Het arbeidershuisgezin van Frederik Theodorus Bergh: hij wordt employé van de Maatschappij, maar onophoudelijk van de ene functie in de andere geslingerd

Amsterdam heeft vanaf eind december 1823 al tien arbeidershuisgezinnen in het eerste gesticht te Veenhuizen zitten, maar mag er daarna nog eentje voordragen. Zie algemene opmerkingen over arbeidershuisgezinnen en vandaar kun je doorklikken naar een overzicht van zulke gezinnen bij het eerste gesticht. Amsterdam komt op de proppen met het gezin van Frederik Theodorus Bergh en Maria Sebilla Drossen of Deussen. Hier mijn aantekeningen over dat gezin.


Aankomst

De permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid gaat akkoord met de voordracht op 18 januari 1824, zie designatie 116 in het designatieregister 1823. Het gezin pakt een week later de boot en komt op 28 januari 1824 in Veenhuizen aan. Ze worden gehuisvest in woning 77 van het eerste gesticht.

Ze staan op scan 26 van het stamboek van het eerste gesticht met invnr 1571. Zie bovenaan de pagina hoe die scans te bereiken zijn. Van die inschrijving neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling

Frederik Theodorus Bergh is volgens die kolonieadministratie geboren 11 juli 1793 te Amsterdam. Volgens een huwelijksakte als zoon van Lauwrens Bergh en Elizabeth Japke. Hij is 'Lutersch', de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met

● Maria Sebilla Deussen of Drossen, geboren 23 juni 1796 te Amsterdam. Volgens haar overlijdensakte heet ze Deussen en is ze geboren als dochter van Willem Deussen en Johanna Zillissen, in het stamboek staat ze ingeschreven als Drossen. Het echtpaar heeft drie kinderen bij zich:

Elisabeth Bergh, geboren 17 september 1820,
Frederica Maria Bergh, geboren 26 januari 1822. Zij overlijdt 18 maart 1824, en in haar overlijdensakte staat dat zij is geboren te Amsterdam met de namen Fredrica Maria Theodora Sibilla Bergh,
Lourens of Louwerens Bergh, geboren 29 september 1823.

IJver en bekwaamheid

Blijkbaar krijgt Frederik Theodorus Bergh meteen een administratief baantje, want op 21 april 1825, invnr 73, schrijft de directeur der koloniën:


Eindelijk geef ik mij bij deezen gelegenheid het genoegen de Perma­nente Kommis­sie te informeren, (...) dat den als arbeider gezonden kolonist in het 1e etablis­sement te Veenhuizen, doch sedert zijn aankomst als adsistent des boekhou­ders aldaar werkzaam geweest zijnde persoon van (ruimte opengela­ten) Bergh, zodanige ijver en bekwaamheid heeft aan de dag gelegd; dat wij om in de volstrek­te behoefte te voorzien, hem provisio­neel met de funktien van boekhouder binnen in het 2e etablisse­ment hebben kunnen belasten; terwijl zijn vrouw en verdere huishouding, om gewigtige redenen, welke de Perma­nente Kommis­sie door den Heer 2e Adsessor welligt reeds zijn mede­gedeeld, voor eerst in haren tegenwoordigen woning zal blijven, en waarom ik hem als nog niet als boekhouder in het 2e etablisse­ment kan voordragen.


Zwak

De 'Heer 2e Adsessor' is de in Frederiksoord wonende en naar Den Haag op en neer pendelende Johannes van den Bosch. Het is heel jammer dat de directeur niet uitlegt wat die gewichtige redenen zijn. Daar zullen we dus wel nooit achterkomen. Een maand later, op 10 mei 1825, ook invnr 73, schrijft hij een aanzienlijk minder positieve brief. Nu gaat het er vooral over dat Frederik Theodorus Bergh zwak is:


De kolonist Bergh uit het 1e etablissement te Veenhuizen is bij ondervinding gebleken nog te zwak te zijn om de funktie van boekhouder binnen in een etablissement te kunnen waarnemen; en daar het bij den aanvang der administratie in een etablissement altijd moeijelijk en tevens van het grootste belang is, dezelve op eenen goeden voet te stellen, hebben wij het nodig geoordeeld een bekwaam boekhouder daar mede te moeten belasten;


Tweede gesticht

Samengevat: zwak, maar ijverig en bekwaam. Vermoedelijk blijft hij assistent-schrijver, maar dan bij het tweede gesticht, want op 11 augustus 1825 verhuist het gezin naar woning 102 van het tweede gesticht. Daarvan zijn geen stamboeken bewaard gebleven, dus we zijn hen dan even kwijt.

Er wordt bevestigd dat hij assistent-schrijver is bij het tweede gesticht als op 14 oktober 1826, invnr 81, de waarnemend directeur (de directeur zelf is met verlof voor familiezaken) het voorstel doet aan de permanente commissie:


om in de plaats van den tot ontslag voorgedragene Magazijnmr van het 2e Etabl. Koekoek te benoemen, den arbeiders kolonist F.T. Berg van het 2e Etablissemt, sedert eenen geruimen tijd, als adsistent bij den Boekhouder binnen werkzaam, welke functien hij ook vroeger, bevorens zijne verplaatsing van het 1e Et aldaar heeft waargenomen, en zulks uit hoofde deze kolonist steeds door zijn braaf gedrag, kennis in admin. en voortdurende ijver, wel eene onderscheiding zoude verdienen, en hij ook door zijne superieuren van de gunstigste zijde tot deze post wordt voorgesteld.'

Magazijnmeester

De volledige brief van de waarnemend directeur staat op deze pagina, en daar veronderstel ik dat het voorstel door de permanente commissie wordt overgenomen en dat Frederik Theodorus Berg op 7 november 1826 wordt benoemd tot magazijnmeester van het tweede gesticht.

Ik zei al dat er geen stamboek bewaard is gebleven van het tweede gesticht en daarom moeten twee belangrijke gebeurtenissen uit de burgerlijke stand van de gemeente Norg komen:

Burgerlijke stand

■ Op 8 januari 1827 overlijdt echtgenote Maria Sebilla Drossen of Deussen, overlijdensakte nummer 9 van 1827, Norg. Vermoedelijk een gevolg van de geboorte van Frederika Albertina Bergh op 3 januari 1827, die 22 april 1827 zelf ook overlijdt.

■ Op 12 april 1828 hertrouwt Frederik Theodorus Berg met Gezina Gerarda Molenkamp, geboren te Naaldwijk op 9 augustus 1810, dus pas zeventien jaar oud. Huwelijksakte 4 van 1828, Norg. Zij is een dochter van de kolonist Bernardus Molenkamp die een van de grote boerderijen op het terrein bewoont. Over Molenkamp komt nog een pagina.

Nieuw gezin

Dit echtpaar krijgt de volgende kinderen:

Bernardus Bergh, geboren 3 september 1828. Dat is wel wat kort na het huwelijk, maar blijkbaar is Frederik Theodorus zo'n gewaarde kracht dat de directie er van afziet om sancties te nemen,
Frederik Theodorus Bergh, geboren 2 augustus 1830, en
Wilhelmina Frederika Bergh, geboren 15 juli 1832.

Personeelsregister

Vanaf 1828 zijn er personeelsregisters bewaard gebleven en dan kunnen we het gezin weer oppikken. Ze staan op folio 42 van het register met invnr 997 (van personeelsregisters zijn nog geen scans). Frederik Theodorus is magazijnmeester van het tweede gesticht voor ƒ 6 per week. Maar dat houdt op.

Van het besluit van 25 juni 1828, 'houdende ontslag van den Onderdirekteur Hatzmann en den Magazijnmeester Bergh en de vervanging van den eersten door den Algemeen Winkelier J. Kluvers', heb ik geen transcriptie, ik weet alleen dat het zich bevindt in inventarisnummer 961 mapje 1828 (ook geen scans).

Functiewisselingen-1

In het personeelsregister is aangetekend: 'Ontslagen 19 augustus 1828 en 30 september daarna aangesteld als schrijver van den Algemene magazijnmeester doch als zoodanig ontslagen en 13 juli 1829 aangesteld als zaalopziener'. Dat zijn een boel functieveranderingen in een jaar.

Frederik Theodorus Bergh staat nu als zaalopziener op folio 31 van datzelfde register met invnr 997. Aangetekend is dat hij bij besluit van 13 juli 1829 is aangesteld als zaalopziener bij het eerste gesticht voor ƒ 5,20 per week. Dat betekent dat hij met zijn gezin ook woont in een zaalopzienerswoning tussen twee zalen met weeskinderen.

Functiewisselingen-2

Maar de carousel met funkties gaat door. De volgende vermelding is dat hij bij besluit van 26 september 1831 'voorloopig' is 'belast met de werkzaamheden van den boekhouder binnen'.

En ook dat kan niet lang duren, want vervolgens staat er: 'Bergh voorloopig benoemd tot boekhouder buiten bij Veenhuizen 2e gesticht'.

Ontslag

Inmiddels is, op 25 september 1832, echtgenote Gezina Gerarda Molenkamp overleden.

Het volgende personeelsregister, dat in 1834 begint, heeft invnr 998 en daar staat de weduwnaar Bergh met zijn kinderen op folio 57 als 'boekhouder-buiten' voor ƒ 7.- per week. Maar ook met de mededeling: 'ontslagen 21 juni 1834 N19'.

Zoon Ernst Willem??

Een maand later volgt er een absurde brief van de directeur. Op 12 juli 1834, invnr 149 scan 642, schrijft hij dat een enige tijd geleden op de Ommerschans binnengekomen bedelaar heeft bekend zich met een valse naam te hebben ingeschreven,

zijnde hij de zoon van de kortelings ontslagen boekhouder van buiten, bij het 1e gesticht te Veenhuizen, en dus genoemd Ernst Willem Bergh, die uit hoofde van mishandeling door zijnen vader den 5e Februarij jl, het huisgezin is ontloopen, om dienst te nemen, dat, niet gelukt zijnde, hem bewogen heeft, zich te Assen vrijwillig voor de Ommerschans aantegeven.

Wat is dit nu weer? Ik weet van geen zoon Ernst Willem Bergh?? Die staat nergens in de stamboeken. Die Ernst Willem staat met bedelaarsnummer 1937 in het stamboek van bedelaars toegang 0137.01 invnr 426 als geboren 21 februari 1817 te Groningen. Ik snap er niets van. Ernst Willem Bergh vertrekt 9 juni 1835 naar de overzeese gebiedsdelen.

Naar Amsterdam?

Na het ontslag op 21 juni 1834 kan ik Frederik Theodorus Bergh en zijn kinderen in de boeken van Veenhuizen nergens meer terug vinden. Ze zullen weer naar Amsterdam zijn gegaan.

Maar enkele jaren later melden zich twee van de kinderen bij de kolonie. Bij besluit van 27 december 1837 keurt de permanente commissie goed dat Bernardus Bergh, dan negen jaar oud, en Wilhelmina Frederika Bergh, dan vijf jaar oud, worden opgenomen in het gezin van hun grootouders, de kolonist Molenkamp en zijn echtgenote Henderika Gerritsen.

Grootouders

Die wonen inmiddels op hoeve 71 in de kolonie Willemsoord en in het stamboek daarvan met invnr 1361 staan op scan 72 de twee kinderen Bergh ingeschreven bij opa en oma. Ze zijn op 6 januari 1838 daar in huis gekomen en ze zullen er vele jaren blijven.

Op de zitting van de tuchtraad van 30 juli 1842 moet 'Bernardus Bergh, zijnde een kleinzoon van den Kolonist Molenkamp' samen met enkele andere jongens verschijnen omdat ze 'eenige groenten uit den tuin van den schrijver der fabriek Baijle zouden hebben ontvreemd'.

Uit bijlage 4 blijkt dat het gaat om wortelen en peulen en dat ze ' toonen er zich weinig om te bekreunen op dit feit betrapt te zijn'. Deze zitting is onderdeel van de worsteling die men te Willemsoord met de jeugd heeft, beschreven in De strafkolonie pagina's 224-225.

Wezengesticht

Enkele jaren later duikt ook broer Frederik Theodorus Bergh in de kolonie op. De Amsterdamse Inrichting voor Stadsbestedelingen brengt hem op 4 februari 1846 het wezengesticht te Veenhuizen binnen. Dat wil niet per se zeggen dat zijn vader dood is, het kan ook betekenen dat die zich niet in staat acht voor hem te zorgen of door de notabelen niet in staat geacht wordt voor hem te zorgen. De vijftienjarige Frederik Theodorus krijgt het weesnummer 1052 in invnr 1412.

Die kunnen we er ook nog wel bij hebben, denken de grootouders. Ze dienen een verzoek in en op 20 april 1846 wordt besloten dat Frederik Theodorus uit het kindergesticht weg mag en naar zijn grootouders gaat. Op 4 juni 1846 wordt hij ingeschreven op hoeve 71 in Willemsoord, invnr 1362 scan 73.

Mishandeld

Maar niet zo heel lang, op 3 maart 1847 loopt hij van zijn grootouders en de kolonie weg. Dat wordt geen succes, hij wordt al snel opgepakt en afgeleverd bij de Ommerschans, vanwaar hij wordt teruggebracht naar Veenhuizen. Daar staat hij op de zitting van de tuchtraad van 31 maart 1847 terecht. Beschuldigd van desertie:


Waar op H. Berg ten antwoord geeft dat hij tijdens zijne verpleging te Willemsoord bij zijnen Grootvader Molenkamp, door denzelven mishandeld was en zeer weinig te eten had  bekomen, veel minder dan zijne overige Broeders en Zusters, die zich mede daar bevonden en waar door hij besloten had de Koloniën te verlaten, om opgevat zijnde, weder om naar dit Gesticht te worden terug geplaatst.

Dat verhaal wordt door de tuchtraad niet gecontroleerd, maar voor waar aangenomen. Met algemene stemmen heeft ze 'besloten te straffen: H. Berg, met opsluiting in de strafkamer slegts voor den tijd van twee dagen, naar  aanleiding der laakbare handeling van zijnen Grootvader.'

Ontslag

Frederik Theodorus Bergh blijft voortaan overeenkomstig zijn wens in het kindergesticht, vanwaar hij op 4 juli 1850 met ontslag vertrekt.

In het volgende stamboek van Willemsoord met invnr 1362 staan de grootouders met de nog in de kolonie wonende Bernardus Berg en Wilhelmina Frederika Bergh op scan 73 en in het daarop volgende stamboek met invnr 1363 op scan 75.

Bernardus Bergh gaat 9 juli 1848 in militaire dienst en keert daar op 2 december 1848 weer van terug.

Tot slot

Op 9 juli 1851 overlijdt grootvader Bernardus Molenkamp en op 19 oktober 1851 grootmoeder Henderika Gerritsen. Hun eigen kinderen zijn al het huis uit en de kleinkinderen gaan naar de buren.

Bernardus Bergh naar het gezin van kolonist Pierre Jean Castaing op hoeve 67. Bernardus verlaat de koloniën met ontslag op 24 april 1852. Wilhelmina Frederika Bergh gaat naar hoeve 72, het gezin van kolonist Johannes Joosten. Zij verlaat de kolonie ook op 24 april 1852, zodat broer en zus samen de wijde wereld intrekken. Dan zijn de laatste leden van de familie Bergh van de kolonie verdwenen.