Het gezin arriveert op 5 mei 1835 in de kolonie. In de
kolonistendatabase heet het dat ze in Willemsoord beginnen. Dat
zou kunnen, maar daar heb ik ze niet kunnen vinden. Wél in
Frederiksoord. Ze zijn geplaatst door de subcommissie van
weldadigheid te 's Gravenhage op basis van het contract C 10. Zie
voor een uitleg over
C-contracten en een link naar de afgesloten C-contracten deze
pagina.
In het stamboek van Frederiksoord 1835-1841, invnr 1349, klik hier en vul rechtsonder paginanummer 59 in, vinden we ze op hoeven 58. Of dat de eerste hoeve is waar ze wonen weet ik niet. Uit dit stamboek neem ik de gezinsgegevens over, aangevuld met informatie van familie-onderzoeker Gerard van Oosterhout:
● Hermanus Havermans, hier zonder het 'Jacobus' als
tweede naam, zou zijn geboren in 1800. Dat kan worden aangevuld
tot 15 januari 1800 te Gorinchem. Zijn echtgenote is:
● Elisabeth Rubeling, geboren 1797. Aangevuld tot 8 april
1797 te Dordrecht. Ze zijn in gezelschap van de kinderen:
● Johannes Jacobus Havermans, geboren 1832. Aangevuld tot
24 april 1832 te Dordrecht.
● Maria Havermans, geboren 1834. Aangevuld tot 26 december
1834. Na enkele jaren op de kolonie komt daar nog bij:
● Anna Elisabeth Havermans, geboren 15 oktober 1840 te
Frederiksoord.
In het stamboek staat dat het gezin op 6 juli 1838 wordt
overgeplaatst naar hoeve 64. Dat staat in hetzelfde stamboek op
pagina 65.
Herhaalde dronkenschap
Een half jaar later moet Hermanus Havermans verschijnen voor de raad van tucht. Op de zitting van 10 december 1838, zie hier, blijkt dat hij 's nachts van de draaibrug is gevallen. Men denkt dat hij dronken was maar kan dat niet bewijzen, zodat hij er vanaf komt met een vermaning. De in bijlage 1 afgedrukte raad van toezicht van Frederiksoord geeft nadere bijzonderheden over de bewuste avond.
Het voorval wordt genoemd op pagina 82 van De strafkolonie als voorbeeld van de vasthoudendheid van de directie om vermeende dronkelappen op te vatten. Bij de zitting van de raad van 11 januari 1840 blijkt dat de wijkmeester Jean Antoine Uhl opdracht heeft bijzonder op Havermans te letten. Op de pagina met het overzicht van tuchtraden, zie hier, meld ik al dat de transcriptie alleen hier staat.
Eerst is er de raad van toezicht van Frederiksoord van vrijdag 10 januari 1840:
De kolonist Hermanus Jacobus Havermans, oud 40 jaren, wordt gehoord, als zich hebbende schuldig gemaakt aan misbruik van sterken drank, zijnde hij door de wijkmeester J. A. Uhl beschonken tehuis gevonden, hetgeen door Havermans met brutaliteit hardnekkig ontkend wordt.
De leden merken aan dat Havermans een der onhandelbaarste kolonisten is, die gedurig met zijn gezin in hevige twist ligt.
De volgende dag gevolgd door de raad van politie en tucht voor de gewone koloniën:
Wordt gelezen een proces-verbaal van den Raad van Toezigt van kolonis No 1, van den 10e dezer maand, houdende beschuldiging tegen
1 Hermanus Jacob Haverman welke zich zoude hebben schuldig gemaakt aan het misbruik van sterken drank.
Den beschuldigde binnengeroepen zijnde, wil hij zulks ontkenen, de Raad is echter genoeg van zijnen schuld overtuigd daar de wijkmeester Uhl bepaaldelijk was opgedragen, om op hem toe te zien en welke hem dan ook dronken heeft gevonden.
Ondanks het feit dat hij weet dat hij in de gaten gehouden
wordt, is het in 1841 weer raak. Hij verschijnt voor de raad van tucht van
25 september 1841, zie hier. Nadere bijzonderheden staan in
de in bijlage 2 afgedrukte raad van toezicht van Frederiksoord.
Het schijnt te maken te hebben met de markt in Noordwolde. Het
gezin ondergaat de gebruikelijke straf voor herhaalde
dronkenschap: verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans.
In de strafkolonie en Veenhuizen
We vinden ze terug in het register van strafkolonisten 1836-1847, invnr 1585, op folio 17. Het gezin komt daar ok 26 oktober 1841 aan en ze worden ondergebracht in woning nummer 9. En ook op de Ommerschans moet Hermanus voor de tuchtraad verschijnen. Op de zitting van 20 april 1843, zie hier, staat hij samen met de strafkolonist Van Aanhout, zie deze pagina, terecht wegens... inderdaad, dronkenschap.
De familie Havermans moet vijf jaar in de strafkolonie blijven. Daarna mogen ze niet terug naar de vrije koloniën, maar worden ze gedegradeerd tot arbeidershuisgezin in Veenhuizen. Op 3 oktober 1846 gaan ze met z'n vijven daarnaartoe.
Ze staan in het register
van arbeiderskolonisten 1834-1847, invnr 1574, klik hier en
vul rechtsonder paginanummer 28 in. Ze wonen in woning 55 van het
derde gesticht.
De inschrijving loopt door in het register van arbeiderskolonisten 1848-1859, invnr 1575, klik hier en vul rechtsonder paginanummer 62 in. Ze zitten nu in woning 75. En voor beperkte tijd: in de kantlijn is geschreven dat de permanente commissie op 26 september 1851 onder agendapunt N4 het besluit neemt ze terug te plaatsen naar de vrije kolonie. Voor onderzoekers: dat besluit, met misschien een schriftelijk verzoek van Hermanus, moet te vinden zijn in invnr 709.
Terug in de vrije kolonie
Op 17 oktober 1851 gaan ze terug naar Frederiksoord en ze komen op hoeve 90. In het stamboek Frederiksoord 1848-1859, invnr 1351, klik hier en vul rechtsonder het paginanummer 99 in, zien we dat Maria Havermans op 21 december 1855 het ouderlijk huis verlaat. Ze trouwt die dag met de kolonistenzoon Wilhelmus Barning en ze wordt kolonistenvrouw, want Wilhelmus volgt per die dag zijn vader op als kolonist.
De hoeve is inmiddels, in 1853, hernummerd tot hoeve 102 en de rest van het gezin verhuist op 11 juni 1856 naar hoeve 101. Zelfde stamboek, paginanummer 100.
Als in 1860 alle kolonisten worden onderverdeeld in arbeiders en vrijboeren gaat Hermanus Havermans tot de laatste categorie behoren. Volgens de gegevens van mevrouw Kloosterhuis staan ze nog in het stamboek met invnr 2999 op hoeve 101 en in het stamboek met invnr 3000 op hoeve 57.
In 1863 gebeurt er veel. Dochter Anna Elisabeth Havermans treedt in het huwelijk met de kolonistenzoon Hendrikus Leloux. Er is voor hen geen plek op de kolonie dus hoogstwaarschijnlijk gaan ze in een van de huttendorpen in de omgeving wonen. Tot 20 augustus 1874, dan krijgen ze een hoeve op de kolonie en wordt Anna Elisabeth net als haar zus Maria kolonistenvrouw.
De rst van de familie woont daar dan al lang niet meer. Eerst
wordt op 17 september 1863 Hermanus Havermans teruggezet
van vrijboer tot arbeider. En in november van dat jaar wordt het
gezin de kolonie afgezet. Ze worden ervan beschuldigd een groot
gedeelte van de oogst te gelde gemaakt te hebben, terwijl deze
ingeleverd moest worden in mindering van de pacht. Hermanus
Havermans, Elisabeth Rubeling en Johannes Jacobus Havermans
verlaten op 18 november 1863 voorgoed de kolonie.