De voordracht door Zierikzee heb ik nog niet kunnen vinden, maar
het brievenboek ingekomen post van de permanente commissie met
invnr 348 meldt op 10 december 1825:
subcie Zierikzee draagt voor voor plaatsing als arb huisgezin A. Lagcher met vrouw en zes kinderen. Beantwoord 16 dec, not 15 id art 48.
Het laatste betekent dat de voordracht besproken is op 15
december 1825 bij artikel (= agendapunt) 48, waarvan de notulen in
invnr 39 moeten zitten. En het kladje van de brief aan Zierikzee
op 16 december 1825 moet in invnr 357 zitten. Dat heb ik allebei
niet gezien, maar dat is voor liefhebbers die er een dagje Drents
Archief tegenaan willen gooien.
Toewijzing
Ik neem aan dat de discussie gaat over de omvang van het gezin,
want eigenlijk mogen arbeidershuisgezinnen maar zes hoofden sterk
zijn en de familie Lagcher is met meer. Maar ze komen er blijkbaar
uit, want op 15 maart 1826 wijst de permanente commissie een plek
in Veenhuizen aan de familie toe, zie designatie 75 in het designatieregister
dat loopt van 1 april 1825 tot 31 maart 1826.
Die 15 maart kan niet helemaal kloppen, want al op 9 maart 1826
bedankt Zierikzee voor de toewijzing, invnr 77 scan 616. Zie
helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn.
Zierikzee informeert in die brief tevens wat de beste reisroute
is. Daar krijgen ze waarschijnlijk antwoord op, maar dat zit in
invnr 358 en daarvan zijn geen scans.
Reis
Op 1 april 1826 schrijft Zierikzee, invnr 78 scan 159,
dat ze het gezin op de boot naar Amsterdam hebben gezet en vraagt
ze of ze de transportkosten van de contributie mag aftrekken. Dat
wordt besproken 13 april 1826 bij artikel 32 (invnr 40) en
beantwoord 15 april (invnr 358).
De kassier van de Maatschappij Petrus Ameshoff die in Amsterdam
het transport van kolonisten regelt schrijft 2 april 1826
dat hij het gezin bij aankomst op de boot naar Steenwijk zal
helpen, invnr 78 scan 160, en hij herhaalt dat op 3 april,
invnr 78 scan 150. Die boot vertrekt op dinsdag- en zaterdagavond
en ze zullen de boot van dinsdag 4 april 1826 hebben gehad, want
ze arriveren op 6 april 1826 in de kolonie.
Aankomst
In invnr 1370 is een aankomststaat, maar daarvan zijn geen scans
zodat we het moeten doen met mijn amateuristische fotootje:
NB: Albertus Lagcher is niet de eerste met die achternaam
die in de koloniën van weldadigheid komt. Drie dagen eerder, 3
april 1826, wordt Jacoba Lacher met haar kind Helena Lacher
het bedelaarsgesticht op de Ommerschans binnengebracht.
Zij zegt in 1803 geboren te zijn. Het kind Helena Lacher overlijdt
1 november 1826, waarna Jacoba op 13 augustus 1827 uit het
gesticht deserteert en niet meer teruggevonden wordt.
Zij zijn binnengebracht door Utrecht, maar Jacoba verklaart eerst
in Zierikzee bij haar ouders gewoond te hebben, zie invnr
82 scan 9. Of zij familie is van Albertus weet ik niet. Op deze
pagina staat hoe haar gegevens (inclusief signalement) te
bereiken zijn. Als het in boek D niet lukt, kan in boek F gekeken.
Registratie
Terug naar het gezin van Albertus Lagcher. Ze worden ingeschreven
in het register van het derde gesticht te Veenhuizen met invnr
1572, zie een gedeeltelijke transcriptie van dat
boek. Ze staan op scan 139 van dat invnr en volgens die
aantekening (én de aankomststaat hierboven) wonen ze in woning 39
van dat derde gesticht.
De samenstelling van het gezin is wat ingewikkeld omdat de vrouw
des huizes vier voorkinderen bij zich heeft. Daardoor ziet het
gezin er bij aankomst als volgt uit:
Gezinssamenstelling
● Albertus Lagcher is volgens de
lang niet altijd betrouwbare kolonieadministratie geboren op 18
april 1801. Hij is net als de rest van het gezin hervormd.
Hij is getrouwd met
● Johanna Hillemans, volgens
diezelfde bron geboren 6 maart 1787. Ze arriveren met de volgende
kinderen:
● Pieter Cake Possemis of Possemus,
geboren 16 september 1808,
● Johanna de Kok, geboren
14 mei 1810,
● Arie de Kok, geboren 14
juli 1813,
● Catharina Adriana de Kok,
geboren 24 maart 1815,
● Johannes Lagcher, geboren
13 juli 1823,
● Willem Leendert Lagcher,
geboren 12 oktober 1824 en
● Helena Lagcher, geboren 4
februari 1826 (dus kort voor hun vertrek naar de kolonie).
Op de kolonie komen daar bij:
● Susanna Lagcher, geboren
8 december 1827 te Veenhuizen,
● Maria Lagcher, geboren 17
oktober 1829 te Wilhelminaoord en
● Albertus Lagcher, geboren
8 mei 1830 te Wilhelminaoord, maar hij overlijdt al 11 augustus
1830.
Toelichting
De kinderen 2, 3 en 4 komen uit een huwelijk van Johanna
Hillemans met ene Arij de Kok die op 7 juni 1819 te Zierikzee is
overleden. Van die kinderen staat Arie de Kok de ene keer
abusievelijk ingeschreven als Adriana de Kok en een andere keer
als Otto de Kok.
Over kind 1, Pieter Cake Possemis of Possemus, meldt het Meertens
Instituut:
De eigenaardige naam Possemis is waarschijnlijk een verbastering van het meer voorkomende Posthumus. De familie met deze naam heeft een stammoeder, genaamd Johanna Hillemans. Zij werd geboren in 1787 te Zierikzee en beviel in 1808 van een buitenechtelijke zoon, die Pieter Cake Possemis werd genoemd.
Waarom hij zo'n eigenaardige naam gekregen heeft is onbekend,
maar omdat hij de eerste drager van die naam is, betekent het dat
alle mensen die Possemis of Possemus heten van hem afstammen.
Volgens het Genealogie Kwartaalblad CBG 1997-01 is er een Stamboom
van het geslacht Possemis uit Noordwolde, door P. van Dijk,
Grietpad 5, 1317 JH Almere in 1993 uitgegeven in eigen beheer. De
genealogie Wibier tenslotte meldt dat Pieter Cake Possemis een
keer is veroordeeld bij de rechtbank van Eerste Aanleg te
Zierikzee, 16 mei 1823.
Promotie
Het al genoemde stamboek met invnr 1572 meldt dat 'het hoofd des
gezins' op 13 juli 1827 deserteert en op 1 augustus weer terug is.
Normaliter leidt zo'n ongeoorloofde afwezigheid tot sancties, maar
daar is nergens sprake van.
In 1828 wordt het gezin gepromoveerd van arbeidershuisgezin tot
vrije kolonistengezin. Daar moet correspondentie over zijn, maar
die heb ik nog niet kunnen vinden. Op 10 maart 1828 gaan
ze over naar hoeve 6 van Wilhelminaoord, zie de locatie op dit
kaartje. Dat is in Friesland en valt qua burgerlijke stand
onder de gemeente Weststellingwerf.
Stamboeken
Ze staan in het stamboek van Wilhelminaoord 1824-1828 met
invnr 1352 op scan 5, in het stamboek Wilhelminaoord 1829-1830
met invnr 1353 op scan 3 en in het stamboek Wilhelminaoord 1830-1835
met invnr 1354 op scan 8.
Het gezin wordt genoemd op een 21 oktober 1828 door
dominee Clinge van Vledder gemaakte lijst, die begint invnr 94
scan 257, van protestantse kolonisten.
Militaire dienst Arie de Kok
Op 2 november 1830 gaat Arie de Kok vrijwillig in
militaire dienst. Dat leidt tot verwarring op het kantoor van de
permanente commissie in Den Haag, want in de kopie van het
stamboek dat ze daar hebben staat helemaal geen Arie de Kok. Ze
stellen er december 1830 vragen over, invnr 111 scan 18. Als
antwoord stuurt de directeur der koloniën op 3 januari 1831 een
extract uit het stamboek van Wilhelminaoord, invnr 111 scan 20.
Blijkbaar helemaal niet bang voor nog meer verwarring noemen ze
hem op de lijst van in 1830 uit de kolonie vertrokken jongeren,
invnr 114 de scans 38-40, 'Arie Lagcher'.
Schaarschte
Na het mislukken van de oogsten van 1829 en 1830 wordt de
situatie op de kolonie nijpend. Met als gevolgen:
■ Op de zitting van de kleine
raad van zaterdag 19 februari 1831 komt Albertus Lagcher
vragen om 'een buis voor zijn zoon'.
■ En op de drukste kleine raad zitting ooit, die van
zaterdag 12 maart 1831, beschreven in De strafkolonie
pagina's 123-124, behoort vrouw Lagcher, dus Johanna
Hillemans, tot een groep kolonistenvrouwen die komen klagen over
'de schaarschte der tegenwoordige voeding'. Er wordt aan tegemoet
gekomen door 'deze huisgezinnen heden avond voor een halve week
voeding, in gort, te doen verstrekken, die eigenlijk eerst maandag
morgen gegeven had moeten worden'.
Trouwplannen Pieter Possemis
■ Bij de kleine raad van een week later,
19 maart 1831, lager op diezelfde pagina, komt 'Pieter
Postumus, van kol 2, voorzoon van vrouw Lagcher, oud 23 jaren,
verzoekende te mogen trouwen met de wed Zuidhoorn, oud 44 jaren,
koloniste in de 1e wijk dezer kolonie met twee kinderen'. Met
Posthumus wordt dus Possemis bedoeld. De weduwe Zuidhoorn staat op
deze pagina.
De kleine raad reageert niet op Pieters verzoek, want ze wil
eerst wel eens horen wat de weduwe er van vindt.
■ En bij artikel 4 van de zitting van 26
maart 1831, nog steeds dezelfde pagina, staat 'dat zij
insgelijks verzoekt met dien jongeling een wettig huwelijk
aantegaan'. Het is mij niet duidelijk waarom het uiteindelijk niet
door gaat. Misschien geeft de koloniedirectie geen toestemming,
misschien zien ze er zelf van af.
De komst van zus Susanna-1
■ Op 20 april 1831, invnr 113
scan 350, schrijft de directeur dat Albertus Lagcher naar
Zierikzee is geweest omdat zijn moeder gestorven is en dat hij bij
terugkeer zijn jongere zus Susanna, van wie in de
kolonistendatabase wordt gemeld dat zij doof is, heeft meegenomen.
De directeur voegt bij zijn brief drie stukken van het bestuur van
Zierikzee over deze kwestie, maar ik weet niet waar die stukken
gebleven zijn.
Misschien zitten ze in invnr 387 als de permanente commissie op
27 april 1831 N15 hierover praat of misschien in invnr 394 als ze
23 november 1831 N11 een brief sturen aan Zierikzee of in invnr
395 als ze op 15 december 1831 N10 de reactie van Zierikzee
bespreken. Van al deze invnrs zijn geen scans.
De komst van zus Susanna-2
Die reactie van Zierikzee bevindt zich in invnr 120 scan 104. Ze
gaan ermee akkoord een individueel contract af te sluiten voor
Susanna Lagcher voor plaatsing in de kolonie voor 60 gulden per
jaar. zodat het gezin ook officieel een nieuwe huisgenote heeft:
● Susanna Lagcher,
geboren 11 mei 1812.
Behalve in het stamboek van Wilhelminaoord staat ze ook in het
stamboek van alle op contract geplaatste koloniebewoners met invnr
1389 met nummer 993 op scan 311, en nog een keer (waarom dat is
weet ik niet) met nummer 1043 op scan 322.
Kleine Raad en Raad van Toezigt
■ Op de zitting van de kleine
raad van 21 mei 1831 komt Albertus Lagcher vragen om '2
kinderhemden'. De onderdirecteur van Wilhelminaoord zal er in
voorzien. NB: Het kan best zijn dat Albertus of andere
familieleden vaker bij de kleine raad geweest zijn, maar ik heb
van lang niet alle zittingen transcripties.
■ Bij de raad van toezicht van
Wilhelminaoord van 28 september 1831, bijlage 3 op deze pagina,
moeten Pieter Cake Possemis en een buurjongen verschijnen omdat ze
bij een boer in de omgeving in daghuur boekweit hebben gedorst. De
onderdirecteur had ze nog tot twee keer toe teruggeroepen, maar
dat hadden ze genegeerd, 'Pieter Sake Postimus zeggende hij kwam
niet terug al moest hij ook naar de Kast.'
Zilvergeld
Verder verklaart Pieter nog 'dat hij dagt het was de eerste maal,
en daarom zoude hij maar gaan, ten tweede keer dagt hem, hij zoude
deze daghuur verdienen omdat het de eerste deze zomer was dat hij
zilvergeld kon verdienen'. Zilvergeld in tegenstelling tot de
winkelkaartjes - zie de muntenpagina's
- waarmee op de kolonie het loon wordt betaald en die alleen
waarde hebben in de koloniewinkels.
■ Bij de behandeling bij de raad van
politie en tucht op 1 oktober 1831, hoger op dezelfde
pagina als de raad van toezicht, gaan de jongens door het stof. De
raad merkt bovendien op dat Pieter en de andere jongen 'zich te
voren altijd wel gedragen' hebben en ze krijgen geen straf, maar
moeten wel hun verontschuldigingen aanbieden bij de
onderdirecteur.
Divers
■ In invnr 121 scan 228 staat een
overzicht van de gedurende het jaar 1831 verstrekte
kleding, huisraad en gereedschappen. De familie heeft een schuld
aan de Maatschappij opgedaan van iets meer dan 25 gulden.
■ We zijn nog steeds in oorlog met België
dat zich in 1830 heeft losgemaakt van de Verenigde Nederlanden en
daarom is er de mogelijkheid in schuttersdienst te gaan. Dat doet
Pieter Cake Possemis op 2 oktober 1832.
Ik weet niet of ze iets met de familie te maken heeft, maar op 5
april 1830 wordt ene Johanna Lagher het bedelaarsgesticht op de
Ommerschans binnengebracht. Ze wordt 10 mei 1834 weer ontslagen.
Ze is te vinden via deze
pagina. Zie ook invnr 140 scan 426 en invnr 147 scan 314.
Verhuizing
■ Op 6 maart 1833 wordt het gezin
overgeplaatst naar hoeve 31 van Wilhelminaoord, zie de locatie op
dit
kaartje. Ze staan nu als bewoners van die hoeve in het
stamboek Wilhelminaoord 1830-1835 met invnr 1354 op scan
30 en in het stamboek Wilhelminaoord 1836-1840 met invnr
1355 op scan 29.
Ze staan dus voortaan steeds bij hoeve 31. Bijvoorbeeld op een op
2 oktober 1833 gemaakte lijst van de sterkte der
huisgezinnen, invnr 141 scan 24. Van ongeveer dezelfde tijd is
invnr 141 scan 168, een nieuwe regeling voor de broodverstrekking.
De familie Lagcher gaat er op vooruit, want ze krijgen voortaan 34
pond brood per week terwijl ze eerst 30 pond kregen.
Terugkeer
Vervolgens komen de dienstgangers weer terug:
■ Op 3 juli 1833 keert Arie de Kok terug van militaire
dienst. Hij wordt ingeschreven als 'Otto de Kok' met tussen
haakjes erachter 'Arie'.
■ Op 23 augustus 1834 keert Pieter Cake Possemis terug
van zijn schutterlijken dienst.
Vertrekkers
■ Op 24 februari 1834 schrijft de directeur over de
correcte geboortedatum van Catharina Adriana de Kok, invnr 145
scan 478. En op 23 februari 1835 vertrekt diezelfde
Catharina Adriana uit het ouderlijk nest en de kolonie om 'te gaan
dienen'.
■ Op 8 augustus 1835 gaat Johanna de Kok met drie maanden
verlof om te proberen in de gewone maatschappij een baantje te
vinden. Zie de
regeling waar dat op gebaseerd is. Het lukt deze eerste keer
niet en op 1 november 1835 is ze weer terug.
■ Op 26 april 1836 vertrekt Arie de Kok, alias Otto, van
de kolonie. Hij trouwt (als 'Adriaan') 1 juni 1836 te
Weststellingwerf met de kolonistendochter Petronella van der
Sluis, dochter van de Utrechtse kolonist Pieter van der Sluis en
Margaretha Aletta van den Hemel. In 1842 en 1845 worden kinderen
geboren te Weststellingwerf dus het goed kan zijn dat hij bij
halfbroer Pieter Cake Possemis in het dorp woont (zie hieronder
bij het kopje Huttendorp).
NB: Aan vertrekken zoals de bovenstaande drie doen, gaat
altijd een kleine raadzitting vooraf waarin om toestemming
gevraagd wordt, maar daar heb ik dus geen transcripties van.
Onzedelijke omgang
Bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 23 september
1836, bijlage 2 op deze pagina, moet
verschijnen Pieter Cake Possemis 'als beticht zijnde van een
onzedelijke omgang te hebben gehad met Sophie Wibier'. Dat weten
ze omdat laatstgenoemde zwanger is. Met Sophie Wibier wordt
bedoeld Josephine Dubois, die net zo min Wibier heet als het in de
kolonie ook wel gebruikte Van de Bosch, zie ook op deze pagina over de familie Wibier.
Bij de behandeling bij de raad van politie en tucht, hoger op
dezelfde pagina als de raad van toezicht, bekennen Pieter en
Josephine 'hun misdrijf'. De normale straf daarvoor - zie het reglement van tucht - is
verbanning voor onbepaalde tijd naar de strafkolonie op de
Ommerschans en dat zien Pieter en Josephine niet zitten. Op 28
september 1836 deserteren ze allebei van de kolonie.
Huttendorp
Ze vestigen zich in 'de hutten onder Noordwolde'. Overal rond de
vrije koloniën zijn dergelijke semi-illegale nederzettingen van
zelfgebouwde plaggenhutten, zie ook De proefkolonie pagina
364. Met terugwerkende kracht krijgen die in 1953 de naam
'desperado-koloniën', maar in die tijd heetten ze huttendorpen.
Een van die dorpen is dus onder Noordwolde en dat ligt tamelijk dicht bij de hoeve die door de familie Lagcher bewoond wordt, zodat je mag aannemen dat er het nodige contact zal blijven. Dit huttendorp zal later bekend worden als Noordwolde-Zuid en nog later de bijnaam Lombok krijgen. Daar zorgt Pieter Cake Possemis voor flink wat nageslacht en later verspreiden de Possemissen zich over Nederland.
Passerende boer
Bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 4 november
1836, bijlage 3 op deze pagina,
blijkt de dan 13-jarige Johannes Lagcher te behoren tot een
groepje dat een passerende boer uit Vinkega de stuipen op het lijf
heeft gejaagd. Het incident wordt beschreven in De
strafkolonie pagina's 182-183 en staat ook in bijlage 4 op
dezelfde pagina als de raad van toezicht.
Van de behandeling bij de tuchtraad van 17 december 1836
heb ik helaas geen transcriptie, dus ik weet niet welke straf hier
uit voortgevloeid is.
Vertrek Johanna de Kok
Als je al een keer drie maanden verlof hebt gehad, moet je een
tijdje wachten tot je weer weg mag. Dat geldt ook voor Johanna de
Kok. Maar op de zitting
van de kleine raad van 31 december 1836 verschijnt
Albertus Lagcher om te vragen of 'de voordochter van zijne vrouw
Johanna de Kok, oud 25 jaren, voor den tijd van drie maanden'
verlof mag om te gaan dienen in Steenwijk.
Het wordt toegestaan. Volgens het stamboek vertrekt ze op 7
januari 1837. Als daarna blijkt dat ze niet terugkeert wordt
ze formeel ontslagen op 31 augustus 1837. Van familie-onderzoeker
Timo Hogenhout begrijp ik dat ze na diverse jaren - en diverse
kinderen - terugkeert en zich vestigt in hetzelfde huttendorp waar
broer Arie de Kok en halfbroer Pieter Cake Possemis wonen.
Terugkeer en vertrek Catharina Adriana de Kok
Een andere voordochter keert juist weer terug. Op 25 april 1837
N14 (moet in invnr 459 zitten) beslist de permanente commissie
gunstig op een verzoek om Catharina Adriana de Kok weer op te
mogen nemen in het gezin. Op 3 mei 1837 is ze er weer.
Een paar maanden later wordt het gezin weer overgeplaatst. Op 23
mei 1837 verhuizen ze naar hoeve 19, zie de locatie op dit
kaartje. Ietsje verder van het huttendorp, maar het valt nog
wel te belopen. Ze staan nu als bewoners van die hoeve in het
stamboek Wilhelminaoord 1836-1840 met invnr 1355 op scan
17, in het stamboek Wilhelminaoord 1841-1848 met invnr
1356 op scan 19 en in het stamboek Wilhelminaoord 1848-1859
met invnr 1357 op scan 20.
Na een jaartje weer thuis gewoond te hebben vertrekt Catharina
Adriana de Kok op 19 mei 1838 en ze komt niet meer terug.
Ze trouwt 1840 met iemand uit Oldemarkt en krijgt in 1841 en 1844
kinderen te Weststellingwerf, dus er is een kans dat ook zij in
het huttendorp woont.
Een hevel en drie draden
Bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 1 maart 1839, bijlage 3 op deze pagina, behoort de 15-jarige Johannes Lagcher tot een groepje dat op een zondag baldadigheid heeft gepleegd in een van de tot weefzaal omgebouwde schuren achter de hoeves. Hij zou een hevel en drie draden hebben gebroken. Bij de behandeling een dag later bij de tuchtraad, hoger op dezelfde pagina, hoeft hij niet voor te komen, alleen de kolonistenvrouw die hun de sleutel gegeven had krijgt een standje.
Aardappels smijten
Bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 11 oktober
1839, bijlage 3 op deze pagina,
wordt Willem Leendert Lagher genoemd als onderdeel van een groepje
dat een kolonistenechtpaar 'op eene geweldige manier met
aardappelen gesmeten' heeft en wel dusdanig dat de vrouw 'aan het
hoofd gekwetst is geworden' en het echtpaar bovendien 'op
onbetamelijke wijze gescholden' heeft.
Bij de behandeling bij de tuchtraad op 17 oktober, hoger op die
pagina, komt Willem Leendert niet opdagen 'wegens ongesteldheid',
maar hij wordt wel schuldig bevonden en krijg een straf van vier
dagen opsluiting in de strafkamer.
Vertrek zus Suzanna
De zus van Albertus, Susanna Lagcher, gaat op 7 maart 1840 bij de familie weg en wordt overgeplaatst naar hoeve 117 van Frederiksoord bij de Amsterdamse kolonisten Pieter Landsbagh en Maria Jansen. Waarom dat is weet ik niet, er kan sprake zijn van een mindere verstandhouding, maar het kunnen ook louter praktische redenen zijn. Vandaaruit gaat ze in 1841, 29 jaar oud, met ontslag van de kolonie weg.
Appels stelen
Bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 23 september
1841, bijlage 5 op deze pagina, moet
Johannes Lagcher voorkomen 'ter zake dat hij op donderdag den 9
september zich heeft schuldig gemaakt met meer andere jongens aan
het stelen van appelen uit den tuin van den Meester Uhl'. Meester
Martinus Uhl is degene die de familieleden hun basisvorming heeft
gegeven, zie over hem deze
pagina.
Johannes verklaart 'niet in de tuin van de Meester te zijn
geweest nog geen appelen heeft gehad en ook niet gezien heeft dat
er anderen zich hier aan schuldig hebben gemaakt', maar hij is wel
'vooraan in de kweektuin geweest om zijn behoefte te doen', en
toen heeft hij twee andere jongens gezien die uit Meesters tuin
kwamen. Ondanks die verklaring krijgt hij bij de tuchtraad van 25
september maar liefst acht dagen opsluiting aan de broek.
Bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 9 februari
1842, bijlage 3 op deze pagina, is
diezelfde Johannes alleen maar getuige als een kolonistenzoon een
kolonistendochter klappen geeft omdat 'hij haar gevraagd had om te
spreken en zij zulks geweigerd had'.
In militaire dienst
Op 23 mei 1843 gaat Johannes Lagcher in militaire dienst
en exact een jaar later, 23 mei 1844, gaat ook Willem
Leendert Lagcher in dienst. Laatstgenoemde is 12 september 1844 al
weer terug.
Johannes Lagcher komt niet terug, althans voorlopig niet. Hij
trouwt te Weststellingwerf en krijgt kinderen daar, dus ook hij
zal wonen... inderdaad. We komen hem straks nog tegen.
Ongeoorloofde afwezigheid
Bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 14 mei 1845,
bijlage 2 op deze
pagina, moet Willem Leendert Lagcher voorkomen als 'hebbende
zich zonder verlof op maandag den 21 April jl van de kolonie
verwijderd en vanzelve weder teruggekomenn op woensdag de 23 dier
maand'. Als reden geeft hij op 'dat hij plan had turf te steeken
te Appelscha'.
Bij de tuchtraad van 19 mei, hoger op die pagina, blijkt 'dat hij
zijnen broeder naar Appelscha had gebragt en toen aldaar een paar
dagen was overgebleven. Die broeder zal dus zijn de buiten de
kolonie wonende Johannes Lagcher of hij bedoelt een van de in het
huttendorp wonende halfbroers Arie de Kok of Pieter Cake Possemis.
Naar de Ommerschans?
Op ongeoorloofde afwezigheid staat altijd een verbanning voor
onbepaalde tijd naar de strafkolonie op de Ommerschans, maar de
tuchtraad merkt op dat Willem Leendert 'een goede werkman in de
smederij is', dat hij maar twee dagen weg is geweest en daar
bovendien door anderen toe is verleid. Het commentaar van de
directeur is niet helemaal in het juiste zinsverband overgeleverd.
Het pleidooi van de tuchtraad werkt. Als de permanente commissie
op 9 juni 1845 bij agendapunt 25d het verslag van de
zitting bespreekt, invnr 567, besluit ze de straf voor Willem
Leendert te veranderen in opsluiting voor acht dagen. Zodat de
familie Lagcher met trots kan zeggen dat er nooit een van hen in
de strafkolonie heeft gezeten.
In and out, in and out
■ Helena Lagcher vertrekt om te gaan dienen op 11 juli 1846,
maar is alweer terug op 26 augustus 1846.
■ Op 19 april 1847 deserteert Willem Leendert Lagcher van
de kolonie. Hij is een van de weinigen die deze contreien verlaat
en hij trouwt later in Den Helder.
■ Maria Lagcher vertrekt om te gaan dienen op 16 september
1847 maar is op 25 november 1847 al weer terug.
■ Suzanna Lagcher deserteert 16 juni 1849. Ook zij blijft
niet in de buurt en ze trouwt later in Amsterdam.
Terugkeer van Johannes Lagcher
De in mei 1843 naar de militaire dienst vertrokken en later in
Weststellingwerf gevestigde Johannes Lagcher keert per 5
augustus 1850 terug in de kolonie. De subcommissie van
weldadigheid Zierikzee heeft een vacante hoeve 'uit de
contributie' (zie een uitleg
van dat begrip) en daar zal Johannes om gevraagd hebben, want hij
wordt nu kolonist op hoeve 93 van Wilhelminaoord, zie de locatie
op dit
kaartje..
Dit is het afgelegen gedeelte van de kolonie dat als
Doldersum/Wateren bekend staat en later de naam Boschoord zal
krijgen. Ze staan op scan 94 van het stamboek met invnr 1357, maar
om het overzichtelijk te houden, doe ik eerst de rest van de
familie en komen Johannes Lagcher en de zijnen onderaan de pagina
onder een rode streep.
De jaren vijftig
Terug dus naar het gezin van Albertus Lagcher en Johanna
Hillemans, waar alleen nog de dochters Maria en Helena in huis
wonen. Vanaf augustus 1850 krijgen ze, en dat is voor het
eerst, ook ingedeelden in huis.
■ Maria Lagcher wordt 'gehuwd ontslagen' als zij op 16 mei
1851 trouwt te Weststellingwerf met de kolonistenzoon Jan
Jansen, een zoon van de proefkolonist Lubbert Jansen en Margaretha
Kerkenaar, zie over die familie deze pagina. Hun eerste
kind wordt, het spreekt bijna vanzelf, geboren te Noordwolde.
■ Op 27 april 1852 overlijdt de vrouw des huizes Johanna
Hillemans, ongeveer 65 jaar oud.
■ Per 1 januari 1853 wordt hoeve 19 omgenummerd tot hoeve
nummer 16.
Terug naar Veenhuizen
Op haar vergadering van 8 november 1858 bij agendapunt 5
besluit de permanente commissie dat Albertus Lagcher en zijn enige
nog thuiswonende kind, Helena Lagcher, moeten worden overgeplaatst
naar de arbeidersgezinnen in Veenhuizen. Waarom dat is weet ik
niet, maar dat zal in invnr 898 te vinden zijn.
Ze gaan 30 november 1858 over naar woning 41 van het
eerste gesticht. Ze staan op scan 33 van het register van
arbeidershuisgezinnen met invnr 1575.
Eind 1859 neemt de Staat de gestichten te Ommerschans en
Veenhuizen over van de Maatschappij van Weldadigheid en het
verdere verhaal van Albertus Lagcher is dus niet meer te vinden in
het archief van de koloniën maar alleen in de bevolkingsregisters
van Norg.
Kortdurende terugkeer Helena
Het verhaal van Helena Lagcher wel, want zij keert terug naar de
vrije koloniën. Zij trouwt op 8 december 1860 te
Weststellingwerf met de kolonistenzoon Adriaan van Dalen, zoon van
de uit Cadzand in Zeeland afkomstige kolonist Anthony van Dalen en
Janna Puijenbroek, zie over die familie deze
pagina. Adriaan van Dalen wordt kolonist en Helena wordt
kolonistenvrouw, maar zij overlijdt al 4 januari 1862.
Van Albertus Lagcher vind ik nog dat hij 26 oktober 1863
te Norg hertrouwt met Adriana Maria Luijnenburg, geboren 29
september 1828 te Gouda als dochter van Jacob Luijnenburg en
Adriana Thoen. En als ze op 28 juli 1864 een dochter krijgen,
noemt Albertus die naar zijn zojuist overleden oudere dochter
Helena Lagcher. Op 30 april 1876 verlaten ze gedrieën Veenhuizen.
Albertus Lagcher overlijdt 19 januari 1878 te Ooststelingerwerf.
We waren gebleven bij 5 augustus 1850 als het gezin van Johannes
Lagcher als vrije kolonistengezin begint op hoeve 93 van
Wilhelminaoord. Dat duurt niet vreselijk lang, op 3 april 1851
gaan ze over naar hoeve 24, waar ze de hoeve overnemen van de
inmiddels bejaarde proefkolonist Lubbert Jansen, de hierboven al
even genoemde vader van de echtgenoot van Maria Lagcher, zie deze pagina.
Vlak bij
Zie de locatie van hoeve 24 op dit
kaartje. Dat is dus VLAK BIJ het huttendorp van
Noordwolde-Zuid waar zoveel familie woont! Ze staan nu op scan 25
van het stamboek met invnr 1357.
Per 1 januari 1853 wordt de hoeve 24 omgenummerd naar hoeve
nummer 21 en als bewoners daarvan staan ze ook nog op de scans van
de stamboeken met de invnrs 3006 en 3007. Uit die stamboeken neem
ik over de gezinssamenstelling, voor zover het op de kolonie
speelt.
Gezinssamenstelling
● Johannes Lagcher, gegevens zie boven, is getrouwd met
● Wilhelmina Grevinga (in de kolonieadministratie staat
als voornaam Hermina), geboren 6 november 1824 te
Noordwolde als dochter van Fredrik Grevinga en Elisabeth Jochems
Sleifer. Vermeld worden de volgende kinderen, de eerste twee
geboren in Noordwolde, de rest in Wilhelminaoord:
● Elisabeth Lagcher, geboren 24 december 1845,
● Albertus Lagcher, geboren 4 oktober 1848,
● Jochem Frederik Lagcher, geboren 22 januari 1852,
● Johannes Lagcher, geboren 15 juni 1854,
● Willem Leendert Lagcher, geboren 14 februari 1857,
● Leendert Lagcher, geboren 23 september 1858,
● Gradus Lagcher, geboren 26 juli 1860,
● Frederik Lagcher, geboren 11 september 1861 en
● Franciscus Lagcher, geboren 21 augustus 1863.
Tot slot
Als de kolonisten in 1861 worden onderverdeeld in
arbeiders, die geen eigen stukje grond hebben om te bebouwen, en
vrijboeren die dat wél hebben, behoort Johannes Lagcher tot de
laatste categorie. Maar twee jaar later wordt dat teruggedraaid.
Op 26 april 1865 verlaat het gezin de kolonie en trekken
ze naar Nijverdal waar dan in de textielindustrie enige
werkgelegenheid begint te ontstaan. Dan zijn na bijna veertig jaar
de laatste Lagchers van de koloniën verdwenen.