Zoals alle zielenherders in alle koloniën moet Andries Campagne
elk jaar een verslag inleveren over de 'staat van godsdienst en
zedelijkheid' in zijn gemeente. Ik heb het zelf niet gezien maar
een invoerder van Vele Handen meldt over Campagnes verslag in
februari 1838, invnr 192 scan 136:
Lofzang van dominee Campagne over hoe het hem is gelukt duidelijk te maken: '(...) dat er geen twijfel overbleef of hij (Jezus Christus) was die Vredevorst, die zoo lang beloofde Heiland der Wereld, welke zich als des vaders afgezant als het beeld des onzienlijken in leven en sterven vertoonde (...)'
Huishoudster
Vanaf ongeveer 1839 heeft dominee Campagne een
huishoudster/dienstbode, Antje Meulenbroek/Molenbroek, over wie ik
nog een pagina zal maken. Een
Vele Handen-invoerder maakt melding van een rel over haar in april
1840, invnr 227 scans 234-236:
De adjunct-directeur te Ommerschans heeft de kerkmeester Stobbe verzocht de dienstmeid van de predikant (Campagne) te verbieden op de bank, bestemd voor hem en de familie van de predikant, te gaan zitten. De predikant, daarop in woede ontstoken, heeft gezegd dat zij toch op die bank mocht gaan zitten. Er volgt een heel relaas over besluiten (drie pagina's). Grappig om te lezen.
Het jaarverslag over 1842
Het jaarverslag van dominee Campagne over 1842 is gedateerd 22
mei 1843, bevindt zich in invnr 278 de scans 064-065 en is
opmerkelijk omdat het bijna alleen gaat over drie bekeringen die
hij in het verslagjaar gemaakt heeft. Drie bedelaars die hij van
het katholicisme tot het protestantisme heeft gebracht.
Ik heb er geen transcriptie van, maar slechts losse aantekeningen.
Behalve in De strafkolonie besteed ik aandacht aan dit
verslag in dit
stukje op Vele Handen met een vervolg in dit
stukje:
De eerste bekering: Marinus Bernardus van Dinter (zie hier)
Zoon van eenen Roomsch Catholijken vader en een Protestantsche moeder, lidmaat der R.C. kerk, had aan zijne moeder op haar sterfbed beloofd, wanneer, na haren dood, zijn vader niet voor hem zorgde, maar aan zijn lot overliet, gereformeerd te zullen worden.
(...) nam hij onverwijld den toevlugt, door nood gedwongen, tot de kolonie, openbaarde zijn wedervaren en verzocht zeer nederig om onderwijs in de Christelijke Hervormde leer. Getrouw aan de eenmaal afgelegde belofte jegens zijne onvergetelijke moeder.
(...) verheugde zich over het geluk hem ten deel gevallen, verheugde zich bekend te zijn geworden met de voortreffelijke woorden uit de tien geboden: "Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen".'
(...) de pogingen, om toch niet van geloof te veranderen, door den kapellaan alhier aangewend,
(...) leert twee jaar lang buitengewoon vlijtig
(...) verheugde zich eindelijk ontslagen te zijn van dat bijgeloof
(...) betracht, voorzien van den kostbaren schat van Gods woord, voorheen aan hem verboden te lezen, getrouw zijne christelijke godsdienstige pligten.
(...) en hij doet belijdenis en wordt aangenomen als lidmaat.
De tweede bekering Albert Kraandijk (zie hier)
(...) Later tot onderscheid van jaren gekomen, vernomen hebbende, van zijns vader bloedverwanten, dat, voor het voltrekken des huwelijks, door zijne ouders bepaald was, de kinderen uit dit huwelijk voortgesprooten, zouden worden opgevoed in de christelijke hervormde leer,
(...) om aan de overeenkomst tusschen zijne ouders gesloten, gevolg te geven. (...)
De derde bekering Johanna Makkée (zie hier)
Dochter van Roomsch Catholijke ouders, gedoopt, opgevoed in en lidmaat der Roomsch Cath. Kerk.
(...) beschouwde zich, door eigen schuld hare ziekte op den hals gehaald hebbende, als een groote zondaresse
de pastoor (...) gramstoorig en vertrok, zonder haar eenigen troost toetedienen, met de woorden: gij hebt veel te slecht geleefd, ik kan u niet helpen, en liet haar alzoo aan haar treurig lot over.
(...) in dat klaaghuis met haar lotgenooten, welke haar raadden om tot een protestantsche predikant den toevlugt te nemen
(...)
Zij is reeds met een dankbaar hart, geheel hersteld, na een alhier gehouden voorbeeldig gedrag, met een volledige kerkelijke attestatie vertrokken en dient thans in de gewoone maatschappij bij christelijk hervormde burgerlieden en hare levenswijze sedert eenige maanden, volgens ingekomen berigten, laat niets te wenschen overig.
Slotwoorden:
(...) Wat de overgangen aangaat van protestantsche leden dezer gemeente tot de Roomsch kath. heeft deze gemeente zich dienaangaande niet te betreuren.
De moeder van de dienstbode
In april 1843 wordt dominee Campagne genoemd als de
veearts van de Ommerschans Johannes Wilhem, wil hertrouwen met de
moeder van de dienstbode van de dominee, de weduwe Molenbroek. De
veearts schrijft over zijn aanstaande, zie
hier onder het kopje 'Trouwplannen':
Haar, zowel zedelijk als burgerlijk gedrag, volstrekt onberispelijk zijnde, waaromtrent door den Weleerwaarde Zeer Geleerde Heer A. Campagne, Leeraar alhier de meest voldoende getuigenissen kunnen worden gegeven (...)
Strafkoloniste Pennink
In oktober 1843 wordt dominee Campagne genoemd bij de
discussie over de vrijlating van de strafkoloniste Cornelia
Pennink. De adjunct-directeur van de Ommerschans meldt op 25
oktober 1843, zie hier
onder het kopje 'Waarom-2?':
Eergister is de Dominé Campagne, bij wien zij ter cathechisatie gaat, mij komen klagen, dat zij zich jegens zijn WelEerw aller brutaalst heeft gedragen, en laatsleden, zondagmiddag in de zalen op de Godsdienst heeft geschimpt en gelasterd, waarom zijn WelEerw mij verzocht heeft haar te straffen.
1844-1845
In 1844 krijgt Andries Campagne slaande ruzie met een
bedelaresse die protestants is maar overweegt katholiek te worden.
Het staat allemaal beschreven in het verslag van de
raad van tucht voor de Ommerschans van 27 april 1844.
Volgens een Vele Handen-invoerder schrijft Campagne in zijn verslag over 1844, ingekomen post juli 1845, invnr 307 scan 228, en waarschijnlijk slaat dat op bovengenoemde:
Ziet daar Hoogedelgestr. Heeren, zou ik echter de bedroevende verzwijgen? Neen! Dit mag dit kan ik niet.-
Niettegenstaande mijne onafgebroken waarneming van de predikdienst en de gezette mededeeling van godsdienstig onderwijs tot zedelijke bevordering, vind ik teleurstelling in de bedroevende geestgesteldheid der Roomsche propaganda, welke maar al te wel partij weet te trekken.-
Zij ligt vooral in de gemengde huwelijken.-
Den verderfelijken invloed dier pogingen ga ik met voorzigtigheid en liefde zoo veel mogelijk tegen door het goede zaad te blijven uitstrooijen, waarvan, gelijk ik vertrouw, de goede vruchten niet zullen achterblijven.-
Maar het volgende jaar, dus 1845, kan dominee Campagne ook de eerste steen leggen voor de bouw van een nieuwe protestantse kerk, iets waarvoor hij lang heeft geijverd. De kerk, die er heden ten dage nog staat, zal in 1847 in gebruik worden genomen.
1846-1849
In de jaren 1846-1847 is Andries Campagne een van degenen die
trachten de ruzie tussen de vader en zoon De Bruijn, de
broodbakkers van de Ommerschans, te bezweren, zie op deze pagina. In het laatstgenoemde
jaar overlijdt Campagne's vader te Tiel op 73-jarige leeftijd.
Volgens het boek van Piel, dat op de site van de historische
vereniging Avereest staat, neemt de permanente commissie op 30
oktober 1849 het:
Besluit, de dienstbode van Ds. Campagne allen toegang tot het Gesticht te ontzeggen en te zorgen, dat zij in geene aanraking met de ambtenaren komt en alle omgang met de kolonisten worde belet.
De aanleiding tot dat besluit bevindt zich waarschijnlijk in invnr 654, maar heb ik niet bekeken.
Tot Slot
In 1869 overlijdt huishoudster Antje Molenbroek. Hoogstwaarschijnlijk is het Andries Campagne die zorgt dat zij een grafsteen krijgt op de begraafplaats Mulderij bij Dedemsvaart. Zie over die grafsteen dit artikel van Helmuth Rijnhart.
Dominee Campagne gaat in 1882 met emeritaat en overlijdt
26 juli 1884 te Zwolle.
Onder historisch burgerservicenummer B087119 staat op bonmama waar
hij in de bronnen van de Ommerschans is aangetroffen.
Terzijde
In het wezenetablissement te Veenhuizen is er een wees Frits
Henri Campagne, die met weesnummer 50 in het wezenregister
met invnr 1412 staat. Geboren 26 december 1829, hervormd
en afkomstig uit Amsterdam, dat hem op 1 april 1843 het
kindergesticht heeft binnengebracht.
Hij wordt op 12 juli 1844 opgenomen in het Instituut voor
Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, kwekelingnummer 32 in het
kwekelingenregister met invnr 1583 (geen scans) en hij verlaat de
koloniën met ontslag op 19 mei 1849. Vlak voor zijn
ontslag steelt een wees 70 cent van hem, zie het verslag van
de zitting van de raad van politie en tucht van het eerste
gesticht op 19 maart 1849.
Of dat familie is zou ik echt niet weten.