Dominee Andries Campagne, de protestantse zielenherder van de Ommerschans van 1837 tot 1882

Andries Campagne is geboren in 1800 in Tiel, waar hij op 16 november 1800 gedoopt wordt. Hij wordt eind 1836 als waarnemer op de Ommerschans aangesteld, waarvoor hij dank zegt in een brief op 10 december 1836, invnr 178 scan 137. Hij blijft waarnemer tot hij op 14 januari 1838 officieel als predikant wordt bevestigd, zie dit artikel van Helmuth Rijnhart.
In De strafkolonie komt Andries Campagne voor op de bladzijden 155, 247-250 en 265. Op deze pagina mijn aantekeningen over hem.


Zoals alle zielenherders in alle koloniën moet Andries Campagne elk jaar een verslag inleveren over de 'staat van godsdienst en zedelijkheid' in zijn gemeente. Ik heb het zelf niet gezien maar een invoerder van Vele Handen meldt over Campagnes verslag in februari 1838, invnr 192 scan 136:


Lofzang van dominee Campagne over hoe het hem is gelukt duidelijk te maken: '(...) dat er geen twijfel overbleef of hij (Jezus Christus) was die Vredevorst, die zoo lang beloofde Heiland der Wereld, welke zich als des vaders afgezant als het beeld des onzienlijken in leven en sterven vertoonde (...)'

Huishoudster

Vanaf ongeveer 1839 heeft dominee Campagne een huishoudster/dienstbode, Antje Meulenbroek/Molenbroek, over wie ik nog een pagina zal maken. Een Vele Handen-invoerder maakt melding van een rel over haar in april 1840, invnr 227 scans 234-236:


De adjunct-directeur te Ommerschans heeft de kerkmeester Stobbe verzocht de dienstmeid van de predikant (Campagne) te verbieden op de bank, bestemd voor hem en de familie van de predikant, te gaan zitten. De predikant, daarop in woede ontstoken, heeft gezegd dat zij toch op die bank mocht gaan zitten. Er volgt een heel relaas over besluiten (drie pagina's). Grappig om te lezen.

 

Het jaarverslag over 1842

Het jaarverslag van dominee Campagne over 1842 is gedateerd 22 mei 1843, bevindt zich in invnr 278 de scans 064-065 en is opmerkelijk omdat het bijna alleen gaat over drie bekeringen die hij in het verslagjaar gemaakt heeft. Drie bedelaars die hij van het katholicisme tot het protestantisme heeft gebracht.
Ik heb er geen transcriptie van, maar slechts losse aantekeningen. Behalve in De strafkolonie besteed ik aandacht aan dit verslag in dit stukje op Vele Handen met een vervolg in dit stukje:


De eerste bekering: Marinus Bernardus van Dinter
(zie hier)
Zoon van eenen Roomsch Catholijken vader en een Protestantsche moeder, lidmaat der R.C. kerk, had aan zijne moeder op haar sterfbed beloofd, wanneer, na haren dood, zijn vader niet voor hem zorgde, maar aan zijn lot overliet, gereformeerd te zullen worden.
(...) nam hij onverwijld den toevlugt, door nood gedwongen, tot de kolonie, openbaarde zijn wedervaren en verzocht zeer nederig om onderwijs in de Christelijke Hervormde leer. Getrouw aan de eenmaal afgelegde belofte jegens zijne onvergetelijke moeder.
(...)  verheugde zich over het geluk hem ten deel gevallen, verheugde zich bekend te zijn geworden met de voortreffelijke woorden uit de tien geboden: "Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen".'
(...) de pogingen, om toch niet van geloof te veranderen, door den kapellaan alhier aangewend,
(...) leert twee jaar lang buitengewoon vlijtig
(...) verheugde zich eindelijk ontslagen te zijn van dat bijgeloof
(...) betracht, voorzien van den kostbaren schat van Gods woord, voorheen aan hem verboden te lezen, getrouw zijne christelijke godsdienstige pligten.
(...) en hij doet belijdenis en wordt aangenomen als lidmaat.

De tweede bekering Albert Kraandijk (zie hier)
(...) Later tot onderscheid van jaren gekomen, vernomen hebbende, van zijns vader bloedverwanten, dat, voor het voltrekken des huwelijks, door zijne ouders bepaald was, de kinderen uit dit huwelijk voortgesprooten, zouden worden opgevoed in de christelijke hervormde leer,
(...) om aan de overeenkomst tusschen zijne ouders gesloten, gevolg te geven. (...)

De derde bekering Johanna Makkée
(zie hier)
Dochter van Roomsch Catholijke ouders, gedoopt, opgevoed in en lidmaat der Roomsch Cath. Kerk.
(...)  beschouwde zich, door eigen schuld hare ziekte op den hals gehaald hebbende, als een groote zondaresse
de pastoor (...) gramstoorig en vertrok, zonder haar eenigen troost toetedienen, met de woorden: gij hebt veel te slecht geleefd, ik kan u niet helpen, en liet haar alzoo aan haar treurig lot over.
(...) in dat klaaghuis met haar lotgenooten, welke haar raadden om tot een protestantsche predikant den toevlugt te nemen
(...)
Zij is reeds met een dankbaar hart, geheel hersteld, na een alhier gehouden voorbeeldig gedrag, met een volledige kerkelijke attestatie vertrokken en dient thans in de gewoone maatschappij bij christelijk hervormde burgerlieden en hare levenswijze sedert eenige maanden, volgens ingekomen berigten, laat niets te wenschen overig.

Slotwoorden:
(...) Wat de overgangen aangaat van protestantsche leden dezer gemeente tot de Roomsch kath. heeft deze gemeente zich dienaangaande niet te betreuren.


De moeder van de dienstbode

In april 1843 wordt dominee Campagne genoemd als de veearts van de Ommerschans Johannes Wilhem, wil hertrouwen met de moeder van de dienstbode van de dominee, de weduwe Molenbroek. De veearts schrijft over zijn aanstaande, zie hier onder het kopje 'Trouwplannen':


Haar, zowel zedelijk als burgerlijk gedrag, volstrekt onberispelijk zijnde, waaromtrent door den Weleerwaarde Zeer Geleerde Heer A. Campagne, Leeraar alhier de meest voldoende getuigenissen kunnen worden gegeven (...)


Strafkoloniste Pennink

In oktober 1843 wordt dominee Campagne genoemd bij de discussie over de vrijlating van de strafkoloniste Cornelia Pennink. De adjunct-directeur van de Ommerschans meldt op 25 oktober 1843, zie hier onder het kopje 'Waarom-2?':


Eergister is de Dominé Campagne, bij wien zij ter cathechisatie gaat, mij komen klagen, dat zij zich jegens zijn WelEerw aller brutaalst heeft gedragen, en laatsleden, zondagmiddag in de zalen op de Godsdienst heeft geschimpt en gelasterd, waarom zijn WelEerw mij verzocht heeft haar te straffen.


1844-1845

In 1844 krijgt Andries Campagne slaande ruzie met een bedelaresse die protestants is maar overweegt katholiek te worden. Het staat allemaal beschreven in het verslag van de raad van tucht voor de Ommerschans van 27 april 1844.

Volgens een Vele Handen-invoerder schrijft Campagne in zijn verslag over 1844, ingekomen post juli 1845, invnr 307 scan 228, en waarschijnlijk slaat dat op bovengenoemde:


Ziet daar Hoogedelgestr. Heeren, zou ik echter de bedroevende verzwijgen? Neen! Dit mag dit kan ik niet.-
Niettegenstaande mijne onafgebroken waarneming van de predikdienst en de gezette mededeeling van godsdienstig onderwijs tot zedelijke bevordering, vind ik teleurstelling in de bedroevende geestgesteldheid der Roomsche propaganda, welke maar al te wel partij weet te trekken.-
Zij ligt vooral in de gemengde huwelijken.-
Den verderfelijken invloed dier pogingen ga ik met voorzigtigheid en liefde zoo veel mogelijk tegen door het goede zaad te blijven uitstrooijen, waarvan, gelijk ik vertrouw, de goede vruchten niet zullen achterblijven.-

Maar het volgende jaar, dus 1845, kan dominee Campagne ook de eerste steen leggen voor de bouw van een nieuwe protestantse kerk, iets waarvoor hij lang heeft geijverd. De kerk, die er heden ten dage nog staat, zal in 1847 in gebruik worden genomen.


1846-1849

In de jaren 1846-1847 is Andries Campagne een van degenen die trachten de ruzie tussen de vader en zoon De Bruijn, de broodbakkers van de Ommerschans, te bezweren, zie op deze pagina. In het laatstgenoemde jaar overlijdt Campagne's vader te Tiel op 73-jarige leeftijd.

Volgens het boek van Piel, dat op de site van de historische vereniging Avereest staat, neemt de permanente commissie op 30 oktober 1849 het:

Besluit, de dienstbode van Ds. Campagne allen toegang tot het Gesticht te ontzeggen en te zorgen, dat zij in geene aanraking met de ambtenaren komt en alle omgang met de kolonisten worde belet.
De aanleiding tot dat besluit bevindt zich waarschijnlijk in invnr 654, maar heb ik niet bekeken.


Tot Slot

In 1869 overlijdt huishoudster Antje Molenbroek. Hoogstwaarschijnlijk is het Andries Campagne die zorgt dat zij een grafsteen krijgt op de begraafplaats Mulderij bij Dedemsvaart. Zie over die grafsteen dit artikel van Helmuth Rijnhart.

Dominee Campagne gaat in 1882 met emeritaat en overlijdt 26 juli 1884 te Zwolle.
Onder historisch burgerservicenummer B087119 staat op bonmama waar hij in de bronnen van de Ommerschans is aangetroffen.


Terzijde

In het wezenetablissement te Veenhuizen is er een wees Frits Henri Campagne, die met weesnummer 50 in het wezenregister met invnr 1412 staat. Geboren 26 december 1829, hervormd en afkomstig uit Amsterdam, dat hem op 1 april 1843 het kindergesticht heeft binnengebracht.
Hij wordt op 12 juli 1844 opgenomen in het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, kwekelingnummer 32 in het kwekelingenregister met invnr 1583 (geen scans) en hij verlaat de koloniën met ontslag op 19 mei 1849. Vlak voor zijn ontslag steelt een wees 70 cent van hem, zie het verslag van de zitting van de raad van politie en tucht van het eerste gesticht op 19 maart 1849.
Of dat familie is zou ik echt niet weten.