Het vrije kolonistengezin van Jacobus Bouwman en Agatha Kooijman verlaat na zeven jaar de kolonie al weer, maar laat wel twee voorlijke dochters achter

De Regenten van het Arm en Weeshuis te Oudewater sluiten in november 1820 het contract A 22 met de Maatschappij van Weldadigheid. Zie een uitleg over A-contracten op deze pagina en vandaar kun je doorklikken naar een overzicht van alle A-contracten en een overzicht van contracten per plaats.

De regenten hebben voor hun 360 gulden per jaar dan recht op drie hoeves, eentje met zes weeskinderen en twee huisverzorgers, en twee voor 'verarmde huisgezinnen' die de weeskinderen kunnen helpen met de landbouw. Op 29 januari 1821, invnr 56 scan 175, meldt Oudewater:

Tans een geschikt huisgezin bestaande uit man, vrouw en vijf kinderen zig opdoende, om na een of andere Uwer kolonien zig te begeven; zoo verzoeken wij dit huisgezin als één der twee, welke na gesloten kontrakt voor onze 6 wees en armkinderen, zullen mogen overzenden, hoe eerder hoe liever, en kan het zijn, te gelijik of eerder, met voorn. kinderen over te nemen.

Het zijn sterke gezonde personen, alle van de Roomsche religie, en goed zedig gedrag, genaamd (...)  

Even geduld
Daarna volgen de gegevens van 'Jacobus Bouman' (men laat de 'w' weg, dat zal vaker voorkomen), met als beroep 'boere daggelder' en 'ruim 40 jaar', plus zijn gezinsleden en de vraag wanneer ze het gezin op de boot kunnen zetten. Het brievenboek met invnr 19 (geen scans) zal moeten worden nagekeken om te zien wanneer de permanente commissie deze brief besproken heeft en waneer ze heeft teruggeschreven.

De inhoud van die reactie kan ik echter wel raden. Medegedeeld zal worden dat Oudewater voor Willemsoord te laat is, want dat is zomer 1820 al bevolkt, en dat er op het moment geen lege hoeves zijn, maar dat ze kunnen meedoen met de volgende kolonie: Wilhelminaoord.

Aankomst
De hoeves van die kolonie worden vanaf 1 juli 1821 opgeleverd en op 5 juli 1821 arriveren de eerste Oudewaterse weeskinderen plus het gezin van Jacobus Bouwman en Agatha Kooijman. In invnr 1343 bevindt zich een aankomststaat. Daarvan zijn geen scans dus we moeten het doen met mijn fotootje van het gedeelte waarop de familie Bouwman staat:

 

Aangetekend staat dat de familie is gehuisvest in hoeve 15 van het spliksplinternieuwe Wilhelminaoord (dat dan nog te boek staat als kolonie 4).

Gezinssamenstelling
De Maatschappij neemt de gegevens over van de stamlijst die de autoriteiten in Oudewater met de kolonisten meegeven. De stamlijst van de familie is bewaard gebleven en bevindt zich in invnr 1391 scan 149.

Jacobus Bouwman is geboren op 24 december 1780, naar ik begrepen heb te Jutphaas. Als beroep is genoteerd 'daggelder'. Hij is getrouwd met
Agatha Kooijman, geboren 19 september 1782 te Oudewater. Als beroep is genoteerd 'werkster'.
Een in 1805 geboren dochter met doopnaam Johanna en roepnaam Hannah blijft in Oudewater achter, en zal in 1826 te Utrecht trouwen, zie lager op de pagina.
Mee naar de kolonie komen de kinderen:

Maria Bouwman, geboren 29 april 1808 te De Meern,
Jannetje (doopnaam Johanna) Bouwman, geboren 16 april 1810 in De Meern,
Huibert Bouwman, geboren 20 juli 1814 te Harmelen,
Jan Bouwman, geboren 1 januari 1816 te Harmelen,
Arie Anthonij Bouwman, geboren 6 januari 1819 te Oudewater.

Ze willen terug
Net als eerder bij het bevolken van Willemsoord is Johannes van den Bosch ook hoogstpersoonlijk betrokken bij het vullen van Wilhelminaoord en op 26 juli 1821, invnr 58 scan 289, meldt hij klachten van de families Bouwman en Van Puffelen (ook uit Oudewater; een oude pagina over hem die nodig eens bijgewerkt moet worden, staat hier). Van den Bosch schrijft:

Wijders vind ik mij verpligt de Permanen­te Kommissie te informeren, dat de onlangs van Oudewater aangekomene kolonisten  Bouw­man en van Puffen zich bij mij hebben vervoegt, om verlof te bekomen, de kolonie te verlaten en naar Oudewater te retourne­ren; voorgevende, dat zij niet kunnen voor­zien, in het vervolg en op den duur een be­hoorlijk bestaan te zullen vinden, als mede de kerk - roomsche - te ver van de kolonie was, om een behoorlijk gebruik van de gods­dienst te kunnen maken.

Dienende het der Permanente Kom­missie in deezen tot infor­matien dat eerstgen. is een zeer bekwaam man, die zich nimmer in een behoeftige stand bevond, maar door arbeid van klein koop­manschap, volgens zijne verklaring zich een goed bestaan verzorgen, en dat hij alleen op sterk aanraden of aandringen der leden van de subkomm. naar de kolonie was vertrok­ken.

De laatstgen. is een man geheel onbe­kwaam tot de veldarbeid en kan met kleder­maken zijn verstrekte kleding nauwelijks ver­dienen;

ik heb aan deze kolonisten, maar bijzonder de eerstgen. getoond, hoedanig hij in zijne gedagte dwaalde, dat de Maatschap­pij, ten minsten voor het tegenwoordige, hem zijn bestaan verze­kerde, en dat zij dit wel altoos zal blijven doen dan wanneer hij van zijne zijde erg werkzaam en oppassend blijft als hij nu toont te zijn en zoo ook aan van Puffen, dat de Maatschappij zijne belangens zoo wel als die van ieder ander kolonist wil behartigen en hij dus in de toekomst, onder voorwaarde van een goed gedrag, niet voor zijn bestaan behoefde te vreezen.

Dan beide zijn bij hun verzoek blijven insisteren.

Er wordt in voorzien
Uit de brief wordt duidelijk dat het gezin van Jacobus Bouwman behoort tot het soort sterke en hardwerkende kolonisten dat Johannes van den Bosch bij de start van de kolonie voor ogen had gestaan (in tegenstelling tot de krukken die de meeste steden opsturen).

Over de klacht van Bouwman en Van Puffelen over de roomse kerk, ook genoemd op pagina 300 van De proefkolonie, kan gemeld dat die in eerste instantie door de Maatschappij niet serieus genomen wordt. Er is volgens haar deze tijd sprake van 'roomsche machinaties', de katholieke geestelijkheid zou de kolonisatie actief tegenwerken omdat ze vinden dat er te weinig aandacht is voor hun geloofsgoed.

Vervolgens moet men echter toegeven dat er wat in zit. Ik zou niet weten waar Bouwman en Van Puffelen ter kerke zouden moeten gaan, want de katholieke kerk in Steenwijk is vanuit Wilhelminaoord een halve dag lopen. Er komt een voorziening: de school van Wilhelminaoord krijgt een dubbelfunctie. Naast onderwijs wordt er de katholieke eredienst en katholieke catechisatie gehouden.

Dat zal de reden zijn dat de familie Bouwman in de kolonie blijft. Op een verder niet zo veel zeggende lijst van landbouwresultaten in 1821, zie hier, staan ze bij hoeve 15.

De volgende kwestie
Het volgende relletje is in februari 1822. Op 22 februari 1822, invnr 60 scans 384-386, meldt Oudewater ernstige klachten over de behandeling van twee van hun weeskinderen. De directeur der koloniën gaat op onderzoek uit en rapporteert daarover op 27 februari, invn 60 scans 418-420. Hij merkt dat er eigenlijk niets aan de hand is en concludeert dan:

Ik moet dus uit alles wat ik in deeze heb kunnen ver­nemen, besluiten te geloven, dat Bouwman en van Puffelen, kolonisten uit Oudewater, de kinderen tot het inbrengen van klagten heb­ben aangespoort, om door die weg de eerste Janna Hendriks, en de tweede Arie Roesteen bij zich te hebben, als zijnde daar in voor hun een wezenlijk voordeel gelegen. De kinderen nogtans zullen overeenkomstig het verlangen der sub kommissie Oudewater bij andere huisverzorgers of kolonisten worden inge­deelt.

Gevolg is dat een van de weeskinderen blijft zitten waar die zit en de andere wordt overgeplaatst, maar NIET naar Bouwman of Van Puffelen. Deze gebeurtenissen zijn ook beschreven in verhaalvorm, De volledige transcripties van alle in dit stukje genoemde brieven staat op deze pagina.

1822-1825: Kind, ziek, kind
Begin maart 1822 wordt Huibert Bouman genoemd als een van de leerlingen op de school van Wilhelminaoord die goede vorderingen maken, zie deze pagina.

In april 1822 is er gezinsuitbreiding:

Pieternella Johanna (in het stamboek 'Petronella') Bouwman, geboren 13 april 1822.

Het enige bericht dat ik uit 1823 heb komt uit het maandblad van de Maatschappij de Star. In het nummer van augustus 1823 pagina 687 wordt gemeld:

Volgens den maandelijkschen staat der kolo­niën, opge­maakt den 20 augus­tus, waren er deze maand in de koloniën eenige zieken; echter weinige gevaarlijk, met uitzondering evenwel van vrouw LADRIE, in kolonie No 2, en van de vrouwen BOUWMAN en BOOM, in No 4.

Blijkbaar komt het helemaal goed met de gezondheid van Agatha Kooijman, want in 1825 is er opnieuw gezinsuitbreiding:

Lena Maria (in het stamboek 'Helena Maria') Bouwman, geboren 2 mei 1825.

Vertrek Maria-1
Maar wat er van onder bijkomt gaat er van boven weer af. Op 19 juni 1825, invnr 74 scans 333-335, schrijft de directeur der koloniën:

De kolonisten Maria, dogter van Jacobus Bouwman kol. 4, Hendrik zoon van Willem Kuiters, Jan en Eeltje zoon en dogter van de wed. Roelof Zwaan, Gerardina dogter van Pieter van der Veen, alle uit kol. N3, en eindelijk Grietje dogter van Jan Brands kol. N6 ontslag verzogt hebbende neem ik de vrijheid tot het geeven daarvan de authorisatie te vragen.

De permanente commissie bespreekt dit 25 juni 1825 bij de agendapunten 1 en 5 (notulen moeten in invnr 39 zitten) en schrijft terug op 28 juni 1825 (afschrift kan in invnr 357 zitten, maar van veel brieven aan de directeur zijn geen afschriften bewaard gebleven), maar dat is eigenlijk niet nodig, want ze geeft toestemming.

Vertrek Maria-2
Dat is heel bijzonder. Maria Bouwman is op dat moment 17 jaar oud en jongeren van die leeftijd krijgen alleen ontslag als familie heeft gezegd hen te willen opnemen. Daar is hier geen vermelding van, dus ik begrijp niet hoe het mogelijk is dat er überhaupt ontslag voor haar wordt aangevraagd, laat staan dat het verleend wordt. Maar hoe dan ook verlaat Maria de kolonie.

Niet dat ze ver weg gaat. Ze trouwt 11 augustus 1827 te Vledder, waarbij is aangetekend dat zij is geboren te 'Ouden Rhyn Cum Suis' (??). De bruidegom is Lourentius Jacobus de Wals. Hij is een zoon van de proefkolonist Jacobus de Wals, over wie meer te vinden is op deze pagina. Het jonge stel vestigt zich te Avereest, in de nabijheid van de Ommerschans. Hun nageslacht staat vermeld op www.bonmama.nl, voer bij 'uitgebreid zoeken' het Historisch Burger Service Nummer 5411 in.

Bevordering tot hoevenaar?
Eind 1825 is er sprake van promotie. Op 9 december 1825, invnr 76 scan 723,  gaat het in een brief van de directeur over de grote boerderijen rond de Ommerschans. De functie van hoevenaar op zo'n boerderij is het hoogste dat een kolonist kan bereiken. De directeur wil de hoevenaar Bakema uit zijn functie ontheffen en terugplaatsen in de vrije koloniën en schrijft:

Bij mijne verzoek om auth. tot het terugbrengen des kolonist Bakema in de gewone koloniën, was ik niet bedagt eenen anderen in deszelfs plaats der Permanente Kommissie voortestellen; daar het intusschen ondoelmatig zijn zoude de hoeven te Ommerschans slegts eenen dag onbewoond te laten, zal ik zoo vrij zijn Bakema in kol. N5 te laten, tot dat door de Perma­nente Kommissie dezelfs opvolger zal zijn aangewezen, waartoe ik de eer heb den kolonist Bouwman, kol. 1 als geschikt voortedra­gen.

NB: Blijkbaar heeft het Drents Archief de indexatie van invnr 76 (correspondentie oktober-december 1825) zoekgemaakt, want die ontbreekt op allekolonisten.nl. Dus dit moest handmatig gezocht.

Nee, bedankt
Op de achterkant van de brief, invnr 76 scan 725, is aangetekend dat de permanente commissie dit bespreekt op 14 december 1825 bij agendapunt 41 (notulen moeten in invnr 39 zitten) en de directeur terug schrijft op 15 december 1825 (afschrift kan zitten in invnr 357, maar zie hier boven). Blijkbaar gaat de commissie akkoord en autoriseert zij de directeur om Bouwman tot hoevenaar te bevorderen.

Maar op 2 februari 1826, invnr 77 scan 275, schrijft de directeur:

De kolonist Bouwman welke met auth. der Permanente Kommissie als hoevenaar naar de Ommerschans zoude worden overgeplaatst daarvoor bedankt hebbende, heb ik de eer den kol,t Haverkort in deszelfs plaats tot vervanging van Bakema den Permanente Kommissie voortestellen.

Dit is vreemd en... niet verstandig van Bouwman. Er zijn wel meer kolonisten die boven de rest uitsteken en die misschien 'te goed' zijn voor de kolonie. Maar meestal verdienen die na een tijdje prima de kost als hoevenaar en staan die daarmee aan de basis van een geslacht dat generaties lang welvarend blijft. De familie Bouwman hapt echter niet toe.

Onduidelijke woonplaats
Zoals hierboven gezegd worden ze bij aankomst ondergebracht in hoeve 15 van Wilhelminaoord, maar dat valt niet na te kijken omdat er geen stamboeken uit de eerste periode bewaard zijn gebleven. Die zijn er pas vanaf 1 juni 1825 en dan staan ze in invnr 1346 scan 33 als bewoners van hoeve 92 van Frederiksoord.

Of ze zijn in de tussentijd verhuisd of bij de herindeling en onnummering van 1 juni 1825 is de oude hoeve 15 van Wilhelminaoord hoeve 92 van Frederiksoord geworden. Ik kom daar niet uit en het standaardwerk De bewoningsgeschiedenis in de vrije koloniën van weldadigheid van Thijs Rinsema geeft ook geen uitsluitsel.

In laatstgenoemde boek staat GEEN hoeve 92 van Frederiksoord maar WEL een hoeve 92 van Wilhelminaoord. Ik vermoed (maar niet meer dan dat) dat die bedoeld wordt. Die hoeve is tussen 1880 en 1884 afgebroken, maar lag aan wat nu de Jongkindt Conincklaan is, kadastraal Vledder A 235, met de coördinaten 52.893029 en 6.223661. Dat is richting Doldersum, het gebied dat later Boschoord gaat heten.

Dat klopt met de vermelding bij de kleine raad van 30 december 1826 dat de familie woont in kol no 1 wijk no 3, want dat is ook Doldersum. De familie Van Os, zie verderop, woont daar ook ergens in de buurt.

De inschrijving loopt door op scan 23 van invnr 1347. Maar er is iets met de inschrijving:


Waar is Jannetje??
Ja, waar is Jannetje Bouwman, geboren in 1810? Op het moment dat deze stamboeken beginnen is zij 15 jaar oud en dus te jong om op eigen benen te staan, en ze staat er toch niet bij. Terwijl ze wel in de buurt is, want zij trouwt op 9 juni 1827 (dus twee maanden voor haar oudere zus) te Diever met Marinus (of Marijn) van Os, voor wie op 20 april 1827 ontslag uit de kolonie is aangevraagd, invnr 84 scan 540.

Hij is een zoon van kolonist Cornelis van Os, over wie nog meer op de site zal komen, maar voorlopig moet men het even doen met deze informatie. Ook zij vestigen zich te Avereest en de gezinssamenstelling is te vinden door op www.bonmama.nl bij 'uitgebreid zoeken' het Historisch Burger Service Nummer 2381 in te voeren.

Er zijn twee mogelijkheden, die allebei even waarschijnlijk zijn:

▪ Jannetje woont wel degelijk in Frederiksoord, dus het stamboek zit ernaast. De bewaard gebleven inschrijvingen zijn namelijk niet uit de kolonie afkomstig, maar het zijn de kopie-boeken die bewaard werden op het kantoor in Den Haag. Daar staan wel vaker fouten in.
▪ Jannetje is teruggekeerd naar Oudewater, mogelijk bij haar oudere zus, en heeft Marinus van Os ontmoet tijdens haar bezoeken aan haar ouders. Dat zij volgens de huwelijksakte in de kolonie woont is dan niet helemaal juist.

1826-1827
Op de zitting van de kleine raad van 6 mei 1826 komt Jacobus Bouman vragen om verlof naar Utrecht, 'om toestemming te geven tot de voltrekking van een huwelijk, dat zijne dochter aldaar wonende, voornemens was aan te gaan'. Dat huwelijk vindt plaats op 17 mei 1826 en volgens de akte zijn zowel Jacobus Bouman als Agatha Kooijman daar bij aanwezig, maar ze verklaren ook 'niet te kunnen schrijven', zodat ze de akte niet hoeven te tekenen.

Op de zitting van de kleine raad van 24 juni 1826 wordt besloten de bij de familie Bouwman ingedeelde Kaspar/Casparius van den Berg (geboren in 1809, uit Den Haag) naar een andere hoeve te verplaatsen. 'Dit wordt belangrijk geoordeeld omdat Bouman en de vrouw telkens over hunnen ingedeelden klagen, en verzoeken van denzelven ontslagen te worden'.

Volgens de zitting van de kleine raad van 30 december 1826 krijgen ze daarna een andere ingedeelde. Grietje Rozendal (of vaker Grietje van Rozendaal, zie iets meer over haar op de pagina Amersfoort) is dan ingedeeld op een plek 'van waar zij, als gebrekkig op den gang zijnde, niet in staat is, het godsdienstig onderwijs van den Heer Pastoor in kol no 2 bij te wonen'. Ze zou overgaan naar de familie Bouman, maar blijkbaar gaat dat niet door want volgens het stamboek blijft ze gewoon op haar oude adres.

Op de zitting van de kleine raad van 6 october 1827 komt 'Vrouw Bouman', dus Agatha Kooijman, vragen om veertien dagen met verlof te mogen naar Oudewater 'om de erfenis haars overledenen vaders mede te regelen'.

Vertrek + slotopmerking
Op de zitting van de kleine raad van 12 juli 1828 komt Vrouw Bouwman opnieuw vragen om met verlof te mogen naar Oudewater, en dat wordt ook weer goedgekeurd. Dat verlof is vermoedelijk al ter voorbereiding op het ontslag, want het gezin verlaat 26 november 1828 de kolonie en keert terug naar Oudewater. De redenen daarvoor zijn (nog) niet bekend.

Wat opvalt bij de familie Bouwman is de jonge leeftijd waarop de dochters trouwen. De oudste op haar 20ste, Maria op haar 19de en Jannetje is zelfs pas 17 jaar. Dat is bijzonder in de negentiende eeuw, waar de meeste mensen tussen hun 25ste en 30ste in het huwelijk treden.
Dat heeft er mee te maken dat de puberteit in die tijd later is dan tegenwoordig. Dankzij de militaire dienstkeuringen weten we bijvoorbeeld dat veel jongens nog tot hun 22ste of 23ste jaar in de groei zijn. En dat heeft weer te maken met de kwaliteit van de voeding in de eerste levensjaren.
Kortom, het lijkt mij een sterk geslacht dat nooit echt armoe geleden heeft, maar dat wel eens slechts beslissingen neemt, zoals om naar de kolonie te komen terwijl het thuis al goed ging, en om geen hoevenaar te worden.