Barend of Berend Oosterhof(f): ingedeelde, opziener der jacht, deserteur, strafkolonist, ingedeelde

Als je je broer van in de veertig jaar oud 'voor het leven' in de kolonie plaatst, dan is er wel serieus iets aan de hand. Maar wat de redenen zijn waarom Jan Oosterhoff uit Amsterdam zijn broer Barend of Berend in de kolonie laat wonen is mij niet bekend.

Heel misschien staat het in de brief van Jan Oosterhoff in december 1825. Die zou moeten zitten in invnr 76, maar daar heb ik zelf niet naar gezocht. Het brievenboek met invnr 1348 meldt op 16 december 1825 de ontvangst van een brief van:

J. Oosterhoff, Amsterdam, plaatsing van zijn broeder Berend voor zijn leven tegen voldoening van f 300:- eens; met verzoek om spoedige voldoening. kontrakt opgemaakt en ter teekening toegezonden 31 dec N888, not 21 id art 18.

Het is dus blijkbaar besproken op de vergadering van 21 december 1825 onder agendapunt 18 (inventarisnummer 39, maar daar zal niets bijzonders instaan) en hem is een contract gezonden op 31 december 1825 onder briefnummer 888 (inventarisnummer 357, maar dat zal slechts een kort begeleidend briefje zijn).

Op 2 januari 1826 meldt de kassier van de Maatschappij dat de driehonderd gulden zijn binnengekomen, zie deze scan, en op 11 januari 1826 stuurt Jan Oosterhoff het ondertekende contract, zie deze scan. Inmiddels is op 3 januari 1826 (de kolonistendatabase meldt 1825 maar dat klopt dus niet) de genoemde Barend of Berend Oosterhof al in de kolonie aangekomen.

Huisverzorger

Barend Oosterhof is afkomstig uit Deventer en later zal blijken (zie de brief over het jachtopzienersschap) dat hij daar ook geboren is. Er staan in de kolonieadministratie twee geboortedata van hem, de ene is 2 mei 1785 en de andere is februari 1782. Hij is dus ergens begin veertig jaar oud. Er is een aankomststaat van hem, invnr 1370, waaruit blijkt dat hij na aankomst wordt ondergebracht op hoeve 118 van kolonie 1, Frederiksoord, bij de Vlissingse kolonist Samule Stoeders.



Nauwelijks is hij aangekomen of hij probeert een positieverbetering te krijgen. Hij wil huisverorger worden. Een huisverzorger past op een hoeve vol weeskinderen. Als gevolg van zijn verzoek - zie de kleine raad van 28 januari 1826 - komt hij per 30 januari 1826 in huis bij de net weduwe geworden echtgenote van Johannes Gunther. Dat is op hoeve 97 en het staat in het stamboek Frederiksoord met invnr 1346 en vul rechtsonder het paginanummer 35 in.

Eerste desertie

Het gaat niet goed. Op 14 mei 1826 loopt hij van de kolonie weg. Hij blijft lang weg, pas na zeventien maanden, op 20 oktober 1827, keert hij terug in de kolonie. Niet bij de weduwe Gunther, men plaatst hem in huis bij kolonist Jan Visser uit Amsterdam, hoeve 14, zelfde stamboek paginanummer 7.

Voor zover ik kan nagaan volgt er geen straf voor zijn desertie. Het wordt hem echter wel aangerekend en bij de kleine raad van 27 september 1828, zie hier, wordt het aangevoerd als reden waarom hem geen verlof wordt toegekend.

Hij blijft best lang bij Visser in huis. Ook in het stamboek Frederiksoord 1828-1830, invnr 1347, en het daaropvolgende stamboek, invnr 1348, staat hij nog bij hoeve 14. Inmiddels staat hij echter ook in de personeelsregisters, want vanaf 1829 is er een baantje voor hem.

Opziener der jagt

De permanente commissie heeft blijkens de lijst met besluiten op 28 augustus 1829 vastgesteld de 'Bepalingen nopens de uitoefening der Jagt in de kolonien' en dat levert de directeur der koloniën een boel werk op. Op 18 september 1829, invnr 100, en voer rechts onderaan scannummer 429 in, schrijft die directeur:

Frederiksoord, den 18 september 1829

In voldoening aan UWEdG missive van den 25 dezer maand N2, heb ik de eer UWEdG te berigten, dat ik, naar aanleiding van art 7 van het reglement voor de Jagt, van UWEdG van 28 Augustus N3, en de mij gedane voordragten, reeds den 8e en 9e dezer maand, tot opziener heb benoemd:
    Berend Oosterhof, voor de vrije Kolonien,
    Roelof Oost, wijkmeester, voor het 1e gesticht te Veenhuizen,
    Jippe Jakobs Jagt, wijkmeester, voor de Gestichten N2 en 3, en
    Jan Blatter, opperveldwachter, voor de Ommerschans;
doch welker in functie treding tot nog toe geen plaats heeft kunnen hebben, uit hoofde de opzieners over de jagt op de gronden van bijzondere personen, ingevolge bekomene inlichting van den Heer Houtvester der Provincie, door den Opperhoutvester moeten worden aangesteld en door ZijnExc de commissie(??) ter hunner beëdiging moet worden gegeven, ter bewerking van welk een en ander men zich aan ZExc wenden moet, met overlegging der doopacten van de voorgedragenen of benoemden, waaruit blijkt, dat zij geborene Nederlanders zijn, en van een bewijs van goed gedrag van dezelve.

Bij al de daarbij in achtgenomenen spoed, heb ik het niet verder kunnen brengen, dan dat zulk een adres voor de twee van Veenhuizen eerst heden aan den Houtvester van Drenthe, door wiens tusschenkomst hetzelve ingezonden moet worden, is afgezonden geworden, terwijl Oosterhof zijn doopattest nog van Deventer afwacht, en de benoeming van Blatter heeft moeten worden ingetrokken, daar hij geen Nederlander is; in wiens plaats ik thans den opziener der veteranen, de Bruin, te Ommerschans zal benoemen, zoodra ik de benoodigde stukken omtrent hem zal hebben ontvangen.

De Directeur der Kolonien
J. van Konijnenburg

Volgens het personeelsregister 1828-1834, invnr 997 folio 3, wordt er op 24 oktober 1829 onder agendapunt N14 het definitieve besluit genomen om Barend Oosterhoff aan te stellen als 'opziener der jagt voor de vrije kolonien op ƒ 2 sweeks'. Hetzelfde staat in het personeelsregister 1834-1859, invnr 998 folio 8. Er is een pagina met alle gedoe over de jacht.

Tal van huisgezinnen

Het is altijd een veeg teken als een ingedeelde heel erg vaak wordt overgeplaatst. Dat gebeurt met Barend Oosterhof als hij bijna vijf jaar bij Jan Visser in huis is geweest. Het is te volgen in het stamboek Frederiksoord 1830-1835, invnr 1348 en vul achtereenvolgens de volgende scannummers in:

● scan 16 - vertrek bij Visser op 31 juli 1832;
● scan 63 - aankomst op 31 juli 1832 bij kolonist Pieter Jan Pennings uit Middelburg op hoeve 61 en vertrek vandaar op 22 augustus 1832;
● scan 98 - aankomst op 22 augustus 1832 bij kolonist Gabriel Wibier uit Bergen in België op hoeve 96 - dit is Koningin Wilhelminalaan 26, zie hier;
● scan 132 - samen met de familie Wibier verhuist hij op 20 september 1832 van hoeve 96 naar een woning in het 'Huis genaamd Westerbeeksloot'. Houd deze samenleving met Wibier even vast, want daar gebeurt een en ander zal later blijken. Op 1 juli 1833 gaat Oosterhof hier weg;
● scan 35 - aankomst op 1 juli 1833 op hoeve 33 bij kolonist Willem van den Bosch. Die laatste wordt 29 oktober 1833 bevorderd tot hoevenaar bij de Ommerschans. Barend Oosterhof blijft op hoeve 33 wonen, waar dan de kolonist Cornelis van Os uit Tiel (zie over hem deze pagina) de hoofdbewoner wordt. Op 16 april 1834 vertrekt Oosterhof hier;
● scan 77 - aankomst op 16 april 1834 op hoeve 75 bij kolonist Lucas Lucassen, ooit proefkolonist uit Nijmegen, zie hier. Hij vertrekt hier op 21 juni 1834;
● scan 32 - aankomst op 21 juni 1834 op hoeve 30 bij kolonist Sietze Hoekstra, die zijn schoonvader Pieter Dijkshoorn is opgevolgd. Oosterhof gaat hier weer weg op 5 november 1834;
● scan 14 - aankomst op 5 november 1834 op hoeve 12 bij kolonist Dirk Klaas de Vries uit Leeuwarden.

Hèhè, zeven verhuizingen in twee jaar. Even zitten.

De affaire Oosterhof-Dubois

De rust duurt dertien maanden. Dan, op 10 januari 1836, loopt Barend Oosterhof voor de tweede keer weg van de kolonie. Maar dit keer niet alleen. Tegelijkertijd deserteert Thérèse Dubois. Zij is een dochter uit het eerste huwelijk van Marguerite Delauve, echtgenote van Gabriel Wibier. Zie over die familie en de preciese familieverhoudingen deze pagina.

Barend Oosterhof en Thérèse Dubois (die vaak onterecht Thérèse Wibier of Thérèse van de Bosch wordt genoemd) zullen elkaar hebben leren kennen toen Barend bij de familie Wibier inwoonde:
- van 22 augustus 1832 tot 20 september 1832 op hoeve 96 (Koningin Wilhelminalaan 26),
- en van 20 september 1832 tot 1 juli 1833 in het huis Westerbeek.
Als ze samen weglopen is Thérèse 23 jaar en Barend Oosterhof 50 à 52 jaar.

Maar op 31 januari 1836 is Thérèse weer terug op de kolonie omdat 'Oosterhoff haar onder weg heeft verlaten'. Ze moet voorkomen voor de raad van politie en tucht van 6 februari 1836 waar zij wegens onzedelijke omgang (ze is zwanger) wordt verbannen naar de strafkolonie op de Ommerschans. Van die raadzitting heb ik geen transcriptie, maar in de wel getranscribeerde en als bijlage 3 afgedrukte raad van toezicht van Frederiksoord wordt de hele zaak uit de doeken gedaan.

Thérèse Dubois is terug te vinden in het register van strafkolonisten 1836-1847, invnr 1585, folio 1. Ze komt daar volgens dit overzicht aan op 27 februari 1836 en op 27 juni 1836 bevalt ze van een dochtertje dat ze naar haar moeder noemt: Maria Margaretha Wibier. Dat dochtertje zal 7 maart 1839 overlijden.

Oosterhof in de strafkolonie en terug

Later in hetzelfde jaar, op 31 augustus 1836, is Barend Oosterhof ook weer op de kolonie. Hij is door een of andere veldwachter of politieman afgeleverd op de Ommerschans, wat wel vaker gebeurt met teruggepakte deserteurs. Op de zitting van de raad van politie en tucht van 31 oktober 1836, zie hier, maar ik heb er nauwelijks transcriptie van, wordt besloten dat hij daar dan maar moet blijven.

Hij staat in het register van strafkolonisten 1836-1847, invnr 1585 folio 2. Omdat men vreest dat er anders weer wat van zal komen wordt Thérèse Dubois/Wibier overgeplaatst naar het tweede gesticht in Veenhuizen.

Barend Oosterhoff wordt op 3 november 1838 vrijgelaten uit de strafkolonie. Daarna gaat het weer als vanouds. Het is te volgen in het stamboek Frederiksoord 1835-1842, invnr 1349 en vul achtereenvolgens de scannummers in:
● scan 31 - aankomst op 3 november 1838 op hoeve nummer 30 bij kolonist Sietze Hoekstra uit Delft. Oosterhof vertrekt hier al weer op 23 november 1838;
● scan 126 - aankomst op 23 november 1838 op hoeve 36B bij kolonist Arij Spoel uit Amsterdam. Oosterhof vertrekt hier op 10 januari 1839;
● scan 87 - aankomst op 10 januari 1839 op hoeve 86 bij kolonist Jacob Olie uit Alkmaar. Oosterhof vertrekt hier al weer op 24 januari 1839;
● scan 118 - aankomst op 24 januari 1839 op hoeve 117 bij kolonist Pieter Landsbach uit Amsterdam.

Als hij op het laatste adres verblijft krijgt hij verlof en daarvan keert hij op 17 juni 1839 niet terug. De kolonie zal hem nooit meer zien. Pas daarna durft men Thérèse Dubois/Wibier vrij te laten uit de strafkolonie, ze mag op 19 september 1839 terug naar haar moeder.

Nog enkele losse notities

- Het contract dat Jan Oosterhof sluit voor zijn broer is het contract E48. Zie deze pagina voor uitleg over E-contracten. Het contract wordt vermeld in het contractenboek invnr 1394, maar daar staat verder geen nieuwe informatie bij.

- Als op contract geplaatste komt Barend Oosterhof voor in het boek met invnr 1389. Hij heeft daar het nummer 974B, maar er staat geen nadere informatie bij.

- Wat ik zelf niet bekeken heb is een lijstje brieven van 1818 tot 1833 waarin de naam Oosterhof voorkomt (maar die niet altijd over hem zullen gaan).