De familie komt voor in het designatieregister over 1824.
Amsterdam mag vijf gezinnen in de kolonie plaatsen 'uit de
contributie' (zie voor een uitleg van dat begrip deze pagina) en het gezin
van Willem Lodewijk Dammers, sterk 9 hoofden, hoort daarbij. Zie
de gedeeltelijke transcriptie van het designatieregister op deze pagina bij
nummer 10. Ze komen aan op donderdag 8 juli 1824, dus
vermoedelijk hadden ze het beurtschip uit Amsterdam van
dinsdagavond 19:00 uur.
Ze worden ondergebracht in een hoeve in Wilhelminaoord, waarvan uit die periode geen stamboeken bewaard zijn gebleven. Al binnen het jaar vermindert het gezin met één. Op 10 april 1825 schrijft de directeur der koloniën aan de permanente commissie, invnr 73 scan 88 (zie bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn):
Nog te vragen authorisatie tot het geeven van ontslag aan de jongelingen C.L. Dammers, Bernardus Berends en Klaas van Haften, zonen van de kolonisten van die namen, in kol. N4 en 7.
C.L. staat voor Christiaan Lodewijk Dammers, geboren 22
oktober 1806 te Amsterdam, die daarna in geen enkele
kolonieregistratie nog voorkomt en die dus maar minder dan een
jaar in de kolonie heeft gewoond.
Gezinssamenstelling
Per 1 juni 1825 wordt alles hernummerd en heringedeeld
(zie hier het
besluit daarover) en vanaf dat moment woont de familie
Dammers in kolonie nummer 2. En vanaf dan zijn er ook stamboeken
bewaard gebleven. Dat begint met het stamboek met invnr 1352, zie
scan 25. De familie woont op hoeve nummer 68 en ik neem de
persoonsgegevens over, met correcties van familie-onderzoekers:
● Willem Lodewijk Dammers is volgens de
kolonieadministratie geboren op 21 mei 1774. Maar volgens sommige
familie-onderzoekers moet dat zijn 20 mei 1775 en vindt
die geboorte plaats in Kopenhagen. Andere aanvullende informatie
die ik van hen heb gekregen: Willem Lodewijk Dammers werd op 05
juni 1806 ingeschreven in het poortersboek van Amsterdam. Hij was
toen taalmeester en koopman. Tussen ca 1810 en ca 1815 was hij
"spediteur" in Varel (Noord-Duitsland). Daarna keerde het gezin
terug naar Amsterdam. In 1816 woonden ze op de Reguliersgracht 87.
Hij is op 1 oktober 1802 te Amsterdam getrouwd met:
● Carolina Dorothea Dammers, volgens familie-onderzoekers Carolina
Theodora Davidina Dammers. Volgens de kolonieadministratie
geboren te Amsterdam 21 juli 1783, volgens familie-onderzoekers 21
juli 1782. Na het vertrek van zoon Christiaan Lodewijk
Dammers heeft het echtpaar nog de volgende kinderen in huis:
● Elisabeth Francisca Dammers, volgens familie-onderzoekers
Elisabeth Francisca Charlotte Dammers. Volgens de
kolonieadministratie geboren 6 juli 1804 en daar zijn de
familie-onderzoekers het mee eens.
● Hendrik Frederik Dammers, geboren 21 maart 1812
volgens familie-onderzoekers en dat scheelt maar een dagje met de
kolonieadministratie die 22 maart 1812 geeft. Geboren te Varel.
● Pieter Willem Dammers, volgens iedereen geboren 23
juni 1814. Ook geboren te Varel.
● Johanna Antoinetta Dammers, geboren 29 september
1816.
● Hermina Suzanna Dammers, geboren 15 augustus 1819.
● Antonia Clasina Dammers, geboren 7 maart 1823.
De laatste drie zijn weer geboren in Amsterdam. Samengevat: vier
dochters en drie zoons, van welke laatsten er eentje al het huis
uit is.
Begint zich te schikken
Blijkbaar ging het in het begin allemaal wat stroef, want in de
kleine raad van 15 oktober 1825 komt ter sprake dat het
gezin 'begint zich tot de veldarbeid te schikken'. Bekeken wordt
of ze 'ter aanmoediging' ook wat werk in de fabriek (spinnen en
weven waarmee wat extra verdiend kan worden) kunnen krijgen. Maar
dat gaat niet door, want de aardappeloogst is belangrijker. Zie
bij 15 oktober op deze
pagina.
In het hiervoor al genoemde stamboek staat dat het gezin per 3
januari 1826 verhuist naar hoeve 62. Dat is maar een heel
klein stukje verder aan de Vierdeparten, maar terwijl nummer 68
tegenwoordig alleen maar weiland is - zie
hier - staat bij nummer 62 nog steeds een - ongetwijfeld
vele malen verbouwde - kolonistenwoning, zie
hier.
Stamboeken
In het stamboek wordt bij die hoeve 62 gemeld dat dochter Elisabeth
Francisca Charlotte Dammers op 1 maart
1828 het gezin verlaat om te gaan dienen. Of ze gaat
helemaal niet ver weg of ze keert op een gegeven moment weer terug
naar de omgeving van de koloniën, maar op 10 januari 1837
trouwt ze te Steenwijk met Abraham Beun. Een uit Leiden afkomstige
kolonistenzoon die een jaartje voor het huwelijk van de kolonie
weggelopen is.
Kinderen uit dat huwelijk worden geboren te Noordwolde. De
veronderstelling is gerechtvaardigd dat ze wonen in het illegale
'huttendorp' dat bekend komt te staan als Noordwolde-Zuid
(en later als Lombok). Lekker dicht bij waar het kolonistengezin
Dammers woont.
Dan zijn er nog vijf kinderen in huis. Een poging van de nu
oudste in het gezin Hendrik Dammers, 'zoon van den ouden
Dammers', om verlof te krijgen om naar Amsterdam te gaan, leidt
schipbreuk bij de kleine raad van 26 juli 1828, zie op deze pagina.
In het stamboek Wilhelminaoord 1828-1829 gebeurt helemaal niets.
In het boek Wilhelminaoord 1830-1835 met invnr 1354, scan 61,
staat dat Pieter Willem Dammers op 1 mei 1833
begint zijn dienstplicht te vervullen. Hij zal niet meer
terugkeren en dan zijn er nog vier in huis.
Kritiek
In de kleine raad staat de familie deze jaren af en toe aan
kritiek bloot:
● Op de zitting van 30 juni 1832 wordt opgemerkt dat ze
geen mest gemaakt hebben en dat ze de houtwal niet schoon hebben
gehouden, zie hier.
● Op de zitting van 27 april 1833 wordt geconstateerd dat
het 'aschhok' (waarin de haardas bewaard wordt die later over het
klaverland gestrood moet worden) is ingestort, zie hier.
● En op de zitting van 24 januari 1835 wordt gekeken
welke gezinnen minder roggeoogst hebben ingeleverd dan de
'tauxatie' vooraf. De familie Dammers is hier verreweg koloniale
topscoorder tekortkomende oogst en dat heeft tot gevolg dat van
het brood dat ze zouden ontvangen twaalf broden worden ingehouden,
zie hier.
Er kan nog meer zijn, maar ik heb van lang niet alle kleine
raadzittingen transcripties.
Post
Even een terzijde: de ingekomen post van de permanente
commissie is geïndexeerd op namen en ik heb niet alle brieven
waarin 'Dammers' gescoord werd doorgekeken, maar liefhebbers
kunnen hier
zoeken.
Dat zal overigens niet allemaal over de familie gaan. Er zit ene Franciscus
Dammers in het bedelaarsgesticht op de Ommerschans die erg
veel problemen veroorzaakt en die vaak ter sprake komt. Maar dat
zien de onderzoekers wel aan de voornamen.
Slachtoffer
Dan een rol waarin we de familie nog niet tegengekomen zijn:
slachtoffer. Op de zitting van de Raad van Politie en Tucht voor
de Gewone Koloniën van 24 september 1836 moeten twee
kolonistenzonen en een ingedeelde voorkomen omdat zij
'veldvruchten' uit de tuin van Dammers genomen hebben. Volgens de
jongens was het maar 'een enkelde wortel' en hebben ze die snel
teruggelegd toen er iemand aankwam. Van de behandeling in de raad
van tucht heb ik geen transcriptie, maar wel van bijlage 2.
Dit is misschien een moment om even vast te stellen dat NOOIT een
lid van de familie Dammers voor de tuchtraad heeft moeten
verschijnen (althans niet bij de tuchtraden die ik gezien heb en
dat zijn er best veel). Dat kunnen heel weinig koloniale gezinnen
hen nazeggen!! Hooguit is er af en toe een ingedeelde bij hen die
ergens van beschuldigd wordt, zie bijvoorbeeld 7 oktober 1837,
bijlage 5.
Weg en terug
Ingedeelden bij de familie zien we voor het eerst verschijnen in
het stamboek Wilhelminaoord 1836-1840 met invnr 1355 scan 60. Die
ruimte lijkt er ook te zijn, want kinderen vliegen uit. Hendrik
Frederik Dammers en Hermina Suzanna Dammers verlaten
het ouderlijk nest op 29 april 1837. Dan zijn er nog twee.
Maar Hermina Suzanne keert terug op 6 september 1837. Dan
zijn er drie. En Hendrik Frederik keert terug op 17 februari
1838. Dan zijn er weer vier.
Carrière-switch
Intussen maakt Willem Lodewijk een carrière-switch. Op 20 december 1837 schrijft de directeur der koloniën in een brief met nummer N2954, invnr 190 scans 348 en 349:
Ik heb de eer UwEdG op de resolutie van den 8 September jl N14 te antwoorden, dat de kolonist A. van den Berg zijn verlangen, om met den tweeden winkel te Willemsoord te worden begunstigd, weder heeft ingetrokken, uit hoofde, zoo het mij voorkwam, door zijnen broeder zwarigheid in de borgstelling gemaakt werd.
Ik heb lang gedraald UwEdG een ander kolonist voor die betrekking op te geven, omdat er weinig geschikte voor zijn, tevens in staat, om de verlangde borgstelling te verschaffen.
Thans heb ik de eer UwEdG daartoe voor te dragen den kolonist W.L. Dammers, van kol. N2, een man die vroeger tot de meer gegoede klasse behoord en handel gedaan heeft, die nog eene vlugge vrouw heeft, om hem in de waarneming van den winkel behulpzaam te wezen, op het gedrag van welk huisgezin niet aan te merken valt en welk kolonist een borgstelling van ƒ 250.- , die mij voldoende voorkomt, zal kunnen verschaffen door zijnen broeder, den heer Dammers te Amsterdam.
Verhuizing
De permanente commissie besluit op 17 januari 1838 N11
bij agendapunt N11 om Dammers tot winkelier te benoemen. Heb ik
niet gezien, maar zal in invnr 468 zitten.
Op 8 maart 1838 verhuist de hele bups naar Willemsoord, hoeve 25. Dat is middenin die kolonie, zie hier. En als we kijken in het stamboek Willemsoord 1836-1840 met invnr 1361, klik hier en vul paginanummer 26 in, dan zien we daar vermeld staan dat de inmiddels 62-jarige Willem Lodewijk Dammers als winkelier werkzaam is.
Als dusdanig staat hij ook in het personeelsregister met invnr
998 (helaas geen scans) op folio 29.
Winkelier
De borgtocht, waarbij volgens het voorafgaande dus een broer van
Willem Lodewijk zich garant stelt, wordt genoemd In het register
van borgtochten, dat op deze
pagina staat. De borgstelling zelf heb ik niet gezien, maar
op die pagina staat ook vermeld in welke invnrs die zich zou
kunnen bevinden.
Problemen voor een winkelier komen aan de orde bij de
tuchtzitting van 8 september 1838. Ene Alida Johanna van
Munster is op heterdaad betrapt toen ze vijftig cent uit de kassa
van winkelier Dammers stal en geeft spontaan toe dat ze dat al
vaker gedaan heeft, zie bijlage 3.
Maar het duurt ook niet vreselijk lang. Op 31 januari 1839,
invnr 204 de scans 1138 en 1139, schrijft de directeur in een
brief met nummer N272:
Nadat er reeds bij vorige opnemingen der winkels in deze kolonien eenig te kort bij dien van den nieuwen winkelier W.L. Dammers te Willemsoord, bevonden was, verneem ik. omstreeks de helft van deze maan(d), dat hetzelve met den è van dezelve, tot ƒ 200.- geklommen is.
Daar zijne borgstelling maar ƒ 250.- groot is, gaf ik dadelijk last tot eene nieuwe zorgvuldige opnemingen overneming tevens van den winkel, indien dezelve niet aanmerkelijk beter gesteld mogt gevonden worden.
Dit is echter het geval niet geweest volgens de rekening-courant, welke ik de eer heb UwEdG hiernevens aan te bieden, waarop de overneming der voorhanden goederen en de sluiting van den winkel dan ook werkelijk gevolgd is.
Te grote verteringen, bij ijverloosheid der huisgenooten om er wat bij te verdiene, en borgen aan de kolonisten zijn er de oorzaak van.
Wordt het saldo van ƒ 203.03 door UwEdG goedgekeurd, dan zal de borg van Dammers tot vergoeding van dat te kort moeten worden aangesproken, waartoe ik de acte verwacht, indien UwEdG dat mij zullen opdragen.
Bij nevensgaanden brief van B. Schuurer te Steenwijkerwold worden UwEdG verzocht, zijne dochter, de weduwe van den schoolonderwijzer Otten, met de waarneming van deze winkel te begunstigen.
De genegenheid van UwEdG, om de nagedachtenis van dien waardigen ambtenaar der Maatschappij te zegenen, doen mij dat verzoek ondersteunen, te meer, daar er bij de verpligte borgstelling, waartoe men ook bereid is, geen redelijke vrees voor verlies of schade voor de Maatschappij bestaat, terwijl het eene waarheid is, dat de wed. Otten voor zulk eene betrekking niet ongeschikt is.
De permanente commissie commissie besluit naar aanleiding van
deze brief op 11 februari 1839 onder agendapunt N1 om
Dammers te ontslaan als winkelier. Heb ik ook niet gezien, maar
moet in invnr 483 zitten. En daarna op de vergadering van 14
september 1839 onder agendapunt N3. Moet in invnr 492
zitten. Met als gevolg dat op 1 oktober 1839 het hele
gezin weer naar Wilhelminaoord gaat. En de broer uit Amsterdam
schiet er dus tweehonderd gulden bij in.
Krankzinnig
We treffen ze op hoeve 22 - nog steeds aan de vierdeparten maar
een stukje verderop, zie
hier - in het stamboek Wilhelminaoord 1836-1840 met invnr
1355, zie
hier, op pagina 20. En dan openbaren zich ook de problemen
met dochter Johanna Antoinetta Dammers. Ze gaat weg, komt
weer terug, en wordt een paar keer overgeplaatst naar een hoeve in
de kolonie Willemsoord. En daarvandaan loopt ze 25 juli 1840
weg.
Wat er allemaal aan de hand is wordt duidelijk uit een brief van
15 oktober 1840, invnr 236, klik
hier en vul rechtsonder het scannummer 294 in. Er is sprake
van 'telkens herhaalde vlagen van krankzinnigheid' bij Johanna
Antoinetta en haar vader meldt dat hij 'volstrekt geen huis met
haar kan houden'. Ze schijnt in Amsterdam te zijn opgepakt en
Willem Lodewijk Dammers wil niet dat ze in haar 'ongelukkige
waanzinnige gesteldheid' naar de Ommerschans wordt gebracht (waar
in de praktijk veel mensen met een psychische stoornis terecht
komen).
Bedelaarsgesticht
Willem Lodewijk heeft zijn zwager, de procureur Dammers in
Amsterdam, gevraagd een plek voor Johanna Antoinetta in een
krankzinnigengesticht te regelen. Maar daarvoor is het al te laat,
want een dag eerder dan de brief - 14 oktober 1840 - is
Johanna Antoinetta Dammers vanuit Amsterdam het bedelaarsgesticht
op de Ommerschans binnengevoerd.
Ze is met nummer 854 te vinden in het bedelaarsregister 'gemerkt
H', toegang 0137.01 invnr
427. Volgens de daar afgedrukte beschrijving is ze 1.56
meter lang, heeft blond haar en blauwe ogen en verder geen
bijzondere kentekenen.
Terug in huis
Johanna Antoinetta Dammers mag op 24 juni 1841 het
gesticht uit en we zien in het stamboek Wilhelminaoord 1841-1848
met invnr 1356, klik
hier en vul paginanummer 22 in, dat ze dan weer naar het
ouderlijk huis mag terugkeren.
Maar we zien in de laatste kolom ook dat het allesbehalve goed
blijft gaan. Om de haverklap wordt ze uit huis geplaatst, de ene
keer naar een andere hoeve in Wilhelminaoord, een paar keer naar
het tweede gesticht te Veenhuizen.
In, uit, in, uit...
Even iets anders: er zitten in de post van met name 1842
een boel brieven van ene meneer Ter Still die vroeger winkelwaren
aan de kolonie heeft geleverd en die klaagt dat die leveranties
tegenwoordig aan 'Dammers' gegund worden. Wie wat waar welke
Dammers dat is zou ik niet weten.
Kniesenburg
En dan is er, op vrijdag 3 februari 1843, de gewelddadige
confrontatie tussen de kolonist Johannes Hermanus Kniesenburg en
de adjunct-directeur voor de vrije koloniën Coenraad Hulst. Het is
in dat kader dat de familie Dammers genoemd wordt op de pagina's
239, 244-245, 251 en 261 van De strafkolonie.
Bij de voorbereiding van de rechtzaak tegen Kniesenburg valt de
naam Dammers al in een proces verbaal
dat de burgemeester van Vledder heeft gemaakt. Daar wordt ook naar
gevraagd bij een
verhoor van Kniesenburg. Als gevolg daarvan krijgt Willem
Lodewijk Dammers een dagvaarding
voor een getuigeverhoor bij de rechtbank van Assen. Maar hij komt
niet opdagen, ondanks het dreigement in de dagvaarding dat 'in
geval van niet verschijning, de straffen der wet zullen worden
toegepast'.
Rechtzaak
Ze krijgen daarop bezoek van de burgemeester van Vledder die in een brief meldt dat hij de indruk heeft dat de familie Dammers de neiging heeft 'om de zaak van Kniezenburg (...) in een voor hem gunstig licht te plaatsen'. Hij adviseert daarom zowel vader en moeder Dammers als de dochters Hermina Suzanna en Antonia Clasina bij de rechtbank onder ede te horen.
Dus krijgen ze alle vier een dagvaarding
voor de rechtzaak. Nu komen ze wel en leggen ze verklaringen
af waar Johannes Hermanus Kniesenburg niet ontevreden over kan
zijn. Wie meer over de rechtzaak wil lezen kan terecht bij de inventaris van
stukken ervoor en wie alles over Johannes Hermanus Kniesenburg wil
weten kan op diens pagina
terecht.
Het slot van dit liedje is dat het gezin Kniesenburg op 26
juli 1843 van de kolonie moet vertrekken. Ze vestigen zich
'in de hutten onder Noordwolde'. Inderdaad, Noordwolde-Zuid, waar
ook Elisabeth Francisca Charlotte Dammers met haar gezin woont.
De hutten onder Noordwolde
En dat wordt het verzamelpunt voor veel betrokkenen. Hendrik
Frederik Dammers deserteert op 15 mei 1844 van de
kolonie. Het is maar net wat je deserteren noemt, want het is zijn
huwelijksdag met Cornelia Kniesenburg. Ze vestigen zich in
Noordwolde-Zuid.
Hermina Suzanna Dammers deserteert van de kolonie op 20
april 1848. Inderdaad, de dag dat ze trouwt met Johannes
Hendrik Kniesenburg. Het echtpaar vestigt zich in
Noordwolde-Zuid.
Er komt een eind aan deze familie-bijeenklontering in het
stamboek Wilhelminaoord 1848-1859 met invnr 1357, klik
hier en ga naar paginanummer 23. Willem Lodewijk Dammers
overlijdt op 7 augustus 1851.
Arbeidersgezin
Dochter Johanna Antoinetta gaat nog steeds in, uit, in,
uit. Dochter Antonia Clasina deserteert op 26 juni 1853,
maar is op 14 juli 1853 weer terug. En dan gaan zij en haar
moeder, 'de weduwe Dammers', op 4 november 1853 als
arbeidersgezin naar het derde gesticht te Veenhuizen. Vermoedelijk
is er aan die degradatie een tuchtzitting voorafgegaan, maar die
zal lastig te vinden zijn, zie deze overzichtspagina.
Ze zijn nu te vinden in het register van arbeidersgezinnen
1848-1859 met invnr 1575, klik
hier en ga naar pagina 20. Daar loopt het af. Johanna
Antoinetta Dammers voegt zich bij haar moeder en zus, maar
overlijdt op 31 mei 1854. Dochter Antonia Clasina
Dammers loopt van de kolonie weg op 6 juni 1859 en Carolina
Theodora Davidina Dammers weduwe Dammers overlijdt op 2
oktober 1859.
Antonia Clasina Dammers
Het lijkt of daarmee de laatste Dammers van de kolonie verdwenen
is, maar op 28 oktober 1859 is Antonia Clasina Dammers
er al weer. Ze wordt die dag vanuit Assen het
bedelaarsgesticht op de Ommerschans binnengebracht. Een meter
vijftig lang, blond haar en blauwe ogen en geen bijzondere
kenmerken. Zie bedelaarsnummer 4835 in het boek gemerkt U, toegang
0137.01 invnr
439. Op 30 januari 1862 wordt ze weer vrijgelaten.
Jaren later, op 13 februari 1869, is ze er weer. Nu met bedelaarsnummer 2696 in het register toegang 0137.01 invnr 292. Op 13 februari 1871 komt ze het gesticht weer uit en dan is echt de laatste Dammers van de kolonie verdwenen. Er wonen alleen nog de nodige in de hutten onder Noordwolde.