Het eerste levensteken in de kolonieadministratie komt op 22
oktober 1825. Dan schrijft de subcommissie van weldadigheid
te Rotterdam aan de permanente commissie, invnr 76:
Ten tweeden dragen wij bij dezen voor den persoon van Huibert Muijsson, oud 40 jaren, geboren te Rotterdam, van beroep geweest metselaarsknecht: gehuwd met Alida Catharina de Koning, oud 32 jaren, mede alhier geboren, hebbende drie kinderen, als twee meisjes van 6 & 2½ jaren, en een jongen van 2 maanden, behorende deze familie tot de hervormde gemeente.
Opzigtelijk gemelden Muijsson vinden wij ons verpligt UWEd. openhartiglijk met eenige bijzonderheden bekend te maken.
'S mans voormalige malconduite (latiore sensu) in de zamenleving heeft hem eenmaal eenen straf voor 15 jaren confinement in een tugthuis op den hals gehaald.
Twee jaren geleden is hij uit zijne gevangenis losgelaten, met afslag van de toen nog resteerende 6 strafjaren.
Zedert dien tijd gedraagt de man zich onberispelijk, leeft met vrouw en kinderen wel; maar men kan ligt nagaan hoe moeijelijk het iemand valt, die eenmaal in de opinie gebrandmerkt staat, om, in de zamenleving teruggekeerd, het nodige brood te verdienen: aan pogingen daartoe heeft het den suppliant niet ontbroken.
Hoezeer wij ons nu bezwaard zouden achten, om bij de keuze van sujetten voor de vrije kolonien tot lieden van zoodanige stempel den toevlugt te nemen, zoo meenen wij echter dat besluiten en bedoelingen der Maatschappij ons veroorloven, om in de keuze van arbeidershuisgezinnen voor Veenhuizen tot eene lagere, en dieper gezonkene volksklasse te mogen afdalen.
Wij wagen deze voordragt te meer, eensdeels omdat de voorzeide afslag van 6 jaren niet ondubbelzinnig ten voordeele van den man pleit, en anderdeels uit hoofde van onderscheidene aanzoeken daartoe van respectabele lieden binnen deze stad, begunstigers van de Maatschappij.
In het onderhavig geval hebben wij gemeend ouvertement met UWEd. te moeten handelen, vertrouwende dat de geciteerde omstandigheden geen obstakel zullen te weeg brengen tot de aanneming van voorsz. huisgezin, in 't welk nog schaamte genoeg overig is, om buiten de opmerking van stadgenoten, den kost te zoeken.
Latiore sensu betekent in ruimere zin. Dit voorstel gaat de
Maatschappij te ver, als er sprake is van een 'onteerende straf'
wordt men erg voorzichtig. Men wil niet verder gaan dan een plek
in de strafkolonie op de Ommerschans, hoewel dat instituut daar
helemaal niet voor bedoeld is. Maar het gebeurt vaker, zie
hier. Die 'designatie', toewijzing, wordt ook genoteerd in
het designatieregister.
zie bij nummer 63.
Zeer zwart afschilderen
De familie Muisson accepteert noodgedwongen en aanvaardt de reis.
Die vertraagt echter als mensen hen in Meppel gaan voorlichten hoe
het op de Ommerschans is. De subcommissie van weldadigheid
Rotterdam schrijft op 28 december 1825 aan de permanente
commissie, invnr 76:
Gelijk wij UWEd. gemeld hebben, is de familie van Muijsson door ons ll. dingsdag den 20. dezer naar Amsterdam aan het addres van den Heer Ameshoff opgezonden, om van daar naar deszelfs verdere bestemming in de Ommerschans te worden geexpedieerd.
Dan in onze vergadering van gisteren ontvingen wij de tijding, dat hij te Meppelt was gearriveerd en daar door de ontmoeting van den een en ander, die hem zijne destinatie zeer zwart afschilderde, eene groten tegenzin had opgevat om verder naar de Ommerschans te trekken.
Men had hem namelijk diets gemaakt, dat hij daar aankomende van zijne vrouw en kinderen zou worden gesepareerd en dergelijke praatjes meer.
De Heer, welke ons Muijssens brief uit Meppelt mededeelde, heeft op zich genomen om hem van deze dwaling terugtebrengen en hem te bewegen tot het poursuiveren zijner reize.
Mogt hij intusschen onwillig blijven, zoo solliciteren wij UWEd. ten vriendelijkste, om, het zij door het intermediair der subcommissie, het zij door het gemeente bestuur aldaar, middelen te doen in het werk stellen, om hem en de zijnen naar de Ommerschans te doen vertrekken.
Indien zijn verblijf te Meppel kosten mogt hebben veroorzaakt, zijn wij bereid ter tegemoetkoming in dezelve ƒ10 a ƒ12 in uwe rekening te goed te doen.
Wij laten het voorts geheel aan UWEd. wijs beleid over, om ten deze naar gelang van omstandigheden te handelen, terwijl wij de hoop koesteren dat Muijssn het op hem geslagen regard zich waardig maken, en door een goed en oppassend gedrag steeds pogen zal om vooruittekomen.
Op de kar naar Ommerschans
Voordat de permanente commissie iets heeft kunnen doen is er in
Meppel al actie ondernomen. Het lid van de subcommissie aldaar
klaagt steen en been over de manier waarop in die contreien tegen
de koloniën aangekeken wordt, maar zorgt wel dat de familie
Muisson zijn doel bereikt. De brief is gedateerd 31 december
1825, invnr 76:
Hendrik Muisson en familie zijn alhier met schipper Hendrik v Meulen op gister franco gearriveerdt en verzochten vervoerdt te worden naar de Ommerschans, aan welk verzoek ik als lid en secretaris der subcommissie oordeelde niet te kunnen voldoen zonder een order van de president of van de burgemeester.
De eerste bestaat niet ter dezer tijd, de Heer president A. de Koning heeft zijn demissie gevraagd en bekomen en de vacature is nog niet weder vervuld en de laatste betoonde niet veel lust om zich daarin te mengen.
Heden geinformeerd zijnde dat die menschen voornemens waren om weder terug te keeren naar Amsterdam ter zake zij niet naar de bestemming konden te voet gaan met kleine kinderen, maar voornamenlijk omdat men onder weg en hier, hun niet veel goeds hadde voorgepraat van het etablissement Ommerschans als een uitvloeijzel van de niet gunstige opinie over de colonien in deeze oorden.
Hebbe ik hun gedisponeerdt om morgen aftereizen en zal de kosten daarvan voorschieten en op mijn eerste rekening brengen met overlegging van een reçu in de Ommerschans door de bevoegde authoriteit aftegeven, en quitantie van de voerman en herbergier, of dat goed of niet goed is, durve ik niet bepalen, in de gegevene omstandigheeden hebbe ik gemeend dit te moeten kiezen om grotere verwarringen te voorkoomen.
Ik wenschte wel dat men de geest hier wat konde verbeteren, en meer contribuanten hebben en houden voor een zaak die wezentlijk van veel belang is voor deeze landen, zonder het nut der Maatschappij, in de gevolgen meede te rekenen en dat is zeer groot.
Welke gepaste doelmatige middelen zijn, om het publiek andere principes inteboezemen durve ik niet bepalen als niet direct behoorende tot mijn departement.
Het lid en de secretaris der subcommissie te Meppel
Engelenberg
P.S. de naam is Huibert Muisson.
Op 10 januari 1826 reageert diezelfde secretaris van de
subcommissie Meppel, invnr 77 scans 165-166, op een brief van de
permanente commissie van 6 januari met nummer N920 met de
mededeling dat hij 5 gulden kwijt was aan het transport en
verteringen. Niet veel volgens hem, als je in aanmerking neemt
'dat de Ommerschans van hier gelegen is vier uuren gaans, en dat
de route niet is loopende langs reguliere weegen'.
Strafkolonie
Vervolgens staat de familie inderdaad in het register van
strafkolonisten met invnr 1442. Daarvan zijn geen scans maar wel
foto's op bonmama,
ze staan meteen (onderop) het eerste blad. Aankomst in de
strafkolonie 2 januari 1826.
Zie ook de 'Nominatieve Staat van aankomst' die zicht bevindt in
invnr 1370:
Arbeidershuisgezin
Het gezin Muisson behoort na een half jaar tot de
strafkolonistenfamilies die gebruikt worden om de geringe
belangstelling voor de arbeiderswoningen te Veenhuizen te
overwinnen. Zulke woninkjes, 4.20 meter bij 4.70 meter, aan de
buitenkant van de gestichten staan grotendeels leeg en eentje gaat
nu door de Muissons betrokken worden. Invnr 1442 meldt: '29
juni 1826 is H. Muissons met deszelfs huisgezin
overgeplaatst naar Veenh 2e etablissement no 56 arb woning'.
We vinden ze echter niet bij het tweede gesticht, maar in
het register van het derde gesticht te Veenhuizen, invnr
1572 en vul rechtsonder het scannummer 122 in. Er staan 3 E voor,
wat staat voor 3e Etablissement, maar het woningnummer kan alles
zijn, want er staan diverse doorgestreepte woningnummers: 27, 35,
59, 57 en alleen nummer 91 is niet doorgestreept. Of dat betekent
dat ze steeds verhuizen of dat de woningen steeds van nummer
veranderen, weet ik niet.
Gezinssamenstelling
Met wat combineren van de gegevens uit het strafkolonieregister,
deze inschrijving en later het bedelaarsregister kom ik tot de
volgende globale gezinssamenstelling:
● Huibert Muisson is geboren 9 november 1783, maar dat kan ook zijn doopdatum zijn. Zijn echtgenote is
● Alida Catharina Koning, geboren 2 februari 1791. Hun
kinderen zijn:
● Catharina Cornelia of alleen Cornelia
Muisson, geboren 24 maart 1818,
● Johanna Cornelia of alleen Johanna Muisson,
geboren 24 januari 1822 of 21 januari 1823, al komt ook 1824 voor.
● Simon Muisson, geboren 23 of 28 augustus 1825.
Justitie
Maar het duurt niet zo vreselijk lang of Huibert Muisson heeft
weer problemen met justitie. Er zijn in 1827 twee vonnissen. Die
heb ik niet echt bekeken, maar die bevinden zich voor de
liefhebbers in Drents Archief toegang 0103 invnr 2605, vonnis 658
en vonnis 674.
Op 23 november 1827 schrijft de directeur der koloniën in
een brief met nummer N436A, invnr 88 de scans 336-337, waarbij ook
Muisson ter sprake komt:
Zoo eeven ontwaar ik dat nog niet is voldaan aan het verzoek der Perm: Komm: bij hare missive van den 27 oct jl betrekkelijk het ontslag van David Kester N127; en den ouderdom van P. Snel N1591, beide in het 1e Etablissement te Veenh.- & haast mij dus het antwoord van den Heer Poelman bij deszelfs brief gedagteekend 3 oct: (waarschijnlijk 3 nov.) aan den Heer Reesen, hier neevens aan haar te doen toekomen.
De jongeling D. Kester komt voor op het staatje gevoegd bij de missive der Perm: Komm: van den 12 Sept N824
Voorts ter kennis van de Perm: Komm: te brengen dat de arb. kol. Muisson volgens bekomen informatie van den Regter ter Instruktie te Assen reeds twee malen eenen onteerende straf heeft ondergaan, als, eene van eenen gevangenis van 15 jaren, waaruit hij te Gorinchem is ontvlugt, daar nu ten gevolge andermaal gepleegde diefstal tot brandmerk en 20 jarige gevangenis, waarvan aan hem een gratie van 7 jaren is verleend.-
Daar nu deze Muisson alzoo voor de derde maal op diefstal is betrapt, en dus weder voor eenen langen tijd zal worden geconfineerd en alzoo den vrouw en kinderen overblijven, zeeker ten laste der Maatschappij, neem ik de vrijheid de perm: Kommissie in overweging te geven of niet zodanig huisgezin, als ten eenen male reeds voor deszelfs opzending voor de koloniën ongeschikt, aan de afzenders van hetzelven kan worden teruggezonden, en het mij dus aangenaam zal zijn, authorisatie tot het ontslaan daarvan te ontvangen.-
De missive der perm: Kommissie van den 19 Nov N. 1092 met al den daarbij vermelde stukken heb ik de Eer gehad te ontvangen, en zullen aan de belanghebbenden worden verzonden.
Ik heb de Eer te zijn
De Directeur der Koloniën
Visser
De permanente commissie schrijft hierover aan de subcommissie
Rotterdam op 8 december nummer N1189. Die heb ik niet gezien, maar
blijkbaar stelt ze voor dat de rest van de familie in een gesticht
wordt ondergebracht en informeert ze of Rotterdam daarvoor de
kosten wil voldoen.
Rotterdam wil betalen
Op 21 december 1827 schrijven burgemeester en wethouders
van Rotterdam aan de subcommissie van weldadigheid in die stad
over de familie Muisson. Ze willen best betalen voor het verblijf
van dat gezin in de koloniën. De subcommissie stuurt het door naar
de Maatschappij, invnr 88 scans 714-715, met ervoor op scan 713 de
begeleidende brief van de subcommissie Rotterdam:
Aan de Subkommissie
van Weldadigheid binnen deze stad
Wij hebben de Eer UWEd in antwoord op derzelver missive van den 15 dezer N530 te informeeren dat wij deelen in de gevoelens van de Permanente Commissie van Weldadigheid in s Gravenhage bij hare missive aan UWEd medegedeeld, betrekkelijk de verdere verzorging van de vrouw en de kinderen van Huibert Muisson thans gevangen, terzake van Dieverij.-
Wij gelooven dat het waarlijk in ’t belang is van het gemelde gezin welks domicilie van onderstand deze stad is, zoo voor de zekerheid van het onderhoud dier personen, als voor derzelver zedelijkheid en opvoeding der kinderen, dat zij in eene der Colonien, ten kosten van deze stad verblijven.
Wij zijn derhalve hiertoe zeer genegen om de kosten die daardoor zullen worden veroorzaakt, te voldoen in het vertrouwen, dat de vrouw ditzelve zal verlangen, en alzoo onze zorgen voor haar en haar ongelukkig gezin weten op prijs te stellen.
Burgemeester Wethouders der Stad Rotterdam
(get) H. W. Reepmaker
ter ordonnantie van dezelve
(get) L. van Oyen
Voor Copie Konform
M. H. van Oosterzee W.Jz.
Secr der Subk. van weld.te Rott.
Bedelaarsgesticht
De permanente commissie tekent op de brief aan dat zij er op haar
vergadering van 27 december 1827 bij agendapunt N5 over spreekt en
de directeur erover informeert op 29 december met een brief met
nummer N1275. De directeur gaat met Alida Catharina praten en
meldt op 4 januari 1828, invnr 89 de scans 45-48:
... en dat vrouw Muisson het gunstig aanbod om vrijwillig in de gestigten voor bedelaars overtegaan heeft aangenomen, waarvan de behoorlijke mutatien zullen worden gemaakt.
De vrouw en kinderen worden overgeschreven van het register van
arbeidersgezinnen naar het stamboek van bedelaars. Ze staan in het
stamboek toegang 0137.01 invnr
425, Alida Catharina Koning met bedelaars nummer 14,
Cornelia met bedelaarsnummer 16, Johanna met nummer 27 en Simon
met nummer 30.
Aan de feitelijke situatie verandert het weinig. Ze wonen nu in
een woninkje voor bedelaarshuisgezinnen in Veenhuizen en dat zijn
dezelfde woningen als voor arbeidershuisgezinnen. Dus
waarschijnlijk verhuizen ze niet eens.
In die woning komt erbij:
● Hubertus Muisson, geboren 25 juli 1828 en meteen met
bedelaarsnummer 1921 ingeschreven in hetzelfde bedelaarsregister
als zijn moeder, maar hij zal op 4 februari 1832
overlijden.
Gekookte aardappelen
Zijn moeder raakt in de problemen als ze om wat bij te verdienen
begint met 'het verkoopen van gekookte aardappelen aan Weezen'. Er
volgt nog geen straf, maar ze krijgt een laatste waarschuwing, zie
het zittingsverslag
van de Raad van Tucht van 13 juli 1830.
De inschrijving als bedelaars loopt door in het stamboek toegang
0137.01 invnr
426 en daar is te zien dat Alida Catharina Koning met de
kinderen Johanna, Cornelia en Simon op 14 september 1835
wordt ontslagen en ze de koloniën na tien niet al te succesvolle
jaren weer verlaten. Of de man des huizes dan nog in de gevangenis
zit of weer vrij is, weet ik niet.