De koloniale carrière van Jan Frederik Krieger kenmerkt zich door een rustige maar gestage opbouw. Ook in financiële zin. Het begint allemaal met een op 15 juni 1825 door hem geschreven sollicitatiebrief, invnr 74:
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Jan Frederik Krieger sergeant bij de 9e afdeeling Nationale Infanterie in garnisoen te S Gravenhage.
Dat de suppliant altijd zin in de militaire stand gehad hebbende, in het jaar 1821 bij de schoolkompagnie der 9e afdeeling infanterie als volontair in dienst getreden is, daar 4 maanden geweest zijnde bij die kompagnie tot korporaal bevorderd werd, vervolgens in juny 1822 als fourier en eindelijk in february 1824 als sergeant aangesteld.
Dat daar hij altijd in het administrative vak verlangde te wezen om die reden ook op het bureau van den kolonel werd geplaatst alwaar hij bij voortdurendheid werkzaam is.
Weinig vooruitzigt zijnde om bevordert te worden - vooral voor den suppliant die in den militairen stand hoegenaamd geene protectie heeft - doch niet gaarne altijd als onderofficier zou willen blijven dienen.
Daar de suppliant zich op zijn superieuren gerustelijk durft beroepen zich als een goed en braaf militair te hebben gedragen, neemt hij de vrijheid UHEdG: te verzoeken, bij voorkomende gelegenheid wanneer er eene administrative post in de kolonie Frederiksoord of elders mogt open komen, bij UHEdGestr: in aanmerking te komen, om aldaar te worden gedetacheerd.
Keurige brief, nietwaar? Volgens de kolonieadministratie is Jan
Frederik geboren op 15 januari 1802 en bij het schrijven van deze
brief dus 23 jaar oud. Hij is getrouwd (maar ik weet niet wanneer)
met Elisabeth Wieland, geboren 14 oktober 1805.
Daarna is het in de archieven even niet helemaal te volgen. Op een
gegeven moment komt hij in dienst van de Maatschappij, ergens is
vermeld dat die indiensttreding op 1 mei 1826 was. Maar ik weet
niet meer waar dat stond.
Zeker is dat hij op 14 oktober 1826 opduikt in een brief
van de adjunct-directeur voor de administratie Falck. Die neemt
tijdelijk waar voor de directeur die er een paar dagen tussenuit
is en Falck doet een voorstel voor een aantal
overplaatsingen/bevorderingen van personeelsleden. Als puntje acht
daarbij doet hij het voorstel:
Om den geemploijeerde van het Algemeen Bureau J.F. Krieger welke in de plaats van den Boekhouder Feith benoemd was, te verplaatsen als Magazijnmeester van het 3e Etabl Veenhuizen.
Vanaf ongeveer 1828 is de personeelsadministratie van de
Maatschappij een beetje op orde en in invnr 997, folio 52, zien we
Jan Frederik Krieger staan als magazijnmeester bij het derde
gesticht te Veenhuizen, een van de kindergestichten. Hij verdient
zes gulden per week (= 312 gulden per jaar). Hij en Elisabeth
hebben dan één kind, een zoon.
Op 1 september 1830 gaat hij als boekhouder naar het
tweede gesticht. Ook invnr 997, folio 38. Hij verdient dat 7
gulden per week (= 364 gulden per jaar). Bij deze inschrijving
hebben Jan Frederik en Elisabeth drie kinderen.
De volgende bevordering is op 1 april 1832. Hij wordt
bevorderd tot onderdirecteur van het gesticht waar hij al werkt
(maar hij moet wel de boekhouding blijven doen). Zie hier voor het besluit
hierover. Alles staat nu in het personeelsregister invnr 998. Op
folio 62 staan hij en Elisabeth met hun drie kinderen. Het
jaarloon is nu 500 gulden.
Dat jaarlon blijft gelijk als Jan Frederik op 1 mei 1834
wordt overgeplaatst naar de Ommerschans. Ook als onderdirecteur en
ook voor 500 gulden per jaar, maar hier heeft hij een boekhouder
onder zich die de meeste administratie doet.
Na vier jaar, mei 1838, krijgt hij wegens trouwe dienst een
loonsverhoging: 100 gulden erbij, zodat zijn jaarinkomen stijgt
tot 600 gulden. Op de vermelding in invnr 998, folio 30, tel ik
zeven kinderen van Jan Frederik en Elisabeth.
Hij en zijn gezin blijven vrij lang in de Ommerschans. Na elf jaar
wordt hij overgeplaatst. Maar dan bereikt hij ook het hoogste dat
hij kan bereiken. Per 1 juli 1845 wordt hij de hoogste
gezagsdrager in het tweede gesticht te Veenhuizen. Een uitdagende
baan, want Veenhuizen-2 staat bekend als het oproerigste stukje
kolonie. Maar hij krijgt er 1.000 gulden per jaar voor.
Bij de vermelding op folio 72 van invnr 998 neemt het kindertal
geleidelijk weer af, want de een na de ander vliegt uit.
Uiteindelijk zijn alleen de dochters Catharina Cornelia Krieger en
Hillegonda Krieger er nog als in 1859 de Staat de gestichten in
Veenhuizen overneemt van de Maatschappij van Weldadigheid.
Jan Frederik is dan al zo'n 33 jaar in dienst. Hij wordt zelfs nog
vermeld in een van de personeelsboeken van na 1859: Drents
Archief, toegang 00137.01 invnr 51, register van ambtenaren die
voor 1826 zijn aangekomen. Hoe het hem daarna verging, weet ik
niet.
Jan Frederik Krieger komt op verschillende pagina's op deze
site voor:
- Bij een rel rond transport
van bedelaars in 1855
- Bij een heleboel tuchtzittingen
in de Ommerschans
- Bij enkele tuchtzittingen in Veenhuizen (moet nog
uitgezocht)