Eerst even algemeen over de opnamen in de bedelaarsgestichten:
omdat de inschrijfregisters van de Ommerschans zich niet in
toegang 0186 bevinden, maar in toegang 0137.01 heb ik alle
Mestroms in de bedelaarsgestichten op deze
pagina gezet met bovenaan de pagina een link hoe de scans
van de inschrijfregisters te bereiken zijn.
Opname bedelaarsgesticht-1
Dan de jonge jaren van Johannes Leonardus. Hij wordt op 30
juli 1842 door Den Haag de Ommerschans binnengebracht. (van
hier naar voren en achteren bladeren door het inschrijfregister
kan duidelijk maken wie nog meer op die datum door Den Haag zijn
binnengebracht en dus de reisgenoten van Johannes Leonardus
waren).
Zoals de meeste bedelaars wordt hij na de intake, op 4 augustus
1842, overgeplaatst naar Veenhuizen. NB: Het bij deze
inschrijving afgedrukte signalement kan onmogelijk van hem zijn.
Hij zou slechts 1 meter 40 lang zijn, wat het onmogelijk maakt dat
hij ooit in militaire dienst heeft gezeten (terwijl hij volgens
familie-onderzoek tijdens de Belgische opstand wel degelijk heeft
gediend). Voor 1 meter 40 hebben ze geeneens uniformen!!
Gedurende deze opname komt Johannes Leonardus enkele malen voor
in de post van de permanente commissie.
Gratificatie
Om te beginnen is er een brief van het ministerie van Oorlog
waaraan goed te zien is dat rond deze tijd het verschijnsel
'ambtelijke bureaucratie' tot ontwikkeling begint te komen, invnr
264 de scans 272-273:
's Gravenhage, den 31 Augs 1842
Ik heb de eer U, Mijne Heeren, hierbij te doen toekomen eene door mij genomen dispositie, op een van wege Zijne Majesteit bij apostille van den 9 dezer Nr 39 aan den Heer Minister van Kolonien gerenvoyeert, doch door dien Heer Minister vervolgens aan mij ter behandeling toegezonden adres van den gewezen militair J.L. Mestrom, thans verpleegd in de Kolonie te Ommerschans, houdende verzoek om met eene gratificatie te worden begunstigd.
Ik verzoek U Mijne Heeren de voorschreven dispositie aan de belanghebbende wel te willen doen uitreiken.
De Directeur Generaal van Oorlog
Even kort samengevat: Johannes Leonardus heeft de koning
geschreven of hij een gratificatie kan krijgen, Willem II vindt
daar wat van en laat dat weten aan de minister van Koloniën, maar
die heeft er niets mee te maken dus die geeft het door aan de
minister van Oorlog, die neemt een besluit dat hij nu stuurt om
aan Johannes Leonardus te geven.
ZONDER te zeggen wat het besluit is. Wel of geen gratificatie??
Als we dat toch willen weten zal dat moeten komen uit het archief
van het ministerie van Oorlog bij het Nationaal Archief toegang
2.13.67.
De permanente commissie bespreekt dit op 8 september 1842 N2,
invnr 532 (geen scans), maar daar staat waarschijnlijk alleen maar
dat ze besluiten het door te sturen naar de kolonie.
Paspoort
Dan is er de paspoortkwestie. Op 27 januari 1843 schrijft het
ministerie van Oorlog, invnr 270 scan 58, dat Johannes Leonardus
nu een adres heeft ingediend 'een duplicaat vragend van het
paspoort, hetwelk hem indertijd is uitgereikt, maar dat hij heeft
verloren'.
Ook nu schrijft het ministerie er niet bij wat ze hierop besloten
heeft, maar omdat de permanente commissie niet alleen de
dispositie aan Johannes Leonardus moet geven, maar ook 'het
daarbij behoorend stuk', zou dat laatste best eens een nieuw
paspoort kunnen zijn. Zekerheid is alleen te krijgen in het
archief van het ministerie.
De permanente commissie bespreekt dit 4 februari 1843 N1, invnr
537, maar daar zal niet veel instaan.
Onderstand
En tenslotte is er een derde brief van het ministerie van Oorlog.
Ze hebben het er maar druk mee. Gedateerd 11 maart 1843, invnr 271
de scans 43-44 Men laat weten dat Johannes Leonardus opnieuw een
adres aan de koning heeft geschreven. Met 'opnieuw verzoek om met
geldelijken onderstand te worden begunstigd'.
Net als de vorige keer laat Willem II weten wat hij er van vindt
aan de minister van Kolonien die het vervolgens doorschuift naar
zijn collega van Oorlog. Ook hier kan de inhoud van het besluit
slechts bij het Nationaal Archief worden achterhaald.
De permanente commissie bespreekt dit 15 maart 1843 N1, invnr
538, maar ook hier zal niet veel instaan.
Met ontslag
Johannes Leonardus komt vervolgens voor op invnr 275 scan 441-451,
zijnde een
STAAT VAN PERSONEN, die zich in de gestichten
der Maatschappij van Weldadigheid bevinden, ten gevolge van
derzelver geheel vrijwillige aangifte, tot opzending naar de-
zelve, en tot wier ontslag de Permanente Commissie der Maat-
schappij van Weldadigheid bij dispositie van den Minister van
Binnenlandsche Zaken van den 18 Juny 1843 No 3
voorwaardelijk is gemachtigd.
Daarmee staat vast dat Johannes Leonardus, in deze lijst op scan
447, zich vrijwillig heeft aangemeld en aan die lijst valt te zien
dat héél veel mensen zich vrijwillig in de bedelaarsgestichten
laten opsluiten. Als vaste regel bij het ontslaan van zulke mensen
geldt dat zij minimaal één jaar in het gesticht gezeten moeten
hebben (het moet hier geen duiventil worden).
Aan de hand van deze lijst heeft de directeur der koloniën op 15
juli 1843 aan de hand van standaardvragen laten uitzoeken hoe bij
deze mensen de vlag hangt, invnr 275 de scans 403-438. Johannes
Leonardus Mestrom staat op scan 426.
Financieel
Hij heeft een tegoed op het 'kleedingfonds' (wat er wekelijks van
de verdienste wordt ingehouden voor dat fonds minus wat er echt
aan kleding verstrekt is) van 76 cent. Dat krijgt hij bij vertrek
in natura, dus in kleding uitgereikt.
Hij heeft aan oververdienste (wat een bedelaar meer verdient dan
de 94 cent die hij wekelijks kost, wordt in 3-en verdeeld: 1/3de
is voor de administratie, voor 1/3de krijgt hij winkelkaartjes en
1/3de is tegoed) een tegoed van ƒ 4,45. Dat krijgt hij bij zijn
vertrek uitbetaald als startgeld in de maatschappij.
Vermeld wordt: 'Heeft nog gelden in het R.C. Weeshuis te 's Hage,
welke hij ontvangen kan.' Dat betekent dat hij in het weeshuis
gezeten heeft??
Hij is 'Goed van gedrag' (dat is een voorwaarde; heeft iemand een
keer een veroordeling van de tuchtraad gehad, dan houden ze zo
iemand, ook al zit hij er vrijwillig, nog een jaar).
En bij de vraag wat hij gaat doen als hij vrijgelaten wordt, wordt
genoteerd: 'Is voornemens naar Antwerpen te gaan bij zijne oom, om
aldaar als kleermaker werkzaam te worden.' NB: Onder de
bedelaars is bekend dat je hier een positief verhaal moet houden.
Als je zegt dat je hele dagen uit je neus gaat zitten eten, kom je
niet weg.
De beoordeling van de onderdirecteur-binnen van de Ommerschans
is: 'Is wel geschikt, om ontslagen te worden.' En inderdaad wordt
Johannes Leonardus 3 augustus 1843 ontslagen.
2de opname en naar Harderwijk
De tweede inschrijving in de bedelaarsregisters is van een opname
op 2 oktober 1844. Weer binnengebracht door Den Haag en
ook hier is niet duidelijk bij wie het signalement hoort. Het
wordt interessant als Johannes Leonardus er vier maanden zit:
● Op 10 februari 1845 wordt Johannes Leonardus uit het
bedelaarsgesticht ontslagen om in dienst te gaan bij de Oost
Indische troepen. Hij gaat - onder begeleiding - naar het depot
voor de Oost Indische troepen te Harderwijk, bijgenaamd het
'gootgat van Europa'.
Op invnr 304 scan 471 staat een lijst van bedelaarskolonisten uit
de Ommerschans die in de eerste drie maanden van 1845 in militaire
dienst zijn getreden en die lijst bevestigt Mestroms vertrek op 10
februari.
Terug uit Harderwijk
● Maar op 17 februari 1845 is hij weer terug op de
Ommerschans. Ook dat wordt bevestigd door invnr 304 scan 471.
Het transport van Harderwijk naar de Ommerschans wordt verzorgd
door het gemeentebestuur van Elburg en dankzij hen weten we waarom
Johannes Leonardus is teruggekeerd. Want 'Burgemeester en
wethouderen der Stad Elburg' schrijven, invnr 325 de scans 33-34:
De 15 Februarij j.l. zijn de colonisten W. van Linthorst en J.L. Mestrom te Harderwijk, afgekeurd voor het leger in de Oost-Indiën, naar de colonien teruggekeerd.
Afgekeurd! Dat is stug. De Oost-Indische dienst accepteert bijna
iedereen, je moet wel erg gammel zijn als je daar wordt afgekeurd.
NB: Dat Elburg aan de Maatschappij schrijft heeft
overigens niets met Mestrom te maken. Over zijn transport hebben
ze het niet, dus hij is gewoon - bedelaars gaan altijd te voet -
met een veldwachter van Harderwijk naar de Ommerschans gelopen
(dus zijn benen zijn NIET gammel) en dat kost niks. Maar de andere
kolonist, Willem Linthorst, kon blijkbaar niet lopen en 'moest met
een rijtuig worden vervoerd'.
Dat betekent dat Elburg een rijtuig en een koetsier heeft moeten
huren en dat geld willen ze terug zien. Daar zijn ze anderhalf
jaar later nog mee bezig en ze schrijven aan de Maatschappij om te
horen welke stad in Nederland verantwoordelijk is voor de onkosten
van Linthorst. Dat weet de Maatschappij ook niet dus het ziet er
naar uit dat Elburg naar zijn centen kan fluiten.
Toch naar de Oost?
De volgende aantekening in het register van de Ommerschans is met
het oog op het voorgaande geheel onbegrijpelijk.
● Op 17 maart 1845 verlaat Johannes Leonardus de
Ommerschans en treedt hij 'in dienst naar de Overzeesche
Bezittingen'.
Hij was toch afgekeurd? Heeft Elburg zich vergist? Heeft de
Oost-Indische dienst haar normen bijgesteld? Of was Johannes
Leonardus in eerste instantie ontevreden omdat hij als
bedelaarskolonist geen handgeld krijgt en heeft hij zich nu
bedacht?
Vreemd, vreemd, maar blijkbaar gaat hij toch en dat wordt ook
bevestigd door zijn tweede vermelding op invnr 304 scan 471.
Bovendien noemt de 'Hoofd Administratie van het Koloniaal Werf
Depot' te Harderwijk op 1 april 1845, invnr 303 scan 124, J.L.
Mestron als een van degenen die op 20 maart 1845 is overgegaan
naar de koloniale troepen.
Het werfdepot betaalt de Maatschappij daarvoor 16 gulden per
aangeworven kolonist (en daarmee is het depot héél wat goedkoper
uit dan wanneer ze elk van die kolonisten het gebruikelijke
handgeld zou betalen!!!).
Kortom, het lijkt mij heel goed mogelijk en zelfs hoogst
waarschijnlijk dat Johannes Leonardus is scheep gegaan naar de
overzeese bezittingen (Java?) en daar een aantal jaren dienst
heeft gedaan.
Hij duikt pas in 1852 weer op in Den Haag en treedt mei 1852 in
het huwelijk met Alida van Heusden. Bij die gelegenheid wordt een
in 1841 geboren kind van Alida geëcht, dus als kind van haar en
Johannes Leonardus ingeschreven, maar er is geen reden aan te
nemen dat die twee elkaar in 1841 al kenden.
Uit de contributie
In 1853 mag de subcommissie van weldadigheid te 's Gravenhage een
hoeve in de vrije koloniën vullen 'uit de contributie'. Een uitleg
van dat begrip staat op deze
pagina. Het is een 'nieuwe plaatsing', wat wil zeggen dat
Den Haag de afgelopen jaren goed haar best heeft gedaan met het
innen van contributies voor de Maatschappij van Weldadigheid.
NB: Dat Den Haag een hoeve mag toewijzen is in 1852 al
bekend en het zou best kunnen dat dat mede een aanleiding is
geweest voor het huwelijk van Johannes Leonardus en Alida. Je moet
natuurlijk wel getrouwd zijn als je een hoeve wilt bewonen.
Aankomst
Hoe dan ook draagt Den Haag het gezin Mestrom voor. Volgens het
designatieregister 1850-1853 in invnr 1395 besluit de permanente
commissie op 28 december 1852 bij agendapunt N5 de
hoeve inderdaad te 'designeren' (toe te wijzen) aan het gezin
Mestrom. Dat besluit moet zich bij 28 december 1852 N5 bevinden in
invnr 741 en daar zal vermoedelijk de brief bijzitten waarmee de
subcommissie het gezin aanbeveelt.
Op dinsdag 8 februari 1853 arriveert het gezin dan in de kolonie
Frederiksoord. Dat zal vermoedelijk betekenen dat ze op
zaterdagavond 5 februari het beurtschip hebben genomen dat om
19:00 uur uit Amsterdam vertrekt naar Steenwijk (aankomsttijd
onbekend, want het is een zeilschip).
Gezinssamenstelling
Ze worden gehuisvest in hoeve 47 van Frederiksoord, welke hoeve
tot de hernummering van 1 januari 1853 door het leven ging als
hoeve 102, en ze staan ingeschreven op scan 112 van het stamboek
Frederiksoord 1848-1859 met invnr 1351. Uit dat stamboek neem ik
de gezinsgegevens over, aangevuld met gegevens van Mestrum.nl
● Johannes Leonardus Mestrom, geboren 22 juli 1814.
Getrouwd met:
● Alida van Heusden, geboren 20 mei 1813. Hun kinderen:
● Laurens Mestrom, geboren 22 oktober 1841 (het voorkind
van Alida, dat bij het huwelijk is geëcht) en
● Cornelia Johanna Mestrom, geboren 13 juli 1852.
Op de kolonie Ommerschans zal daar nog bijkomen:
● Johannes Leonardus Mestrom, geboren 6 oktober 1854.
Afkoelingsperiode?
Later in het jaar is er iets raars. Zoon/stiefzoon Laurens staat
ook ingeschreven op scan 4 van het stamboek Frederiksoord met
invnr 1351 als ingedeelde bij het gezin van kolonist Teunis
Verboom op hoeve 2 van Frederiksoord. De notitie erbij is extreem
onduidelijk, maar het lijkt of hij daar van 14 tot 21 juli 1853
verblijft. Even een afkoelingsperiode na ruzie thuis?
Gezien Laurens latere geschiedenis - hij zal eindigen in het
krankzinnigengesticht - kan daar wel iets bij voorgesteld worden,
maar dat is speculeren. Het kan zijn dat er iets over geschreven
wordt door de directeur der koloniën aan de permanente commissie.
Zie daarvoor verderop bij het kopje 'Zoeken in de post'.
Verbanning
In de kantlijn van invnr 1351 is bijgeschreven 'Verwezen naar de
Strafkol(onie) te O(mmer)schans. Zie 21 februari 1854 N3'. Uit het
overzicht op deze pagina
blijkt dat zich bij agendapunt 3 van de agenda van 21 februari
1854 het verslag bevindt van de Raad van Policie en Tucht
van 26 januari 1854 plus (en die zijn vaak stukken interessanter)
de voorbereidende zittingen van de Raad van Toezicht van
Frederiksoord. Dat is invnr 772 en daar kan achterhaald worden
welk 'misdrijf' ze hebben begaan..
Woensdag 8 maart 1854 reist het gezin onder begeleiding van
Frederiksoord naar de Ommerschans. Ze worden ingeschreven in het
register van strafkolonisten 1848-1859 met invnr 1586 (geen scans,
wel foto's op bonmama,
en een verkorte transcriptie staat op deze pagina).
Zware straffen
Volgens foto 108 van bonmama wonen ze dan in woning 32 van de
strafkolonie, maar tijdens hun verblijf wordt Johannes Leonardus
twee maal overgeplaatst naar de zalen tussen de bedelaars, van 1
juni 1855 tot 21 december 1855 en van 3 november 1856 tot 21 maart
1857. Dus hij wordt bij het gezin weggehaald en geplaatst op een
zaal van de bedelaars binnen in het gesticht.
Dit zijn bijzonder zware straffen. Het standsverschil
tussen bedelaars en gewone mensen is extreem groot. Je kunt mensen
niet meer vernederen dan door ze tussen de bedelaars te plaatsen,
kortom: er moet beide keren echt wel iets aan de hand geweest
zijn! Of dat is ter sprake geweest in de tuchtraad van de
Ommerschans of er is over geschreven. in beide gevallen betekent
het zoeken in de post en dat behandel ik nu:
Zoeken in de post
Zie een korte notitie over de post van eind 1847 tot 1859 onderaan
deze pagina.
Er bestaat geen enkele moderne index op de post uit die periode,
maar op deze pagina staan wat
overzichten. Daarbij is de serie invnrs 946-953 het interessantst.
In die dozen bevinden zich mapjes per onderwerp. De rubricering
verandert af en toe maar een voorbeeld staat op deze pagina.
Er staan in die mapjes korte samenvattingen van onderwerpen en
erachter op welke dag en bij welk agendapunt dat behandeld is. Die
datum valt dan te vinden bij de uitgaande post, de invnrs 365-925,
zie de
inventaris.
In het mapje tucht staat wanneer de tuchtzittingen van de OS
behandeld zijn. Enkele voorbeelden van volstrekt willekeurige
zittingen uit die tijd staan onderaan deze pagina.
Verder kan het mapje 'Bijzondere belangen van kolonisten'
interessant zijn, maar er zijn meer mapjes met potentieel
materiaal.
Arbeidershuisgezinnen
In de kantlijn van het register van strafkolonisten met invnr 1586
staat dat de permanente commissie op 19 mei 1859 N19 besluit dat
het gezin naar Veenhuizen moet. Dat besluit plus de aanbevelingen
moet zich bevinden in invnr 914.
Op 4 juni 1859 wordt het besluit ten uitvoer gebracht en worden
de Mestroms als arbeidershuisgezin geplaatst in Veenhuizen.
Arbeidershuisgezinnen zijn net een stapje lager dan vrije
kolonisten, zie enkele algemene opmerkingen over
arbeidershuisgezinnen op deze
pagina.
Ze staan nu op scan 31 van het register van arbeidershuisgezinnen
met invnr 1575. Ze wonen in woning 27 van het eerste gesticht.
Justitie
Genoteerd is: 'J.L. Mesterom door de justitie afgehaald tot 14
dagen opsluiting den 13 february 1860 - denzelfde van wege de
justitie teruggebracht den 1 maart 1860'.
Dat blijkt te gaan om een veroordeling op diezelfde dag, Drents
Archief toegang 0106 invnr 20 vonnis 6015, wegens 'het moedwillig
steken, slaan en verwonden aan de openbare weg bij gesticht 1 van
Pier Pieke Haitsma onder getuigen van diverse omstanders'. Pier
Piebes Haitsma is een voormalige kolonist die ook tot
arbeidersgezin (bij het 3e gesticht) is gedegradeerd.
Johannes Leonardus is zo onverstandig geen advocaat mee te nemen
maar zichzelf te verdedigen en dan word je bijna altijd conform de
eis van de officier van justitie veroordeeld.
Interessant kan het strafdossier, de bij de rechtszaak behorende
stukken, zijn, want verhoren van getuigen en de verdachte zijn
vaak erg boeiend en dat geldt ook voor gedetailleerde
beschrijvingen van het gebeurde: Drents Archief toegang 0106 invnr
79.
De vrije koloniën revisited
Echter... per 1859 neemt de Staat de gestichten te
Veenhuizen en Ommerschans over van de Maatschappij van
Weldadigheid. Laatstgenoemde heeft twee jaar de tijd om de
personen en gezinnen die NIET door het gouvernement maar door de
Maatschappij in die gestichten zijn geplaatst uit Veenhuizen en de
Ommerschans te verwijderen.
Als gevolg daarvan krijgen de Mestroms een nieuwe kans in de
vrije koloniën. Er worden besluiten over genomen op 4 mei 1861
N226. Daarbij is vermeld '10e afdeling' en dat verwijst naar het
ministerie BZ waarvan het archief berust bij het Nationaal Archief
toegang 2.04.19.02, Binnenlandse Zaken Ommerschans en Veenhuizen.
De inventaris daarvan valt op te halen op de site van het NA.
Of er een kopie van het besluit in Assen is, valt na te zien in
invnr 1639 of 1935.
Aangetrokken touwtjes
Op 21 mei 1861 verlaat het gezin Veenhuizen en vestigen ze zich in
hoeve 135 van Willemsoord. Ze staan als bewoners van die hoeve
vermeld op de scans van de stamboeken met de invnrs 3013 en 3014.
Maar... Onderdeel van de afspraak tussen de Staat en de
Maatschappij is dat laatstgenoemde, die dan alleen nog de koloniën
Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord heeft, voortaan de
eigen broek moet ophouden en als gevolg daarvan worden de touwtjes
erg aangetrokken. Er is sprake van de slecht-presterende gezinnen
weg te sturen of ze in ieder geval onder extra strikt toezicht te
laten werken.
Diverse gezinnen houden de eer aan zichzelf, waaronder de
Mestroms die op 11 december 1861 deserteren. Vermoedelijk is er in
1861 ook over de familie geschreven. Dat werkt anders als zoeken
in de post vóór 1859, zie in de inventaris na 1859.