Ook de inspecteur der koloniën wijdt na een inspectie van de
Ommerschans enkele lovende woorden aan het administratieve werk
dat Johannes Baylé daar heeft verricht, invnr 138 scan 402.
Invnr 140 scan 510 en verder is een dinancieel overzicht van de
onderdirecteur van Willemsoord over over april tot en met augustus
1833, waarbij op de scans 511 en 512 ook enkele betalingen aan de
'schrijver Baylé' voorkomen.
Salariëring
Op 15 februari 1834, invnr 145 scan 343 en verder, constateert de
directeur dat er grote en onbegrijpelijke verschillen zijn in de
salariëring van schrijvers van de fabrieken. 'Baille' heeft zes
gulden, maar er is er ook eentje in Veenhuizen die zeven gulden
krijgt en bij andere gestichten zijn er die het voor ƒ 1.50 of
drie gulden per week doen.
Na dat geconstateerd te hebben, verandert er - zoals wel vaker
gebeurt in de koloniën - daarna helemaal niets.
● Op 20 juli 1834 wordt geboren Katharina Cecilia Baylé.
Meer over salariëring
Juni 1835 gaat de directeur door op de verschillen in beloning,
waarbij het vooral draait om de positie van Gerrit Steenbeek (zie
over hem deze pagina), en in de
aantekeningen op de brief door een lid van de permanente
commissie, invnr 160 scan 329, ook Johannes Baylé even genoemd
wordt, maar dat is moeilijk leesbaar.
In een brief van 15 augustus 1835, invnr 162 de scans 315-316,
heet het dat Johannes de 'schrijver van Willemsoord' is en dat er
een andere 'schrijver der fabriekmatigen werkzaamheden' voor de
kolonies 1 (Frederiksoord) en 2 (Wilhelminaoord) is.
Op een sterktestaat van Willemsoord dd 6 september 1835 staat de
familie invnr 164 scan 159 als zes hoofden sterk. Dat klopt
(kinderen Adrianus, Lambertus, Gerardus en Katharina Cecilia).
Uit te laghen
Op 1 april 1836 schrijft johannes Baylé een proces verbaal over
gebeurtenissen in de fabriek van Willemsoord. Het staat als
bijlage 2 op deze
pagina. Blijkbaar rookt hij pijp want als hij bij de kachel
komt 'teneinde zijn tabak aan te steken', doet een zestienjarige
kolonistenzoon brutaal tegen hem.
Dat schijnt de hele dag zo door te gaan, er is sprake van '
staande uit te lagchen', geschreeuw en naroepingen. Het komt ook
ter sprake bij de raad van toezicht van Willemsoord, bijlage 1 op
dezelfde pagina. Van de behandeling bij de raad van politie en
tucht heb ik geen transcriptie, maar ik vermoed dat de
kolonistenzoon een aantal dagen de strafkamer in moet, want de
Maatschappij verlangt absolute gehoorzaamheid en beleefdheid
jegens geëmployeerden.
NB: Uit het proces verbaal blijkt dat Johannes Baylé ook
administratief werk doet voor de smederij te Willemsoord.
● Op 13 februari 1837 wordt geboren Anthonius Baylé.
Winkelier?
Op 4 augustus 1837, invnr 186 scans 108-109 meldt de directeur dat
een door een kolonist te Willemsoord gedreven winkel grote
verliezen lijdt. De kolonist wordt meteen als winkelier ontslagen.
Uit de brief van de directeur blijkt dat Johannes Baylé een van
degenen is die heeft gevraagd om naast zijn andere werkzaamheden
de winkel te mogen drijven.
Dat vindt de directeur niet nodig omdat 'Baylé reeds een
toereikend bestaan heeft'. Bovendien vindt hij hem 'niet solide en
uitmuntend van gedrag genoeg' in vergelijking tot een kandidaat
die hij op het oog heeft als winkelier.
Krommen verdommeling
Op 25 juni 1838 klimt Johannes weer in de pen om een proces
verbaal te schrijven, bijlage 4 op deze pagina. Hij
laat het daarna volgen door een brief aan de onderdirecteur van
Willemsoord, bijlage 5, en het wordt behandeld bij de raad van
toezicht, bijlage 3, en de raad van politie en tucht, bovenaan
diezelfde pagina.
De kwestie heeft ooit onderdeel uitgemaakt van een artikel van
mij in het tijdschrift Waardeel, en daarom neem ik
gemakshalve die tekst hier over:
Zelfs als het volledig uit de hand is gelopen, houdt de raad zich op de vlakte. Johannes Baijlé heeft het in 1824 tot “schrijver bij de onderdirekteur der fabrieken” geschopt en bekleedt die functie nu, veertien jaar later, nog steeds. Zijn gezin en dat van kolonist Postma hebben een slepend conflict dat zich uitstrekt tot alle gezinsleden. Oorzaken en aanleidingen zijn geheel onbekend en Baijlé rept daar ook niet over in de stukken die hij eigenhandig aan de raad van toezicht en de directie schrijft. Daarin doet hij slechts verslag van “de onophoudelijke mishandelingen zoo van den kolonist Postma deszelfs zoon Jan en wel bijzonder van deszelfs huisvrouw die niemand ongelasterd laat”.
Het is een “aangenomen eigenschap” van de familie Postma om iedereen die op weg naar de kerk langs hun woning komt na te roepen, de vijftienjarige Jan Postma heeft zich niet “ontzien om met steenen op de deur en vengsters van de woning van den ondergetekende te werpen” en op een maandag in juni was het vechten geworden. Toen Baijlé’s zoon ‘s middags uit school kwam, “snelde gemelde Jan met eene aardappelenhakker van het land en heeft den zoon van den ondergetekende [...] bewusteloos ter aarde neergeslagen en alstoen nog bovendien onmenschelijk behandeld”. Als vader Baijlé ter plekke is aangekomen, treft hij vader Postma “als aanhitser bij zijne ossenkar en de gemeene jongen de mishandelaar mijner zoon, met de hakker in den hand”.
Uit de daarop volgende uitlatingen van de familie Postma kan worden afgeleid dat Baijlé een lichamelijke handicap heeft. Ze noemen hem een “krommen verdommeling” en een van de dreigementen luidt: “Ik zal de kruk onder je donder wegnemen”. Een ander dreigement kondigt een steekpartij aan die gelukkig niet doorgaat: “Ik zal je met de mistvork in je verdommenis steeken”.
Als kort daarop zijn vrouw en de jongste kinderen op de openbare weg door vrouw Postma geschoffeerd zijn, is voor Baijlé de maat vol. Hij dreigt naar de vrederechter in Steenwijk te stappen zodat ze “regt en vrijheid op ‘s Rijks wegen” krijgen en “mishandelingen aldaar regt aan gedaan wordt”.
Het beeld dat Baijlé schetst van de Postma’s is wel erg donker en het lijkt ook niet conform hun reputatie bij de koloniedirectie. De raad van toezicht hoort vrouw Postma die zegt “dat het voorgevallene tusschen hun hoofdzakelijk de schuld van vrouw Baylé is en het gebeurde met de jongens de schuld aan bijde ligt” en de raad van politie komt tot dezelfde conclusie en besluit “Postma met eene ernstige vermaning te laten gaan”.
● Op 19 maart 1839 wordt geboren Elizabeth Baylé, maar
zij zal slechts zeven jaar oud worden, zie verderop.
Nieuwe woning?
In 1840 gaan er 10 à 20 woningen bijgebouwd worden in de vrije
koloniën. Op 10 februari 1840, invnr 224 de scans 345-346, noemt
de directeur een aantal employés die een gewone koloniehoeve
bewonen, dus met een lapje landbouwgrond eromheen, en die daarom
beter naar een nieuw te bouwen woning kunnen. Onder hen:
... de schrijver der fabrijken te Willemsoord, Baille, bij wiens woning in later tijd, de vereischte grond van een hoeve ontgonnen is en die, op krukken gaande, veel te ver van de fabrijk, zijne werkplaats, af woont en derhalve beter zou zijn geplaatst ten westen van de fabrijk, tegen den straatweg naar Vriesland.
Blijkbaar heeft Johannes zestien jaar lang zonder mopperen elke
werkdag een grote afstand op zijn krukken afgelegd. De A32 bestond
nog niet, dus met de straatweg naar Friesland wordt bedoeld de
Steenwijkerweg die in de jaren twintig door de aannemer Wind (die
ook Veenhuizen heeft gebouwd) is aangelegd.
Of de nieuwbouw en de verhuizing doorgegaan zijn weet ik niet.
Wortelen en peulen
● Op 25 augustus 1841 wordt geboren Antje Baylé.
Bij de raad van toezicht van Willemsoord van 30 juli 1842,
bijlage 4 op deze
pagina, moeten drie jongens verschijnen die 'wortelen en
peulen uit den tuin van den schrijver J.Baijle hebben gestolen en
op de daad betrapt' zijn. Bij de behandeling bij de raad van
politie en tucht, hoger op dezelfde pagina, krijgen ze het maximum
aantal van acht dagen opsluiting in de strafkamer.
Welke zware straf mede zal zijn ingegeven door het feit dat de
jongens 'toonen er zich weinig om te bekreunen op dit feit betrapt
te zijn'.
Tegen den muur gevallen
Later dat jaar, bij de raad van toezicht van Willemsoord van 2
september 1842, bijlage 1 op deze pagina, is
het de inmiddels twaalf jaar oude zoon Gerardus Baljé die een
klacht heeft. Hij zou door de negentienjarige kolonistenzoon Jan
Kist geslagen zijn.
Jan Kist echter verklaart 'hem niet geslagen te hebben, maar dat
G. Baijle tegen den muur gevallen is, om dat hij hem van zich
heeft gestoten, na eerst door die jongen gescholden te zijn'.
De raad van toezicht geeft meteen een mening door te noteren dat
Jan Kist als 'een zeer goede jongen' bekend staat, en de raad van
politie en tucht, hoger op dezelfde pagina, tilt er ook niet zwaar
aan en geeft geen straf.
Brand
● Op 4 december 1843 wordt geboren Louis Baylé.
In een onvolledig bewaard gebleven brief uit maart 1843, invnr
288 scan 35, heeft de adjunct-directeur van de vrije koloniën het
over een brand die blijkbaar gewoed heeft in de provoost. Hij
noemt daarbij ook 'de personen die zich bij het blusschen van den
brand bijzonder hebben onderscheiden'. Daaronder ook de
'jongeling' J.A. Baijle. Dat zal zoon Johannes Adrianus zijn,
inmiddels veertien jaar oud.
Baantje Johannes Adrianus
Het zal dezelfde Johannes Adrianus zijn die wordt bedoeld in een
brief van de directeur dd 26 september 1844, invnr 297 scan 249.
Het gaat over diverse jongeren die kleine baantjes hebben,
bijvoorbeeld assistent-opzichter, en die hebben gevraagd om
daarvoor meer te krijgen dan de gebruikelijke karige beloning.
Maar het verzoek van het kind Bayle te Willemsoord brengt de
directeur niet aan de permanente commissie over. Wat voor baantje
Johannes Adrianus op dit moment precies heeft wordt niet vermeld,
maar later blijkt hij tweede assistent te zijn van de boekhouder
van Willemsoord. Volgens een notitie in invnr 1007 mapje 6 doet
hij dat al sinds 1842 en verdient hij daarmee twee gulden per
week.
Baantjes Gerardus en Lambertus
Hij is niet de enige uit het gezin die zich onderscheidt door
ijver. Van Gerardus Baljé zal later duidelijk worden dat hij vanaf
februari 1844 een baantje heeft in de katoenweverij (maar daar
niet voor betaald krijgt!) en dan is er ook Lambertus:
Op 20 maart 1845 stuurt de directeur een door de adjunct-directeur
voor de vrije koloniën opgestelde 'voordragt tot benoeming van
zonen van ambtenaren, om tot leerlingen bij eenig vak van
werkzaamheid te mogen worden opgeleid', door naar de permanente
commissie.
Die voordracht is invnr 303 scan 16 en de begeleidende brief invnr 303 scan 14. In de toekomst zullen zulke zonen van ambtenaren worden aangeduid als 'élèves' en de permanente commissie heeft als beloning voor hen een bedrag van 20 gulden per week voor a-l-l-e koloniën vastgesteld.
IJverig jong mensch!
In die begeleidende brief noemt de directeur het 'een voordragt
van ambtenaren-kinderen, tot leerlingen bij eenig vak van arbeid,
zoo tot eerste aanneming als tot bevordering met het volgende
quartaal' en schrijft hij onder meer:
De zoon van den schrijver Bailje, een goed katoenwever, van 17 jaren oud, verdient den voorgestelden gulden ruim.
Uit de voordracht blijkt het dus te gaan om Lambertus Baljé, over wie de adjunct-directeur schrijft:
Hij is een ijverig jong mensch!
Momenteel verdient Lambertus 75 cent per week en het voorstel is
hem één gulden per week uit te betalen. De permanente commissie
beslist hierover 1 april 1845 bij agendapunt N6, invnr 564. Dat
heb ik niet gezien, maar dat de permanente commissie met het
voorstel akkoord gaat blijkt uit een overzicht in september 1845
waar Lambertus op staat als 'katoenwever' met een salaris van f
1.-- per week, invnr 309 scan 210.
Lambertus blijft katoenweven
Precies hetzelfde, behalve dat Lambertus inmiddels 18 jaar is,
staat op een overzicht uit maart 1846, invnr 315 scan 115.
Weer een jaar later, op een lijst dd 29 juni 1847 van
'ambtenarenkinderen die als leerlingen bij eenig vak van
werkzaamheid geplaatst zijn', invnr 340 scan 662, staat Lambertus
Baylé nog steeds voor één gulden per week genoteerd, maar wordt
zijn werk nu omschreven als 'Adsistent der katoenweverij'.
Rampjaar 1846
Qua gezin is 1846 een rampjaar. Op 26 maart 1846 overlijdt de in
1839 geboren Elizabeth Baylé
● Op 20 januari 1846 wordt geboren Helena Maria Catharina
Baylé, maar zij overlijdt al 30 juli 1846. Ze staat ook
vermeld op de lijst van overledenen in de kolonien, invnr 327 scan
435.
Johannes Adrianus niet naar
Veenhuizen
Er is een vacature bij het eerste gesticht te Veenhuizen en op 29
juli 1846, invnr 332 scan 570, geeft de directeur opdracht aan de
adjunct-directeur voor de vrije koloniën 'te onderzoeken of Baijle
of Walland best als schrijver van het 1e Gesticht te Veenhuizen
zou kunnen overgaan'.
Dat doet de adjunct-directeur voor de vrije koloniën op 8
augustus 1846, invnr 324 scan 299, in een brief die de directeur
doorstuurt naar de permanente commissie. De adjunct-directeur
draagt de bestedeling J. Walland voor als schrijver van de
bakkerij bij het eerste gesticht te Veenhuizen. hij vindt hem erg
geschikt voor die betrekking...
terwijl de zoon van Baille, ofschoon knap genoeg in zijn werk, mij toch daartoe nog wat te jong is voorgekomen.
Ik profiteer van deze gelegenheid UwEd te verzoeken, de goedheid te willen hebben, eene poging bij de Permanente Commissie aan te wenden, tot het verkrijgen van ééne gulden verhooging van salaris voor genoemden zoon van Baille, die thans als adsistent bij de boekhouding van kolonie N3, ƒ 2.-- s weeks geniet, en de Permanente Commissie, indertijd tot vermeerdering van tractement aangezocht, doch daarop een onbepaald antwoord bekomen heeft.
Johannes Adrianus bevorderd
Genoemde Jan Walland is een al wat oudere man. Hij is geboren 2
juni 1794 en nu dus 52 jaar oud, terwijl Johannes Adrianus Baljé
nu 20 jaar is. De baan in Veenhuizen gaat dus aan Johannes
Adrianus voorbij, en ook de poging bij de permanente commissie
heeft vooralsnog geen succes. Dat komt pas later in het jaar. De
eerste assistent, een broer van de boekhouder van Willemsoord,
wordt overgeplaatst naar Wilhelminaoord.
De directeur schrijft op 4 december 1846, invnr 330 scan 518, dat
'den tweeden assistent Adrianus Baijle' dan de plek van de eerste
assistent kan innemen.
Aldus besluit de permanente commissie op 21 december 1846 bij
agendapunt N3, invnr 587, en voortaan krijgt Johannes Adrianus
drie gulden per week betaald als eerste assistent bij de
boekhouding van Willemsoord.
Achterstallig loon Gerardus
Op 12 februari 1847, invnr 333 scans 725-726, doet de
directeur voorstellen voor de overplaatsingen van een aantal
'leerlingen bij eenig vak van werkzaamheid'. Daaronder:
Gerardus Baille, sedert 22 February 1844, bij het katoen weven, te doen overgaan bij de administratie, waartoe hij wel geschiktheid heeft, met behoud zijner toelage van 50 centen.
Maar er blijkt ook dat Gerardus de afgelopen drie jaar ernstig te kort is gedaan. Op 25 februari 1847, invnr 344 scan 264, schrijft de directeur aan de adjunct-directeur der vrije koloniën:
Hiernevens bekomt UwEd ter uitreiking, extract eener resolutie der P.C. van 22 dezer N38, betreffende de élèves tot eenig vak van werkzaamheid; verzoekende ik UwEd alvorens aan G. Baille de 50 cents toelage te doen uitreiken, mij te willen inlichten, waarom dezelve niet van February 1844 is uitbetaald, toen die hem reeds is toegekend; UwEd zal zich herinneren, dat hij ons laatst te Willemsoord zelf erkende nog geen verdienste te hebben genoten.
Gerardus loopt weg
Hoe dit afloopt weet ik niet, maar het lijkt me niet
waarschijnlijk dat Gerardus die drie jaar achterstallig loon nu
alsnog in handen krijgt. Drie maanden later, op 19 mei 1847, invnr
338 scan 10, schrijft de directeur aan de permanente commissie:
Ik heb de eer UwHEdG te berigten, dat de ambtenaren kinderen en élèves Gerhardus Baijle en Joh Balthazar Kientz van Willemsoord als zoodanig hun ontslag verzocht hebben, maar reeds de kolonien hebben verlaten, zijnde de eerste als bakkers- en de laatste als timmermansknecht in de nabijheid der kolonien, gaan dienen.
Het komt mij voor, dat dezelve blootelijk van de lijst der leerlingen behooren te worden geroyeerd, met het voornemen om hen, in geen geval, ooit weêr eenige gunst te bewijzen.
Hij noemt die brief ook in zijn verslag van zijn correspondentie
in mei 1847, invnr 339 scan 0376. Als bakkersknecht zal Gerardus
allicht beter verdienen dan de vijftig cent per week die de
Maatschappij hem te bieden heeft, dus hij kan een lange neus tegen
hun 'gunsten' trekken. Maar hij mag niet meer thuiskomen:
Op 4 juni 1847, invnr 340 scan 785, vraagt de directeur aan de
adjunct-directeur voor de vrije koloniën, om
op het verlangen der P.C., de élèves G. Bayle en J.B. Kiens, als eigendunkelijk vertrokken, te doen afvoeren en, in geen geval, toetelaten dat ze weder in de huisgezinnen hunner ouders worden opgenomen.
Als desertiedatum staat in het stamboek 12 mei 1846. Deze
illegale wijze om de kolonie te verlaten zal hem in de naam
zitten, zie verderop.
Schelden en bedreigingen
● Op 28 maart 1848 wordt geboren Jacobus Baylé.
Bij de 'Raad van Politie en Tucht in de Gewone Kolonien op den 14 January 1850' is er een rolletje voor Lambertus Baylé. Voorkomen moet:
de kolonist J.C de Lang welks adsistent van de katoenweverij L. Baijlé
door schelden en bedreigingen zoude hebben beledigd.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, bekent op dat ogenblik driftig te
zijn geweest.
De kolonist wordt veroordeeld tot drie dagen opsluiting in de
strafkamer. De kwestie is waarschijnlijk ook behandeld bij de raad
van toezicht van Willemsoord, maar daar heb ik geen transcriptie
van.
Tot 1859
Ondanks hun baantjes zien de kinderen het toch niet zitten om op
de kolonie te blijven. Als eerste verlaat zoon Adrianus Baylé de
kolonie met ontslag op 11 mei 1850.
April 1851 zet de dan 47-jarige Johannes Baylé een opmerkelijke
stap, hij verandert van godsdienst en hij wordt hervormd, volgens
invnr 1006 op 30 april 1851. volgens folio 24 van invnr 998 op 11
april 1851.
● Op 22 maart 1852 wordt geboren Gerhardus Baylé. Gezien
de naam die hij krijgt, is het hoogstwaarschijnlijk dat zijn
oudere broer, de in 1847 van de kolonie gedeserteerde Gerardus,
inmiddels niet meer in leven is.
Zoon Lambertus Baylé verlaat met ontslag de kolonie op 1 juni
1854. In invnr 998 staat genoteerd dat hij op 7 juni 1854 N7,
invnr 779, officieel wordt ontslagen als assistent-boekhouder, dus
blijkbaar is ook hij overgewipt van katoenweven naar
administreren. Het laatste zit de familie blijkbaar in het bloed.
Zoon Anthonius Baylé verlaat de kolonie met ontslag op 10
september 1858.
Ontslag
Na 1859 verandert alles. De Staat heeft de gestichten te
Ommerschans en Veenhuizen overgenomen, in de vrije koloniën moet
de Maatschappij voortaan de eigen broek ophouden. Johannes Baylé
staat nog als schrijver der fabrieken op folio 12 van het
personeelsregister met invnr 1675 en op folio 24 van het
personeelsregister met invnr 1676, maar daar staat bijgeschreven
dat hij op 21 (invnr 1675) of 28 (invnr 1676) februari 1861 als
zodanig wordt ontslagen,
Kolonist
Hij wordt nu beschouwd als gewoon kolonist en staat verder in de
stamboeken van kolonisten, waar gelukkig scans van zijn.
Achtereenvolgens als bewoner van:
▪ hoeve 24 in invnr 3013,
▪ hoeve 24 in invnr 3015,
▪ hoeve 69 in invnr 3015,
▪ hoeve 332 in invnr 3016,
▪ hoeve 332 in invnr 3017, en
▪ hoeve 302 in invnr 3017.
Kolonisten worden in die tijd verdeeld in vrijboeren, die hun
eigen landje bebouwen, en arbeiders, aan wie dat niet wordt
toevertrouwd. Johannes Baylé geldt op 21/28 februari 1861 eerst
als vrijboer, dan vanaf 7 mei 1861 als arbeider en rond 1870,
ondanks zijn krukken, weer als vrijboer.
Uitvliegende kinderen
Zoon Louis Baylé verlaat met ontslag de kolonie op 8 juni 1863.
Zoon Jacobus Baylé verlaat met ontslag de kolonie op 1 november
1866 (een kleinzoon van hem zal furore maken als zanger).
Dochter Katharina Cecilia Baylé heeft een dienstje gevonden en
gaat met ontslag op 1 december 1869.
Dochter Antje Baylé gaat op 10 september 1870 met zes maanden
verlof om te proberen in de gewone maatschappij een baantje te
vinden en dat lukt blijkbaar, want ze keert niet meer terug.
De laatste loodjes
Met alleen de in 1852 geboren Gerhardus nog in huis, overlijdt
Helena Maria Christina van Piggelen op 2 januari 1872, 64 jaar
oud.
Op 1 mei 1875 loopt Gerhardus Baylé, net als eerder zijn
naamgenoot, zonder toestemming te vragen van de kolonie weg. De
tweede deserteur in de familie, als we het uitstapje van zijn
vader in 1823 niet meerekenen. De reden voor het weglopen van
Gerhardus is dat hij drie weken later te Steenwijkerwold in het
huwelijk treedt.
Als laatste overgeblevene kan Johannes Baylé niet langer een eigen
hoeve hebben, hij wordt per 22 oktober 1876 ingedeeld bij de
kolonist E. de Groot. Daar overlijdt hij op 24 december 1878, 75
jaar oud. Dan is er geen één Baylé meer op de kolonie.
Herhaling
Ik herhaal tot slot nog even de twaalf kinderen, want dat is
hierboven een beetje rommelig:
▪ Johannes Adrianus Baylé, geb. 21-02-1826, ontslag 11-05-1850,
▪ Lambertus Baylé, geb. 26-01-1828, ontslag 01-06-1854,
▪ Gerardus Baylé, geb. 01-02-1830, desertie 12-05-1847,
▪ Helena Catrina Baylé, geb. 05-08-1832, overl. 01-07-1833,
▪ Katharina Cecilia Baylé, geb. 20-07-1834, ontslag 01-12-1869,
▪ Anthonius Baylé, geb. 13-02-1837, ontslag 10-09-1858,
▪ Elizabeth Baylé, geb. 19-03-1839, overl. 26-03-1846,
▪ Antje Baylé, geb. 25-08-1841, ontslag 10-09-1870,
▪ Louis Baylé, geb. 04-12-1843, ontslag 08-06-1863,
▪ Helena Maria Catharina Baylé, geb. 20-01-1846, overl.
30-07-1846,
▪ Jacobus Baylé, geb. 28-03-1848, ontslag 01-11-1866,
▪ Gerhardus Baylé, geb. 22-03-1852, desertie 01-05-1875.