De familie Braun en de kinderen Kligge in de kolonie Wilhelminaoord, nauwlettend in de gaten gehouden door de provinciale commandant van Overijssel

Op 22 oktober 1823 wendt de provinciaal commandant van Overijssel, die de rang van generaal-majoor bezit en een lastige handtekening heeft waar met enige moeite de naam Meijer in te lezen valt, zich tot de permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid.

Hij heeft te Zwolle 'vier ongelukkige wezen' die hij graag in de kolonie opgenomen zag. Het zijn kinderen van een 2e luitenant en een vrouw met wie de luitenant niet getrouwd was maar blijkbaar wel samenleefde. Die vrouw is anderhalf jaar geleden overleden. Naar alle waarschijnlijkheid is dat Trijntje Wentelaar, op 36-jarige leeftijd overleden op 14 oktober 1821 te Zwolle.

Achternaam Kligge
Die 2e luitenant is 'nog korts' overleden. Dat zal zijn Georg(e) Hendrik Kligge, die op 40-jarige leeftijd te Zwolle is overleden op 29 augustus 1823. Hij en Trijntje Wendelaar hebben te Deventer, waar hij in garnizoen lag, meerdere kinderen gekregen die allemaal - hoe dat kan zonder dat ze getrouwd zijn weet ik ook niet - de achternaam Kligge zouden hebben gekregen.

Na de dood van de 2e luitenant had diens wettige vrouw aanspraak gemaakt op 'het pensioen aan de weduwen van officieren toegestaan, zonder zig eenigzints de kinderen aantetrekken'. Waardoor 'die onmondige kinderen geheel zijn verlaten' en afhankelijk zijn van de minimale steun die de stad hun toebedeelt.

De brief van de commandant bevindt zich in invnr 67 scan 160. Zie bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn.

Uit de contributie
Voor de huisvesting in Frederiksoord is een oplossing want de provinciale commandant heeft nog recht op een plaatsing 'uit de contributie'. Zie een uitleg van dat begrip. Er wordt een huishouden samengesteld bestaande uit een gezin van man, vrouw en twee kinderen met de kinderen Kligge als ingedeelden erbij.

Ze krijgen bij designatie 107 in het designatieregister 1823 een hoeve toegewezen.

Gezin
Eerst dat gezin. Dat komt op 31 januari 1824 in de kolonie Wilhelminaoord aan en staat op een aankomststaat in invnr 1370, waarvan geen scans zijn zodat we het moeten doen met mijn gebrekkige fotootje:


Uit 1824 zijn geen stamboeken bewaard gebleven, maar vanaf midden 1825 staan ze in de stamboeken van Wilhelminaoord met de invnrs 1352 tot en met 1355 als bewoners van hoeve 10. Dat is tegenwoordig Westvierdeparten 43 te Noordwolde, kadastraal Noordwolde D 292, met de coördinaten 52.86090 en 6.13029.

Uit die stamboeken neem ik de gezinsgegevens over met de kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling
● Johannes Braun, die meestal wordt aangeduid als Johannes Braun senior omdat hij ook een zoon Johannes heeft, is volgens die inschrijvingen geboren 15 oktober 1767 en bij aankomst dus 56 jaar oud. Hij zou 'schoenmaker uit Deventer' zijn. Zijn geloofsovertuiging is luthers, terwijl vrouw en kinderen hervormd zijn. Hij is getrouwd met:

Dirkje ten Bosch, geboren 18 januari 1785. Het echtpaar heeft twee kinderen bij zich:

● Aaltje Braun, geboren 30 april 1814, en
● Johannes Braun, geboren 23 december 1817. Volgens zijn trouwakte moet dat zijn 26 december 1816.

Kinderen Kligge
De kinderen Kligge komen anderhalve maand later. Op 23 maart 1824 arriveren er drie, dus of de provinciaal commandant kan niet tellen of er is in de tussentijd eentje overleden, zie de aankomststaat uit invnr 1370:


Ook hun gegevens haal ik uit de stamboeken, met dus hetzelfde voorbehoud als gemaakt bij de familie Braun:

● Zacharias Kligge is geboren 7 augustus 1812,
● George Hendrik Kligge, geboren 13 april 1814, en
● Maria Catharina Kligge, geboren 24 januari 1818.


Kleding
De provinciaal commandant volgt het met argusogen en meldt op 21 juli 1824 een klacht van de huisvader. Hij schrijft aan de directeur der koloniën maar die mag zelf niet met derden corresponderen en stuurt het door naar de permanente commissie, invnr 70:

Den kolonist Johannes Braun beklaagd zig dat de kleederen van de drie kinderen van den overledene aan hem gezonden niet wierden toevertrouwd,

daar wij tot dus verre geene reedenen van klagen tegen hem hebben zoo verzoeken dat dezelve ter hunne dispositie wierden gesteld en dezelven door en van de wijkmeesters van tijd tot tijd wierden nagezien en gesurveilleerd en wanneer daar aan iets mogt manqueren, dezelve als dan dadelijk wierden weggenomen.

Het zoude mij teffens bijzonder aangenaam zijn te verneemen hoedanig de conduites van J. Braun en deszelfs huisvrouw waren, waar in welke kolonie dezelve zijn, hoe veel land en koe aan hun is afgegeven of hem ook eenige kortingen geschieden en hoedanig de ƒ1429- welke reeds aan de Maatschappij zijn gecontribueerd met haar worden verrekend.

Het inwendige der huishouding
Zoals gebruikelijk vraagt de permanente commissie daarna aan de directeur hoe het met bovenstaande zit en die meldt dat op 3 augustus 1824, invnr 70. Blijkbaar heeft de provinciaal commandant de kinderen bij hun vertrek 'ruim' van kledingstukken voorzien:

Betrekkelijk de missive van den Generaal Majoor Meyer

dat de bij het huisgezin van Braun gevoegde kinderen bij hunne aankomst ruim van kleederen waren voorzien, en een gedeelte derzelver ten gevolge schijnbaar der onger(?) van de Generaal Majoor bij den boekhouder dier kolonie werden gedeponeert, om telkens wanneer de kinderen een of ander stuk behoeften het aan hun te kunnen uitreiken, en zoo doende te zorgen dat dezelve alleen door de 3 bewuste kinderen wierden gedragen, waar aan gevolg is gegeven, ook overeenkomstig de missive der Permanente Kommis­sie dd. 24 maart ll. N 60/3.

Dat wij geen reden hebben op het gedrag van het gezin van Braun te roemen, voor al met betrekking tot het inwendige der huishouding, zelfs geloof ik dat de kinderen niet zodanig worden behandeld, als men bij goede huisvaders kan verwagten.

Intusschen verzekeren mij de kinderen telkens, dat zij zich over niets hebben te beklagen, niet tegenstaan­de ik het oudste zoontje door belofte op beterschap als andersints en in afwezigheid van Braun en zijne vrouw tot het inbrengen van klagten in de gelegenheid heb gesteld;

dat aan Braun dadelijk bij zijn aankomst een koe is gegeven.

Een half jaar later
Er zijn dus twijfels bij de directeur, maar ook als hij apart genomen wordt, heeft Zacharias Kligge geen klachten. De provinciaal commandant blijft alert. Een half jaar later, op 18 januari 1825, invnr 72, toont hij opnieuw zijn bijzondere interesse:

Daar ik mij bijzonder laat geleegen leggen aan de huyshouding van J. Braun, door mij na Frederik­soord gezonden, waar bij, door mij zijn gevoegd drie ouderloose kinderen van den overleedene lieut. Kligge, zoo wenschte ik gaarne te weten hoedanig deeze zijne reekening stond, of dezelven ook schulden maakt, of zig goed conduiseerd, gelijk ook zijne vrouw, of de kinderen goed en wel door hem worden behandeld, daar reeds over de ƒ1700 door mij aan de Maatschappij zijn gefourneerd, in hoe verre en welke lasten nu en voor het vervolg aan dit huisgezin wordt opgelegd - en welk recht mij voor het vervolg, al kontribue­rende, werd toegestaan.

Ik heb mij omtrent de reekening van voorm: J. Braun reeds aan den Heer Direkteur Fischer gemeld, doch deese renvoyeerde mij na de Perma­nente Kommissie.

Zeer te vreden
Met 'Fischer' bedoelt hij dus directeur Visser. Die krijgt de brief weer van de permanente commissie om erop te reageren en schrijft op 8 februari 1825, invnr 72:

Aangaande het huisgezin van den kolonist Braun, heb ik het genoegen de Permanente Kommissie te berigten, dat deszelfs toestand zeer voldoende is,

de man is schoenmaker en werkt voor de fabriek, de vrouw somtijds van een driftige en ontevredene aard, heeft mij nog voor weinige dagen hare tevredenheid in de kolonien betuigt,

bijde gedragen zich zodanig dat wij daar over geen reden van klagen hebben;

meermalen heb ik gevreesd dat de bij dat huisgezin ingedeelde kinderen niet zodanig werden behandelt als ik bij alle maar vooral met deeze kinderen zoude wenschen,

intusschen verzekeren ons de kinderen telkens dat zij eene goede behandeling ondervin­den en zeer te vreden zijn.

Gunstige berigten
Die heugelijke boodschap geeft de permanente commissie door aan de commandant. Die reageert weer op 23 februari 1825, ook invnr 72:

Ik heb ontfangen Mijne Heeren, UWelEdGest. missive in dato den 13 dee­zer - alhoewel ongeteekend -, waarbij werd gemeld de gunstige berigten van het huisgezin van J. Braun, door mij na Frederiks oord gesonden.

Daar U Mijne Heeren de goedheid gelieve te hebben mij te informee­ren omtrent de bevinding van mijne ingezondene verantwoordingsstaat, zoo zoude ik ook gaarne versoeken, dat aan mij tegelijk wierd toegesonden eene reekening kourant van het geene door mij is gefourneerd als mede die van de huijshouding van J. Braun, waar mede mij bijzonder zoude verpligten, en waar door ik in staat zal zijn gesteld te zien, welke betalingen door het huisgezin zelve aan de Maatschappij moeten worden betaald.

Schoolverlater
Even los van de administratieve beslommeringen is dus alles pais en vree en tevredenheid. In het maandblad van de Maatschappij de Star van 1826 staat op pagina 652 George Hendrik Kligge vermeld op de 'Nominatieve lijst der leerlingen, in de onderscheidene koloniën der Maatschappij van Weldadigheid, die in het voorjaar van 1826 van de verpligting tot het ter school komen ontslagen hebben kunnen worden.'

Af en toe gaat er iemand met verlof. Daarvan heb ik meestal geen transcripties, maar bijvoorbeeld wel van de zitting van de kleine raad van 12 mei 1827, waar vrouw Braun, dus Dirkje ten Bosch, toestemming krijgt veertien dagen naar Deventer te gaan.

Een bloedverwant in de kolonie
Curieus is de zitting van 8 december 1827. Vrouw Clinge verzoekt 'dat het meisje, ingedeeld bij Braun in dezelfde kolonie, aan haar verwant, bij haar geplaatst moge worden'. Vrouw Clinge, wier echtgenoot als Klingen in de kolonistendatabase staat, heet van zichzelf Petronella Wentelaar, dus zij zal familie zijn van de moeder van de kinderen.

Maar de kleine raad is het niet met haar eens dat Maria Catharina Kligge bij Braun 'geene opvoeding erlangde' en hoewel men belooft er nog over na te denken, gaat het niet door.

Wateren
Er is in de koloniën een mogelijkheid om door te leren, het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, zie hier voor meer over dat Instituut. Op 27 november 1827 worden zowel Zacharias als George Hendrik uitverkoren om te Wateren een vervolgopleiding te krijgen.

Ze staan nu in het register van kwekelingen te Wateren met invnr 1610 (daarvan zijn nog geen scans). Zacharias Kligge met kwekelingennummer 16 op folio 3 en George Hendrik Kligge pal daaronder met kwekelingennummer 23.

Vreemd genoeg hebben de klerken de neiging om Zacharias aan te duiden als Johannis. Dat gebeurt, maar wordt verbeterd, in het kwekelingenregister en ook op de lijst van 21 oktober 1828, invnr 94 scan 255-en-verder wie er allemaal door de predikant van Vledder in de hervormde godsdienst onderwezen worden.

Maria Catharina
Voor meisjes is er (niet alleen in de koloniën maar de negentiende eeuw in de hele samenleving) geen mogelijkheid verder te leren. Maar Maria Catharina Kligge wordt ook overgeplaatst. Zie besluit nummer 2 op deze lijst, waar staat dat zij 'ingevolge het daartoe gedaan verzoek, naar het 1: gesticht te Veenhuizen wordt overgeplaatst'. Wie dat verzoek heeft gedaan weet ik niet, ik kan geen brief van de provinciaal commandant in deze periode vinden.

Per 21 september 1829 gaat Maria Catharina Kligge over naar het kindergesticht te Veenhuizen. Ze staat met nummer 2 op een lijst van op particulier contract ondergebrachte weeskinderen. Helaas houdt daar haar spoor op. Er zit namelijk een gat in de registratie van op contract geplaatste weeskinderen, zie de uitleg op deze pagina, en daarom is nergens te vinden wanneer zij met ontslag het kindergesticht verlaat. Het zal ergens rond 1838 zijn.

Daarna treedt ze in 1839 te Zwolle in het huwelijk met ene Johannes Kamphoff en als weduwe in 1848 te Deventer met ene Willem Hendrik van Ordel, maar dat is allemaal buiten de kolonie dus dat volg ik niet.

Zacharias
Voor de twee jongens blijkt de landbouw toch niet de richting die ze op willen. Op 26 november 1829, invnr 101 scan 426, blijkt dat Zacharias Kligge zich heeft aangemeld om 'bij de armee te worden geplaatst'. Hij komt door de keuring en verlaat 7 januari 1830 het Instituut te Wateren en de koloniën om zich te Groningen te laten inlijven. Volgens invnr 114 scan 27 is dat ook 'op verzoek van bloedverwanten', maar wie dat zouden moeten zijn weet ik niet.
Hij trouwt later te Ommen in 1843, maar overlijdt te Deventer in 1849.

George Hendrik
Ook George Hendrik Kligge wil de militaire kant op, maar is nog te jong. Hij probeert het dan bij de marine, want daar kun je jonger terecht. Op 7 maart 1831, invnr 112 scan 116, staat dat hij zich 'vrijwillig voor de zeedienst aangegeven' heeft. Bij die gelegenheid verklaart de arts van de vrije koloniën dat George Hendrik Kligge 1 meter 14 lang is en 'een gezond en sterk ligchaamsgestel zonder gebreken' heeft.

Hij wordt volgens invnr 124 scan 346 op 31 mei 1831 voor de militaire dienst ontslagen. Als de Instituteur te Wateren Jan Hessels van Wolda in 1841 naloopt wat er in hun latere leven van kwekelingen geworden is, zie hier, meldt hij dat George Hendrik Kligge dan sergeant is.
Hij trouwt 1838 te 's Hertogenbosch.

Daarmee zijn de kinderen Kligge afgehandeld en richt ik mij op de familie Braun, over wier verdere koloniale belevenissen ik echter niet zoveel aantekeningen heb.

Na het vertrek van de kinderen Kligge krijgt de familie Braun wisselende ingedeelden in huis, zie de stamboeken. Dat gaat meestal goed, behalve in 1838. Op de zitting van de tuchtraad van 9 augustus 1838 moet de bij de familie ingedeelde 48-jarige Cornelis Bode voorkomen omdat hij Johannes Braun senior heeft mishandeld.

In bijlage 2 wordt minitieus uit de doeken gedaan wat zich op vrijdag 3 en zaterdag 4 augustus in de hoeve heeft afgespeeld, inclusief dreigementen aan de bedstee waarna 'de oude man in het gezigt gestompt en geslagen' is. Het komt allemaal door dronkenschap en bovendien toont Bode een 'waar berouw' zodat hij er met enkele dagen opsluiting van af komt.

Tegen die tijd zijn de twee kinderen al een tijdje het huis uit:

Aaltje
Aaltje Braun is op 20 september 1834 met drie maanden verlof gegaan om te proberen in de gewone maatschappij een baan te vinden. Zie de regeling waar dat op gebaseerd is. Het lukt haar en ze keert niet meer terug.

Dat wil zeggen niet in het gezin Braun. Want ze trouwt 8 augustus 1837 te Weststellingwerf met de kolonistenzoon Gerrit de Vroeg. Zijn vader speelt een trieste rol in De proefkolonie en ik zal nog een pagina over de familie De Vroeg maken.

Per de huwelijksdatum worden Gerrit de Vroeg en Aaltje Braun kolonisten op de hoeve waar de familie De Vroeg woonde en nemen ze Gerrits moeder als ingedeelde in huis. Ze beginnen aan een koloniale carrière die hen nogal frequent bij de raad van tucht brengt en die er uiteindelijk toe leidt dat Aaltje met de kinderen in de strafkolonie op de Ommerschans terechtkomt, maar dat komt nog op de pagina De Vroeg.

Johannes jr
Johannes Braun junior gaat 1 mei 1835 in militaire dienst. Hij keert pas op 1 augustus 1839 terug.

Als gezegd wordt het huis na het vertrek van de kinderen geheel gevuld met ingedeelden. Op 8 november 1838 wordt het gezin overgeplaatst naar hoeve 17 van Wilhelminaoord. Dat is ook op de Westvierdeparten, kadastraal Noordwolde D 278 en met de coördinaten 52.86420 en 6.13833. Als bewoners van die hoeve staan ze in het stamboek met invnr 1355. Maar ze worden oud.

Op 30 oktober 1840 trouwt Johannes Braun junior met de kolonistendochter Gerardina Johanna Götz, zie voor de familie Götz deze pagina. Per de huwelijksdatum volgen zij Johannes Braun senior en Dirkje ten Bosch op als kolonisten en nemen zij, zoals op de kolonie gebruikelijk, de oudjes als ingedeelden in huis.

Ze staan als bewoners van hoeve 17 in de stamboeken van Wilhelminaoord met de invnrs 1355, 1356 en 1357 (met dien verstande dat de hoeve in 1853 wordt omgenummerd tot hoeve 14).

Nakomelingen
Uit het huwelijk van Johannes Braun en Gerardina Johanna Götz komen de volgende kinderen, met erachter wat volgens de kolonistendatabase (ik heb het zelf niet nagekeken) in de stamboeken over hun toekomst staat:

Johannes Braun, geboren 23 juli 1841, waardoor er nu drie mensen met de naam Johannes Braun op de kolonie lopen!! Hij zal 1863 vertrekken en wordt onderwijzer te Nieuweroord,
Willem Braun, geboren 8 oktober 1843, vertrekt 1876, trouwt een kolonistendochter Van Hensbergen en is later winkelier te Amsterdam,
Dirkje Braun, geboren 3 augustus 1846, vertrekt 1864, woont later gehuwd te Amsterdam,
Adrianus Braun, geboren 10 juni 1849, vertrekt 1880, is later werkzaam bij van Gent en Loos.,
Ferdinand Albregt Braun, geboren 30 juli 1851, vertrekt 1893,
Johanna Braun, geboren 26 januari 1854, trouwt 1879 kolonistenzoon Hoekstra en wordt koloniste,
Johannes Christiaan Braun, geboren 5 mei 1857, is leerling-onderwijzer, maar overlijdt op vijftienjarige leeftijd in 1873.
Adolph Braun, geboren 29 augustus 1859, vertrekt 1880 en is later timmerman te 's Gravenhage,
Maria Wilhelmina Braun, geboren 16 maart 1863, vertrekt in 1895 met haar ouders.

In de tussentijd zijn de grootouders overleden. Op 13 januari 1848 overlijdt Johannes Braun senior, en Dirkje ten Bosch volgt op 2 september 1849.

Over de koloniale carrière van Johannes Braun junior heb ik verder geen aantekeningen. De kolonistendatabase meldt dat het gezin op 10 december 1895 uit de kolonie vertrekt.