Boekhouder Van Marle: een trouwe employé met een familie met heel veel en hele mooie voornamen

De eerste keer dat de naam 'Van Marle' opduikt in de annalen van de Maatschappij van Weldadigheid is als in 1821 de kolonist Barend van Marle vanuit Kampen in Willemsoord arriveert. Maar die heeft niets met dit verhaal te maken dus die laten we verder buiten beschouwing. Het gaat hier om Theodorus Henricus Perizonius van Marle, geboren 29 november 1798 te Hoorn.

Hij blijkt, met als kruiwagen dokter Jan Bloemert Schuurman, de arts te Steenwijk die vanaf het begin van de kolonisatie medische hand- en spandiensten heeft verleend, te hebben gesolliciteerd bij de directeur der koloniën te Frederiksoord. Die laatste schrijft aan de permanente commissie op 13 mei 1823, invnr 65:

T.H. Perizones van Marle
zeer fatsoenlijk jongeling, aanverwant van den Heer Doktor Schuurman, en door deze laatste aan den ondergetekende zeer aanbevolen, hij schijnt veel aanleg tot administratie en een goed oordeel te bezitten, weshalven de ondergetekende voorstelt gen. Van Marle, tot adsistent op het Algemeen Bureau te benoemen, op een wekelijks salaris van ƒ5,-

Het besluit hierover van de permanente commissie heb ik niet gezien, maar we mogen er van uitgaan dat ze dit advies van de directeur helemaal volgen. De eerste bevordering volgt na een half jaar. In een brief op 13 december 1823 maakt de directeur al gewag van zijn voornemen 'van Marle met de administra­tie van kol. no.1 te belasten' en op 20 december 1823 komt hij met het formele voorstel, alles invnr 67:

T.H. Perzonius van Marle
Ook dezen geemployeerden onderscheid zich door de hem opgelegde werkzaamheden met ijver en oordeel te volbrengen, weshalven den ondergetekenden voor­steld hem te benoemen tot boekhouder op kolonie 1&2 op het gewoon salaris van ƒ7- s'weeks.

Kolonie 1&2 zijn op dat moment Frederiksoord-1 en Frederiksoord-2 die dan al op het punt staan samengevoegd te worden tot kolonie 1 Frederiksoord. Op 31 december 1823 neemt de permanente commissie hierover het besluit dat is afgedrukt op deze pagina.


Naar Veenhuizen

Een kleine anderhalf jaar doet Perizonius van Marle de uitgebreide administratie van Frederiksoord. Daarna wachten andere taken. Op 10 mei 1825 schrijft de directeur der koloniën aan de permanente commissie, invnr 73:

De kolonist Bergh uit het 1e etablissement te Veenhuizen is bij ondervinding gebleken nog te zwak te zijn om de funktie van boekhouder binnen in een etablissement te kunnen waarnemen; en daar het bij den aanvang der administratie in een etablissement altijd moeijelijk en tevens van het grootste belang is, dezelve op eenen goeden voet te stellen, hebben wij het nodig geoordeeld een bekwaam boekhouder daar mede te moeten belasten; wij zullen dientengevolge de boekhouder van Marle van kol. N1&2 als boekh. binnen in het 2e etablissement te Veenhuizen doen overgaan.

Het tweede gesticht te Veenhuizen staat op dat moment nog grotendeels leeg, er wonen alleen wat arbeidersgezinnen aan de buitenkant. Kort daarop wordt echter besloten het voorlopig in gebruik te nemen als bedelaarsgesticht en 23 en 24 mei 1825 komen de eerste bedelaars van de Ommerschans. Perizonius krijgt er tijdelijk ook nog het derde gesticht bij en dat willen de leden van de permanente commissie honoreren, zie onderaan deze besluiten.

En dan krijgt hij er ook nog de 'fabrijk' bij, de zalen waar bedelaars spinnen en weven. Blijkens een brief van de directeur der koloniën van 11 november 1825, invnr 76 (zie over het ontslag van de hier genoemde Ras op deze pagina):

Ter vervulling van de opengevallen plaats van boekhou­der der fabriek in het 1e etablissement, door het ontslag van Ras, heb ik den boekhouder der fabriek van het 2e gestigt, provisioneel derwaards overge­plaatst en de administratie der fabriek van het 2e gestigt aan den boekhouder van Marle opgedragen;
daar ik deeze schikking uit gebrek van betere middelen hebbe moeten maken, zal het mij aangenaam zijn, zoo dra mogelijk door een bekwaam sujet te worden in staat gesteld, hier in op eene betere wijze te voorzien.


Huwelijk en gezin

Onderdeel van zijn werkzaamheden bij het tweede gesticht is dat Van Marle de notulen maakt van de tuchtraad van dat etablissement. Zie hier de zittingen voor bedelaars (tot en met 19 augustus 1830) en hier de ene zitting die voor veteranen bij dat gesticht gehouden is.

Eén keertje is hij niet alleen notulist maar ook slachtoffer. Op de zitting van 14 januari 1830, zie hier, blijkt dat er een 'feijtel' van hem gestolen is. Een feijtel schijnt een doek te zijn.

Tijdens zijn periode in Veenhuizen treedt Perizonius van Marle in het huwelijk. Zie hier de scan van het huwelijk op 18 februari 1827 en hier de inhoud. De overleden moeder van Perizonius heette Schuurman, dus daar zal hem de familierelatie met dokter Schuurman in zitten. Vanaf dat moment heeft hij een gezin en dat is te volgen in de personeelsregisters 1828-1834, invnr 997, folio 38, en 1834 en verder, invnr 998, folio 3. Zijn echtgenote is:

Françoise Johanna Buschman, geboren 21 april 1805 te Helder en Huisduinen in Noord-Holland (en dus niet in Heusden zoals de kolonistendatabase beweert). Hun kinderen:

Janna Maria van Marle, geboren 24 juni 1827, wat voor de puriteinse normen van de Maatschappij wat snel na het huwelijk is en bij andere koloniebewoners normaliter tot sancties leidt.
Theodorus Joannes Hendrik Perizonius van Marle, geboren 1 oktober 1829,
● Joannis Suffridus van Marle, geboren 28 februari 1832,
Joost Buschman van Marle, geboren 19 februari 1834, en
Coenradus Abraham Meinard van Marle, geboren 2 oktober 1836.


Terug in Frederiksoord

Die laatste drie kinderen zijn al niet meer in Veenhuizen geboren, maar in Frederiksoord. Want daarnaartoe keert Perizonius van Marle terug na het besluit van de permanente commissie dd 13 augustus 1830 hem te benoemen tot boekhouder van de directeur, zie deze pagina. Voorwaarde is dat iemand zich financieel garant voor hem stelt en daardoor is hij de eerste die in het register van borgtochten komt.

Als boekhouder van de directeur ondertekent Perizonius van Marle ook de winkelkaartjes waarin de kolonisten hun loon uitbetaald krijgen. Zulke kaartjes zijn er in de vrije koloniën en in de drie gestichten te Veenhuizen. Zie enkele voorbeelden op deze pagina.

Na een tijdje gaat hij ook de notulen maken van de Raad van Policie en Tucht voor de Gewone Koloniën, en dat blijft hij tientallen jaren doen, en vanaf het besluit van 22 januari 1833, zie op deze pagina, heeft hij daar ook stemrecht. Het treedt in werking op de zitting van 2 maart 1833, zie bij artikel 2.

Dat is het moment dat Perizonius van Marle het boek De strafkolonie binnenkomt, want hiermee veranderen de stemverhoudingen in de tuchtraad. Hij wordt genoemd op de pagina's 134-135, 191 en 223.

Perizonius van Marle zal altijd met de directie meestemmen. Dat maakt hem in de ogen van die directie tot zo'n betrouwbare employé. Dat uit zich ook in de beloning. Hij begint zijn werk als boekhouder van de directeur met 600 gulden per jaar. Bij besluit van 20 juni 1834 onder agendapunt N7 wordt dat verhoogd tot ƒ 700,- per jaar en nog later, bij besluit van 28 augustus 1852 onder agendapunt N8 tot ƒ 800,-.


De jaren vijftig

Later treedt de oudste zoon, Theodorus Joannes Hendrik Perizonius van Marle, in de voetsporen van zijn vader en wordt hij 'schrijver' op het bureau van de koloniën in Frederiksoord. Maar hij overlijdt op 11 juli 1852, 22 jaar oud.

Daarna begint de leegloop van het huishouden:
- dochter Janna Maria van Marle gaat uit huis vanwege haar trouwen op 8 juni 1854,
- Joost Buschman van Marle verlaat de kolonie op 1 juli 1855,
- Joannis Suffridus van Marlè gaat 1 maart 1857 weg. Hij is arts en heeft in 1855 tijdelijk waargenomen toen de ene arts van de vrije koloniën was vertrokken en de volgende nog niet aangekomen was. Ook daarna heeft hij soms de geneesheer van de kolonie geassisteerd.
- Coenradus Abraham Meinard van Marle vertrekt volgens het personeelsregister met invnr 998 gelijk met zijn oudere broer, dus op 1 maart 1857, maar er is eerder al een overlijdensakte van hem op 5 november 1856, zie de gegevens, dus dat personeelsregister zal het fout hebben.

Daarmee is het huis leeg.


Na 1859

Na 1859 als de Staat de gestichten te Veenhuizen en de Ommerschans heeft overgenomen en de Maatschappij van Weldadigheid alleen de vrije koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord nog heeft, verandert er van alles.

Inventarisnummer 1675 meldt dat Perizonius per 1 juli 1861, 62 jaar oud, een lichtere functie krijgt als boekhouder bij kolonie 1, Frederiksoord. Hij gaat er wel op achteruit, hij krijgt 7 gulden per week voor het boekhouden en daarnaast is hij voor honderd gulden per jaar magazijnmeester, dus in totaal 464 gulden per jaar. Later is hij alleen boekhouder.

Perizonius van Marle overlijdt in Frederiksoord op 18 december 1878. Françoise Johanna Buschman overlijdt te Amersfoort op 3 september 1890.