Kolonisten met de achternaam Capelle(n), die we uit elkaar moeten zien te houden, met eerst Pieter Capellen die kortstondig verblijft in de kolonie Veenhuizen

Er is wat wildgroei aan kolonisten met de achternaam Capelle(n). De kunst is ze uit elkaar te houden en daar ga ik op deze pagina een dappere poging toe wagen. Of ze familie van elkaar zijn laat ik aan anderen over.

Om te beginnen is daar
● Pieter Capellen uit Amsterdam, volgens de niet erg betrouwbare kolonieadministratie geboren 6 juni 1763, met echtgenote
● Anna Christina Peral, geboren 3 mei 1778, en kinderen:

● Antonie Capellen, geboren 16 juli 1808,
● Jan Baptist Capellen, geboren 4 april 1810 en
● Jacobus Capellen, geboren 23 oktober 1818.

Zij worden als arbeidershuisgezin te Veenhuizen gevestigd.

Koperslager
Inmiddels heb ik via nazaat G. Schippers meer informatie over hem. Pieter Capellen is in 1765 geboren als Pierre Capel in Gorses. Dat ligt in een deel van Frankrijk, bij Zuid-Auvergne, waar traditioneel veel koper bewerkt wordt.

Het is ook een gebied waarvandaan veel jongeren wegtrekken om te proberen om meer naar het noorden een ruimer bestaan te vinden. Zo ook Pierre Capel. Hij komt in Amsterdam terecht waar hij in 1797 in de 'Fransche Kapel' aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal trouwt met de bovengenoemde Anna Christina die dan van achteren Perraal heet.
 
In 1798 wordt hij poorter, dus hij verwerft het burgerrecht van Amsterdam. Hij laat bij die gelegenheid het beroep ketellapper op de akte doorstrepen en vervangen door koperslager. Na het afleggen van de verplichte proef mag hij in 1805 toetreden tot het koperslagersgilde. Vanaf dan laat hij op de geboorte-akten van zijn kinderen als beroep aantekenen 'koperslagersbaas'.

Naar Veenhuizen
Blijkbaar gaat het toch niet geweldig met het koper slaan want het gezin geeft zich bij de subcommissie Amsterdam op voor Veenhuizen. Zie het designatieregister bij nummer 84 waar te zien is dat ze horen bij de eerste tien Amsterdamse gezinnen die op 20 december 1823 aankomen en de woningen 51 tot en met 60 aan de buitenkant van het eerste gesticht betrekken.

Het gezin komt in woning nummer 56. Op deze pagina is, bij de transcriptie van scan 19, te zien wie hun buren zijn.

In principe werkt iedereen op het land of spint en weeft in de 'fabrijk', maar individuele talenten worden ook benut en het is best mogelijk dat Pieter Capellen zijn eigen vak heeft kunnen uitoefenen. Want deze jaren verschijnen er koperen munten waarmee de kolonisten worden uitbetaald en die nodig zijn om in de koloniewinkel iets te kunnen kopen.

Het is mogelijk dat hij die munten gemaakt heeft, maar het wordt nergens vermeld dus hard bewijs is er niet voor. De munten van Veenhuizen staan op deze pagina en de munten die op 2 juni 1825 aankomen en in gebrui genomen worden in de vrije koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord staan hier. Het lijkt er wel op dat ze door dezelfde koperslager gemaakt zijn.

Dochter erbij
Als het derde gesticht klaar is mag Amsterdam weer arbeidersgezinnen sturen en dan arriveert te Veenhuizen op 24 maart 1825 Maria Elisabeth Capellen met echtgenoot en kind. Zij is de in 1798 geboren oudste dochter van Pieter Capellen en Anna Christina Per(ra)al. Ze worden op deze pagina vermeld bij de transcriptie van scan 105.

Na juni 1825 zijn alle koloniën voorzien van koperen munten en hoeven er niet meer gemaakt. Misschien is dat de reden dat Pieter Capellen en gezin niet meer willen blijven. Hij wordt nog wel een keer grootvader, want zijn dochter baart september 1825 haar tweede kind, maar voor de winter gaat hij naar Amsterdam om zijn ontslag van de kolonie te verzoeken.

Ongeschikt voor werk
Enkele maanden later schrijft de directeur der koloniën op 2 februari 1826, invnr 77 scan 264, zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn:

Te Veenhuizen heeft mij dringend om ontslag verzogt den kolonist Pieter Kapellen; hij was voor den winter te Amsterdam geweest ten einde deszelfs ontslag bij de subkommissie te vragen, van wie hij, volgens zijn zeggen tot antwoord had bekomen dat zulks alleen van de kolonialen directie afhing; hoewel aan de waarheid van dat gezegde twijfelende heb ik toch gemeend het ter kennis van de Permanente Kommissie te moeten brengen; met bijvoeging dat Kapellen, zoo min tot fabriek als veldarbeid geschikt is, en wij daarom wel wenschten dat aan zijn verlangen kon worden voldaan.

Achterop de brief, scan 265, is geschreven dat de permanente commissie deze brief behandelt op 6 februari 1826 bij agendapunt 25. Dat is toegang 0186 invnr 39. Daarvan zijn geen scans, maar waarschijnlijk staat er alleen dat het ontslag wordt goedgekeurd, want op 13 april 1826 verlaat Pieter Capellen met zijn gezin Veenhuizen en keren ze terug naar Amsterdam.

We gaan over naar de vrije koloniën:


Het gezin van Gerrit Capelle en Gerritjen van Marle (dus Gerrit en Gerritjen), in 1829 aangekomen in Willemsoord, waarvan twee zoons zelf ook kolonist worden

De subcommissie van weldadigheid te Amsterdam mag midden 1829 een gezin in de vrije koloniën plaatsen 'uit de contributie'. Zie een uitleg van dat begrip. Ze dragen het gezin van Gerrit Capelle voor en op 1 juli 1829 komen ze aan in de kolonie Willemsoord. Ze betrekken hoeve 103, zie de locatie op dit kaartje. Dat heette toen nog geen Löhnislaan, want F.B. Löhnis wordt pas in 1876 directeur der koloniën.

Ze worden geadministreerd in het stamboek Willemsoord met invnr 1359 op scan 39. Zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn. Uit die en latere inschrijvingen neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus GEEN officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling

Gerrit Capelle is volgens die stamboeken geboren op 22 mei 1787. Dat zou kunnen kloppen, ik begrijp van familieonderzoekers dat hij op 25 mei 1787 in de hervormde Westerkerk aan de Amsterdamse Prinsengracht is gedoopt. Hij en de rest van het gezin zijn dus hervormd. Hij is getrouwd met:

Gerritjen van Marle, geboren 2 met 1788 te Kampen. Van Marles hebben we in overvloed op de kolonie, zo is er een kolonist Barend van Marle uit Kampen (die krijgt nog een pagina) en een employé Theodorus Henricus Perizonius van Marle, zie deze pagina. Het echtpaar Capelle-Van Marle heeft bij aankomst twee kinderen bij zich:

Dirk Capelle, geboren 19 augustus 1821, en
Jan Ernst Capelle, geboren 1 juli 1824. Ze komen dus op zijn vijfde verjaardag in de kolonie aan.

Moeder is zwanger aangekomen, want op de kolonie komt erbij:

Pieter Capelle, geboren 20 november 1829.


Verhuizing

Voor die tijd zijn ze al verhuisd, want al na drieënhalve maand worden ze overgeplaatst naar hoeve 82. Daar zullen ze heel lang blijven wonen, zie de locatie op dit kaartje. Ze staan als bewoners van die hoeve in de stamboeken met de invnrs 1360 tot en met 1363.

De eerste daarvan meldt dat Jan Ernst Capelle overlijdt op 12 september 1831, zeven jaar oud.

Bij de zittingen van de kleine raad van een maand eerder kon ik de beoordeling van de mestmakerij in Willemsoord op 13 augustus 1831 niet lezen, maar daar zal de familie Capelle bijgestaan hebben, want bij de zitting van 20 augustus 1831 wordt gemeld 'Kapelle het achterstallige van de vorige week niet bijgewerkt', Dat zou wel eens met ziekte van Jan Ernst te maken kunnen hebben, want verder zie ik het gezin bij de mestrapporten nooit staan.

Meer Capelle's

Op 11 april 1833 komt er een andere familie Capelle op de kolonie, ook uit Amsterdam. Jan Hendrik Adolph Capelle en zijn gezin behandel ik onderaan deze pagina. Gelukkig, gelukkig, gelukkig, zijn ze goed uit elkaar te houden, want de nieuwelingen komen in de kolonie Frederiksoord. Dus alles wat in Frederiksoord speelt is Jan Hendrik Adolph Capelle en gezin en alles wat in Willemsoord speelt is Gerrit Capelle en gezin. Met welke laatste ik nu gewoon verder ga..


Alle ordentelijkheid te boven

Bij de raad van toezicht van Wilemsoord van 19 september 1836, bijlage 3 op deze pagina, blijkt Gerritjen van Marle het aan de stok te hebben met de buurvrouw van hoeve 84. Die zou rogge verkocht hebben aan een weduwe te Noordwolde die er een gewoonte van maakt spullen van kolonisten op te kopen. De naam van de buurvrouw wordt meestal gespeld als Hoomoedt, zie over die familie deze pagina.

Het verslag van de ijverig pennende notulist is niet helemaal begrijpelijk - zo weet ik niet wat 'doordien huislijke oneenigheden met haar man mede berokkend' betekent bij vrouw Hoomoedt. En bovendien gedeeltelijk onleesbaar, maar uit de laatste alinea lijkt het of er ruzies zijn tussen de hele buurt 'welke zoo verregaande zijn dat het alle ordentelijkheid te boven gaat'.

De raad van politie en tucht, hoger op diezelfde pagina, weet er ook niet goed raad mee en beperkt zich tot het uitdelen van ernstige vermaningen.


Een pijp en uitgescholden

Van de raad van toezicht van Willemsoord van 24 juli 1844 heb ik helaas geen transcriptie. Daar staan allicht nadere bijzonderheden in over de baldadigheid van zoon Dirk Capelle in het weefhuisje. Nu moeten we het doen met de behandeling bij de raad van politie en tucht bij puntje 6, zie hier.

Dirk komt met het verhaal 'dat hij in het huisje was gekomen, om de pijp op te steken en dat de meisjes hem toen hadden gescholden'. Maar hij heeft er niks te zoeken en blijkbaar is hij al twee keer eerder gestraft. Ik heb zitten zoeken, maar dat moet geweest zijn in tuchtzittingen die (nog) niet zijn teruggevonden.

Men wil hem vanwege die eerdere veroordelingen zelfs verbannen naar de strafkolonie op de Ommerschans, maar daarmee gaat de permanente commissie niet akkoord en dat gaat dus niet door.

Kolonist Dirk Capelle

Op 7 november 1844 overlijdt de man des huizes, Gerrit Capelle. Echtgenote Gerritjen mag met zoons Dirk en Pieter in de hoeve blijven wonen.

Op 29 januari 1846 blijkt dat niet alle meisjes hem uitschelden, Dirk Capelle treedt in het huwelijk met de kolonistendochter Elizabeth Voogd. Zij is geboren 30 december 1821 en een dochter van de ook vanuit Amsterdam en ook in 1829 aangekomen kolonist Wichert Voogd. Misschien komt er nog een keer een pagina over die familie, maar als ik een zoekactie in mijn bestanden doe krijg ik allemaal resultaten over voogdij.

In het stamboek wordt genoteerd: 'huwen met de kol. dochter E Voogd en de hoeve op zijne naam overschrijven.' Aldus geschiedt, Dirk en zijn echtgenote worden hoofdbewoners en zijn moeder en broer worden als ingedeelden beschouwd.


Kernwippen

Dan komt de kernwippenkwestie. Bij de raad van toezicht van Willemsoord van 29 augustus 1849, bijlage 4 op deze pagina, moet Dirk Capelle verschijnen omdat hij voor vier met name genoemde kolonisten 'kernwippen' gemaakt heeft. Men vermoedt dat dat is gebeurd met hout dat niet van hun is maar van de Maatschappij.

Ik heb lang in onzekerheid verkeerd wat 'kernwippen' zijn. Gelukkig heb ik hulp gekregen, zie deze pagina. Het wordt al begrijpelijker als we het een karnwip noemen, met een 'a'. Kolonisten hebben koeien, die geven melk en door die heel lang te roeren (karnen) wordt dat boter. Maar naarmate de melk begint boter te worden, wordt het roeren zwaarder. Het wordt vergemakkelijkt door een hefboom aan het plafond en dat is dan dus de kernwip of karnwip. Op deze pagina staan twee plaatje. Hèhè, daar zijn we uit.

Timmerman

Bij de raad van politie en tucht wordt Dirk veroordeeld tot acht dagen opsluiting in de strafkamer van Willemsoord. Maar belangrijker is dat hij hier voortdurend wordt aangeduid als timmerman. Niet alle kolonisten moeten landarbeiden. Al in het maandblad de Star van januari 1819 schrijft Johannes van den Bosch dat op de kolonie alle beroepen nodig zijn, ook kleermakers, schoenmakers, metselaars en 'verwers'. En dus timmermannen. In De strafkolonie wordt even de timmerman van Wilhelminaoord genoemd die nooit met verlof kan omdat er zoveel timmerwerk is.

Het lijkt mij waarschijnlijk, al kan ik het niet hard maken, dat ook vader Gerrit Capelle als timmerman op de kolonie werkte. Zie de verwijzingen van Dirk naar stukjes hout, 'welke bij den dood van zijnen vader nog waren overgebleven'. Het beroep gaat ook vrijwel altijd van vader op zoon. Ter illustratie waarvan ik nu de kinderen doe van Dirk Capelle en Elizabeth Voogd.

Kinderen van Dirk en Elizabeth

Hendrina Capelle, geboren 11 januari 1847, maar zij overlijdt 13 december 1866.
Gerrit Capelle, geboren 28 oktober 1848, maar hij overlijdt 6 december 1865.
Johannes Wiggert Capelle, geboren 24 december 1850. Hij vertrekt 26 maart 1870 van de kolonie en vestigt zich als timmerman in Amsterdam.
● Elizabeth Capelle, geboren 5 september 1853. Zij vertrekt 12 mei 1873 van de kolonie en woont dan in Steenwijk. Zij is onderdeel van een tweeling, samen met:
Jan Ernst Capelle, dus ook geboren 5 september 1853. Na zijn vertrek van de kolonie is hij timmerman in Peperga. Vele jaren later, als Jan Ernst is overleden en zijn echtgenote al bejaard is, zal laatstgenoemde vermoord worden door haar eigen zoon, bekend staande als de schrik van Peperga, die een tientje nodig had om naar de kermis te kunnen. Het is een geruchtmakend moordzaak die in 1924-1925 de gemoederen en de pers bezig houdt en die uiteindelijk leidt tot een levenslange gevangenisstraf voor de zoon.
Pieter Capelle, geboren 3 maart 1856. Hij vertrekt op 12 juli 1876 om in militaire dienst te gaan, hij trouwt te Steenwijkerwold en werkt als timmerman.
Dirk Egbert Capelle, geboren 19 mei 1860. Hij vertrekt op 10 mei 1880 om in militaire dienst te gaan en vestigt zich later als timmerman te Amsterdam.
Gertjen Gerritje Capelle, geboren 29 april 1863. Zij blijft altijd op de kolonie en zal in 1951 in het koloniale verzorgingshuis Rustoord overlijden.


Voor altijd kolonist

Kortom, van de acht kinderen overlijden er twee voor de volwassenheid en van de overigen worden er vier timmerman. En misschien een beetje overbodige opmerking, maar 'timmervrouwen' bestaan in de negentiende eeuw nog niet.

In 1853 wordt hoeve 82 omgenummerd tot hoeve 95. Datzelfde jaar verlaat broer Pieter het huishouden, maar dat komt nog verderop.

Op 26 april 1856 verhuist het kolonistengezin van Dirk Capelle en Elizabeth Voogd naar hoeve 9 van Wilemsoord, zie de locatie op dit kaartje.

Op 30 augustus 1862 verlaat Gerritjen van Marle weduwe Capelle de kolonie. Uit haar overlijdensakte een half jaar later blijkt dat ze naar haar geboorteplaats Kampen is getrokken.

Dirk Capelle en Elizabeth Voogd blijven altijd kolonisten. Ze staan nog als bewoners van hoeve 9 in de stamboeken met de invnrs 3013, 3014 en 3015, en als die hoeve is omgenummerd als bewoners van hoeve 272 in de stamboeken met de invnrs 3016 tot en met 3019.

Dirk Capelle overlijdt 22 februari 1902, Elizabeth Voogd op 25 augustus 1910.

Kolonist Pieter Capelle

Dan is er nog broer Pieter die ook - een tijdje - kolonist wordt. Hij trouwt op 10 februari 1853 met de kolonistendochter Carolina Ludovica Friess, die een tijd een paar huizen verderop heeft gewoond. Zij is een dochter van de een paar jaar geleden overleden Amsterdamse kolonist Friedrich Friess. Over die familie is ook een pagina.

Ze wonen dan op hoeve 152 (in 1853 omgenummerd naar 162), zie de locatie op dit kaartje, en in het stamboek met invnr 1363 staat dat op 9 oktober 1852 door de permanente commissie besloten is: 'de hoeve overschrijven op den kol. zoon P. Capelle na aangegaan huwelijk met Carolina Ludovica.'

En zo is Pieter Capelle ook kolonist, waarbij hij zijn schoonmoeder als ingedeelde in huis heeft. Dat duurt maar tot 25 juni 1853, daarna wordt schoonmama bij andere kolonisten ingedeeld.

Gezin Pieter en Carolina Ludovica

Het gezin komt er dan zo uit te zien:

Pieter Capelle, gegevens zie boven. Getrouwd met:
Carolina Ludovica Friess, geboren 21 juli 1830. Op de kolonie krijgen zij de volgende kinderen:

Gerritje Capelle, geboren 1 december 1853. Zij verlaat de kolonie 7 januari 1871.
Frederik Karel Capelle, geboren 11 januari 1855. Hij vertrekt 4 mei 1879 om in militaire dienst te gaan.
Willem Capelle, geboren 12 juli 1857. Hij vertrekt 15 september 1874.
Dirk Capelle, geboren 29 december 1859, maar hij overlijdt al op 28 juli 1860.

Tot slot

Verder heb ik geen aantekeningen over dit gezin, dus baseer ik mij op de kolonistendatabase. Ze worden een paar keer overgeplaatst, zie deze pagina,

Echtgenote Carolina Ludovica Friess overlijdt 18 maart 1861. Pieter Capelle hertrouwt op 27 september 1865 met Maria Christina den Ouden, een dochter van de Rotterdamse kolonst Dirk den Ouden, over wie nog een pagina komt.
 
in 1866 schijnt Pieter Capelle een maand gevangenisstraf te krijgen (daarvoor zou kunnen worden gezocht in de rechtbankverslagen bij het Historisch Centrum Overijssel) en als de kinderen uit huis zijn loopt het mis.

In de kolonistendatabase staat dat ze naar de strafkolonie gaan, maar dat kan niet want die bestaat sinds 1859 niet meer. De zwaarst denkbare straf na die tijd is mensen het verblijf in de kolonie ontzeggen en dat gebeurt ook, maar ik weet niet waarom want ik kan in dit overzicht geen tuchtzitting vinden waarom ze op 20 december 1880 de kolonie moeten verlaten. (het gezin dat januari van dat jaar wordt weggestuurd is dat van Cornelis Hoen, zie hier.)


En tenslotte het vrije kolonistengezin van Jan Hendrik Adolph Capelle en Augusta Catharina Maria Sophia Roks, dat als gevolg van het het overlijden der ouders maar kort bestaat

In 1833 mag de subcommissie van weldadigheid Amsterdam weer een hoeve in de vrije koloniën vullen 'uit de contributie' (zie daarover eerder op de pagina). Het gezin van Jan Hendrik Adolph Capelle en Augusta Catharina Maria Sophia Roks arriveert op 11 april 1833 in de kolonie Frederiksoord. Ze worden ondergebracht in hoeve 43, zie de locatie op dit kaartje. Dat ligt heden ten dage in Wilhelminaoord, maar toen hoorde het nog bij Frederiksoord.

Ze staan geadministreerd als bewoners van die hoeve in de stamboeken Frederiksoord met de invnrs 1348 en 1349 en uit die boeken neem ik de gezinsgegevens over met hetzelfde voorbehoud als eerder op de pagina.

Gezinssamenstelling

Jan Hendrik Adolph Capelle is volgens die stamboeken geboren op 14 augustus 1778 en dus al in de vijftig als hij kolonist wordt. Zijn naam wordt eerst geschreven als Cappele, maar later wordt de tweede 'p' doorgestreept. Hij en de rest van het gezin zijn hervormd. Hij is getrouwd met:

Augusta Catharina Maria Sophia Roks, geboren 11 november 1775. Ze hebben bij aankomst twee zoons bij zich:

Hendrik August Capelle, geboren 23 oktober 1816, en
Johannes Andreas Capelle, geboren op 25 mei 1818.


Groot Verlof

Op de zitting van de kleine raad van 10 mei 1834 komt de oudste zoon Hendrik August Capelle vragen of hij veertien dagen met verlof naar Amsterdam mag.

Blijkbaar doet die vrijheid hem goed, want op de zitting van 7 juni 1834 komt zijn moeder vragen of Hendrik August drie maanden Groot Verlof mag om te proberen in de gewone maatschappij een betrekking te vinden. Zie de regeling waar dat op gebaseerd is.

Het verlof wordt met drie maanden verlengd, maar het lukt hem niet en op 24 december 1834 is Hendrik August Capelle weer terug in de kolonie en op het ouderlijk nest.

Januari 1835

Voor zo lang als dat ouderlijk nest nog bestaat. In januari 1835 na minder dan twee jaar kolonie gaat het allemaal erg fout. Het valt ook af te lezen aan de mestrapporten van de kleine raad in die maand. Op 24 januari 1835 heeft het gezin geen mest gemaakt en op 31 januari 1835 komen ze nog drie voer mest tekort.

De oorzaak is duidelijk. Op 30 januari 1835 overlijdt de vrouw des huizes Augusta Catharina Maria Sophia Roks en op 5 februari 1835 overlijdt de man des huizes Jan Hendrik Adolph Capelle.

Vertrek Hendrik August

De twee nu verweesde zonen worden per 24 februari 1835 ondergebracht bij andere koloniale gezinnen. Hendrik August gaat naar hoeve 71 bij het Haagse kolonistenechtpaar Christiaan van Cleef en Aagje van Balen, over wie nog een pagina komt. Dat duurt een jaar. Op 29 februari 1836 verlaat hij de kolonie om in militaire dienst te gaan en hij komt nooit meer terug.

Johannes Andrea

Johannes Andreas gaat op die 24 februari 1835 naar hoeve 59 bij het Utrechtse kolonistenechtpaar Lodewijk Zorn en Cornelia van Dranen. Zie over die familie deze pagina, waaruit blijkt dat Johannes Andreas een van de weinige ingedeelden is die niet met een Zorn trouwt. Maar ze hebben geen dochters meer over.

Hij blijft er wonen als op 17 mei 1836 de hoeve wordt overgenomen door zoon Andries Zorn, maar na tweeënhalf jaar bij de familie Zorn, op 6 oktober 1837, wordt Johannes Andrea overgeplaatst naar hoeve 84 bij het Haagse kolonistenpaar Floris Grothé en Anna van Beek.

De eerste brief

In 1838 vindt Johannes Andrea zich oud genoeg om op eigen benen te staan. Hij heeft vanaf 30 mei 1838 verlof gekregen om naar Amsterdam te gaan en vandaar schrijft hij op 6 juni 1838 een brief met fraai geformuleerde zinnen. De brief bevindt zich in invnr 196 de scans 121-122 met de adressering op scan 123.

Hij vertelt dat hij bij het zoeken naar werk de 'meeste zin had in de boere stand' en daarom 'heeft mijne famielje er werk van gemaakt om mij bij een boer te verhuren'. Ondanks het al gevorderde seizoen is dat gelukt, maar wel met het 'beding om uiterlijk met de helft van deze maand bij hem in dienst te treden'.

Daarom vraagt hij ontslag van de kolonie en inderdaad wordt in het stamboek aangetekend dat hij per 13 juni 1838 is ontslagen.

De tweede brief

Maar alles is nog niet helemaal in orde, want op 26 augustus 1838 schrijft hij opnieuw. Hij heeft nog spaargeld op de kolonie staan en dat geld heeft hij hard nodig om kleding aan te schaffen.

In de transcriptie van een van de Vele Handen-invoerders bij het project Post van Weldadigheid schrijft hij verder:
"Zoodanig in de verlegenheid zittende W E Heeren terwijl mijn meester mij reeds eenig geld verschoten heeft (dit echter niet gaarne doende) zoo roep ik nogmaals U E's bijstand in God de hoorder der gebeden spoore U E aan om mij uit mijne verlegenheid te redden, daar ook Hij weet dat ik voormeld geld tot mijn nooddruft gebruiken moet. Hopende dat UE aan mijn verzoek zult voldoen Noem ik mij UwE's onderdanige Dienaar J.A. Capelle."

Ik neem aan dat dit daarna in orde is gekomen en daarmee is het laatste lid van dit gezin van de kolonie verdwenen.