De subcommissie van weldadigheid Edam krijgt in 1825 een plek
aangeboden voor een arbeidershuisgezin te Veenhuizen. Zie op deze
pagina algemene informatie over arbeidershuisgezinnen, en
een lijst van de eerste arbeidersgezinnen in het derde gesticht te
Veenhuizen staat op deze
pagina.
Aankomst
Edam draagt het uit vijf hoofden bestaande gezin van Alexander
Beekman voor, maar die voordrachtsbrief heb ik niet gevonden. De
permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid gaat er
mee akkoord op 8 november 1825, zie designatie 25 in het designatieregister
1825.
Op 24 november 1825 komt het gezin aan. Volgens het
designatieregister komen ze in woning 75 van het tweede gesticht,
maar dat geloof ik niet want rond die tijd wordt eerst het
derde gesticht gevuld. Ze staan dan ook in het stamboek van het
derde gesticht met invnr 1572 op scan 121. Zie helemaal bovenaan
de pagina hoe die scans te bereiken.
Gezinssamenstelling
Van die inschrijving neem ik de gezinsgegevens over, met de
kanttekening dat de kolonieadministratie qua geboortedata lang
niet altijd betrouwbaar is.
● Alexander Beekman is volgens die inschrijving geboren op
29 maart 1790. Hij is evenals de rest van het gezin
'Roomsch'. Hij is getrouwd met:
● Maria Rinsbergen, geboren 17 maart 1792.
Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:
● Nicolaas Alexander Beekman, geboren 28
juni 1817,
● Christiaan Beekman, geboren 11 juli
1819, en
● Lambertus Beekman, geboren 12
september 1821.
Verlof
Na een tijdje mag Maria Rinsbergen met twee van de kinderen met
verlof op familiebezoek naar Edam en volgens de subcommissie ter
plaatse heeft ze daarbij 'geen gunstig verslag' gedaan over de
toestand in Veenhuizen, 'zeggende berouw te hebben zich derwaarts
te hebben begeeven en wel wenschte haar ontslag te kunnen bekoomen
en retourneeren'.
Aldus een brief van de subcommissie gedateerd 3 april 1826,
invnr 78 de scans 16-18. De subcommissie laat de vrouw voor zich
komen. 'Haar vragende hoe het haar beviel, zeijde zij van slegt.'
Daarna volgt een litanie van klachten, over het zware werk dat
haar man moet verrichten, over de geringe betaling die hij
daarvoor krijgt, die dan bovendien bestaat uit winkelgeld dat
alleen in de koloniewinkel besteed kan worden, waar zij soms uren
op haar beurt moet wachten, dat er voor haar zelf niets te
verdienen valt, enzovoort.
Dat kan toch niet
'Weinige verdiensten, slegt voedsel, Mijne Heeren, dat kan toch
niet. Dit waaren de eijgene woorden die zij bezigde.'
De samenvatting op de achterkant van de brief is terechtgekomen
op scan 57 van invnr 78 en daaruit blijkt dat de permanente
commissie de brief 'kopielijk' naar de directeur der koloniën
heeft gezonden met het verzoek er zijn licht over te laten
schijnen.
Directeur
Dat doet de directeur op 29 april 1826, invnr 78 scans
326 en verder. Hij schijnt te vinden dat het voor vrouw Beekman
juist leuk is om lang in de winkel te moeten wachten, want dan kan
een vrouw 'van die stempel' kletsen met 'anderen van haars
gelijke'.
In geheele voldoening aan de missive der Permanente Kommissie dd 14 dezer no.34 heb ik de eer te berigten:
1e Aangaande de brief van de sub-kommissie Edam dd. 3 april houdende de kennisgeving van de klagten der vrouw van den arbeider-kolonist Beekman in het 3e Etablissement te Veenhuizen,
dat zij niet ontkend dat geene gezegd te hebben wat in de brief voorkomt, maar verklaard daar te hebben bijgevoegd, dat zij dit slegt noemde in vergelijking van hetgeene men haar beloofd had in de kolonie te zullen genieten, namentlijk twee koeijen, een varken, land, etc, waarvan zij natuurlijk niets heeft gevonden.
Ten aanzien nu van het bestaan van Beekman, buiten betrekking van hetgeen zij gegrond of ongegrond verwagt hebben, dienen tot informatie
dat Beekman in het begin van december a.p. is aangekomen, en dus in een jaargetij dat de verdiensten het minste zijn,
dat de vrouw zelve in januari jl. is ziek geweest zoo dat de man reden meende te hebben veel al bij zijne vrouw te moeten blijven, waar door de verdiensten natuurlijk verminderde, terwijl de man in de maanden February en Maart, wanneer het saisoen nog niet gunstig voor de veldarbeid is, door hem is verdiend ƒ 9.40 en ƒ 8.38½,
dat egter die sommen door voorschotten in elke maand, overeenkomstig de bestaande bepalingen der Permanente Kommissie zijn gesuppleerd, tot de sommen op nevensgaande extract uit het rekeningboek in het bijzonder voorkomende,
hierbij gelieve de Permanente Kommissie indagtig te zijn;
a. dat het huisgezin bestaat uit man, vrouw & drie kleine kinderen, en
b. dat de vrouw met twee kinderen een gedeelte der maand Maart absent was.
Betreffende de kleeding merk ik alleen aan dat het huisgezin bij deszelfs aankomst in December geheel is gekleed, en dus die kleeding in Maart nog niet kan zijn versleten, zoo als zij dit ook nu nog niet is, maar in tegendeel derzelve goed geconserveerd.
Het aardappelbrood en de deugdzaamheid van hetzelve is de Permanente Kommissie te zeer bekend, dan dat het nodig zoude zijn, meerder bewijzen hiervoor bij te brengen; de aardappelen zijn niet altijd van de beste soort ten minste niet zoals die in de provinciën Holland, Zeeland & Vriesland gevonden worden, doch immer zeer goed in vergelijking van die welke in dezer provincie worden verbouwd, worden steeds de min smakelijk in de Bakkerij enz. gebruikt.
Eindelijk het kopergeld en de winkel, het gebruik van het eerste en het genoegzame der voorhanden zijnde goederen in de laatste, is de Permanente Kommissie al mede volkomen bekend, en behoefd dus de ongegrondheid der klagten in dit opzigt niet te worden aangetoond;
ook is het zeeker overbodig aan te merken dat eene vrouw van dien stempel die in huis toch niets te verdienen heeft, het anders doorgaands niet ongevallig is, aan de Winkel een praatje te kunnen maken, wanneer zij daar anderen van haars gelijke vind, die niet tegelijk kunnen geholpen worden.
De mondelinge klagten bij de Permanente Kommissie ontvangen zullen waarschijnlijk gelijksoortig zijn, en zeker op dezelfde wijze kunnen wederlegd worden.
Ik mag evenwel bij deze gelegenheid niet nalaten in het algemeen aan te merken dat de grondstoffen voor de Fabriek sedert eenige maanden minder voorhanden waren dan wel vroeger, en dus de Fabrieksmatigen arbeid en de verdiensten aan derzelve, naar die evenredigheid kleinder, hetgeen zeker op het bestaan der Kolonisten geen gunstige invloed kan hebben.
Vertrek
Het is vooral een kwestie van het straatje schoonvegen, alleen op het eind wordt hij even eerlijk: er zijn geen grondstoffen voor het naaien en spinnen en dus ligt dat werk grotendeels stil. Zoals in de brief aangekondigd is bijgevoegd een extract van de rekening van Beekman, dat is invnr 78 scan 329.
De permanente commissie heeft aangetekend dat ze dit doorgeeft
aan de subcommissie Edam op 17 mei 1826 en daarop zal Edam
dan wel weer gereageerd hebben, maar dat heb ik allemaal niet
gezien. Dat hoeft ook niet, want het gezin is in het stamboek met
invnr 1572 doorgestreept. Een vertrekdatum is niet genoteerd, maar
dat zal ergens juni-juli geweest zijn en in de
kolonieadministratie komen ze verder niet meer voor. Ook niet bij
het bedelaarsgesticht, dus blijkbaar hebben ze het in Edam verder
gered.