Abraham Prins met vrouw en dochter uit Schiedam: achtereenvolgens vrije kolonist, strafkolonist en arbeiderskolonist, dan vertrekken de ouders en de dochter blijft

De subcommissie van weldadigheid te Schiedam heeft in mei 1820 met de Maatschappij van Weldadigheid het contract C9 afgesloten. Zie voor een uitleg over C-contracten en vandaar kun je doorklikken naar een lijst van alle afgesloten C-contracten. In het kader van dat contract wordt augustus 1820 het gezinnetje van Abraham Prins en Hester de Jel naar de vrije koloniën gezonden. Hier mijn aantekeningen over hen.


Abraham Prins, Hester de Jel en hun dochter Adriana komen op 21 augustus 1820 aan in Willemsoord. Volgens een notitie in de kolonistendatabase is er ook een zoon Andries, maar die komt niet mee naar de kolonie. Ze staan op een aankomststaat in invnr 1343:


Ze worden ondergebracht in hoeve 92 van Willemsoord, zie op deze pagina. Uit het daar genoemde invnr 1407 neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling

● Abraham Prins is volgens die kolonieadministratie geboren op 7 juli 1767 en dus bij aankomst al over de vijftig. Volgens Schiedam was hij van beroep molenaar geweest. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met:

Hester de Jel, geboren 10 november 1765. Ze hebben bij zich:

Adriana Prins, geboren 10 juli 1806.

Na een jaar, juni 1821, worden er twee weesjongens uit Dordrecht bij het gezin ingedeeld, en in juli nog twee uit Leiden. Maar blijkbaar wordt er dan nog niet hard genoeg gewerkt.

Strafkolonie

December 1821 wordt de familie Prins veroordeeld tot de strafkolonie op de Ommerschans 'wegens onbetamelijke schuldenlast'. Ze maken daarbij onderdeel uit van een grote schoonmaak die Johannes van den Bosch die maand houdt waarbij diverse kolonistengezinnen naar de strafkolonie verdwijnen. Uit dit overzicht blijkt dat de familie Prins daar op 17 december 1821 aankomt.

Ze worden tweeënhalf jaar vastgehouden.

Najaar 1824 besluit de Maatschappij om zeven gezinnen uit de strafkolonie vrij te laten en die, in plaats van ze terug te brengen naar de vrije koloniën, als arbeidersgezinnen te vestigen in Veenhuizen. Die operatie, beschreven in De bedelaarskolonie pagina 230, vindt plaats op 14 september 1824 en een van die zeven gezinnen is dat van Abraham Prins.

Veenhuizen

Ze hebben nu de status van arbeidershuisgezin, zie voor enige algemene opmerkingen over die bevolkingscategorie. Abraham Prins, Hester de Jel en dochter Adriana Prins komen in woning 17 van het eerste gesticht.

Ze staan geregistreerd in het stamboek van het eerste gesticht met invnr 1571, zie een transcriptie, en daarna in de stamboeken van arbeidershuisgezinnen met invnr 1573 en invnr 1574, waarvan scans zijn, die zijn te bereiken zoals helemaal bovenaan de pagina beschreven.

Vertrek

Adriana Prins verlaat het gezin en Veenhuizen met ontslag op 28 maart 1829, maar zij keert op 11 mei 1836 weer terug. Een jaar later, op 6 mei 1837, treedt zij in het huwelijk met de arbeiderskolonist-weduwnaar Hermanus Plas, waarover straks meer.

Dan houden haar ouders het ook voor gezien. Krachtens een besluit van 8 februari 1837 N24 krijgen Abraham Prins, als de geboortedatum klopt inmiddels bijna 70 jaar oud, en Hester de Jel, inmiddels al over de 70, per 19 mei 1837 ontslag. Na een kleine 17 jaar kolonie.

Waarna ik de aandacht richt op de echtgenoot van Adriana Prins.


Het arbeidershuisgezin van Hermanus Plas en Catharina Plomp uit Den Haag: het mooie woord 'kwanselarijen' valt en later volgt een tweede huwelijk met een kolonistendochter


De subcommissie van weldadigheid Den Haag mag begin 1825 vier arbeidershuisgezinnen in Veenhuizen plaatsen. Ze doet een voordracht die door de permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid wordt geaccepteerd op 3 februari 1825, zie designatie 69 in het designatieregister 1824.


Aankomst

De gelukkigen arriveren 24 maart 1825 in Veenhuizen. Daaronder het gezin van Hermanus Plas en Catharina Plomp dat misschien wel, misschien niet (ik kom er niet achter) even is gehuisvest in woning 13 van het tweede gesticht voordat ze gaan wonen in woning 67 van het derde gesticht.

Ze worden eerst geadministreerd in het stamboek van het eerste gesticht met invnr 1571 op scan 107, en daarna in het stamboek van arbeidershuisgezinnen met invnr 1573 op scan 16, met invnr 1574 op scan 15 en met invnr 1575 met scan 41.

Uit de inschrijvingen neem ik de gezinsgegevens over, met dezelfde kanttekening over de betrouwbaarheid als hierboven bij Prins gemaakt:

Gezinssamenstelling

● Hermanus Plas is volgens de kolonieadministratie geboren op 3 mei 1784. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met

Catharina Plomp, geboren 3 oktober 1786. Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:

Catharina Plas, geboren 7 mei 1816,
Hermanus Plas, geboren 25 februari 1819, en
Nicolaas Plas, geboren 23 maart 1822.


Kwanselarijen

Op 11 februari 1830 overlijdt de vrouw des huizes Catharina Plomp. Later dat jaar, op de zitting van de tuchtraad van 13 juli 1830 komt aan de orde dat zij van een weesmeisje kledingstukken heeft opgekocht. Omdat zij overleden is wordt Hermanus Plas door de raad gehoord.

Hij laat weten 'dat hij  nimmer van de onderhavige goederen iets geweten heeft maar dat dezelve na doode van zijne vrouw onder diens kleedingstukken gevonden zijn'. De raad gelooft dat, 'aangezien zij in Plas niet de man beschouwen, die zich met dergelijke zoude ophouden', maar ze maant hem wel 'omtrend zijne dochter een wakend oog te houden, dewelke aanvankelijk in navolging harer moeder kwanselarijen begon te bedrijven'. Daarmee is Catharina Plas gewaarschuwd.

Verhuizen

In invnr 1573 wordt aangetekend dat het gezin op een gegeven moment verhuist van het derde naar het eerste gesticht woning 3. In het eerste gesticht woont ook het gezin Prins.

Op 31 december 1835 verlaat dochter Catharina Plas met ontslag het gezin en de kolonie.

Hertrouwen

En dan komen we bij het huwelijk van Hermanus Plas met Adriana Prins en hebben we de twee gezinnen samen. Als gezegd is dat op 6 mei 1837 en volgens een notitie in invnr 1574 is er toestemming gekomen via een besluit op 3 april 1837 N28. Uit dit huwelijk komen de volgende kinderen:

Johannes Abraham Plas, geboren 21 augustus 1837. Dat is wel heel snel na het huwelijk en normaliter volgen daar strenge sancties op. Maar blijkbaar is Hermanus Plas een gewaardeerde kolonist zodat de directie er de voorkeur aan geeft om hard de andere kant op te kijken en niets te merken,
Hester Plas, geboren 7 februari 1839,
Adriana Plas, geboren 7 oktober 1841,
Carolina Plas, geboren 20 juli 1845, en
Petronella Plas, geboren 2 januari 1850.

Vertrekkers

Tussendoor vertrekken de kinderen uit het eerdere huwelijk. Hermanus Plas gaat in militaire dienst op 1 mei 1838, en Nicolaas Plas verlaat met ontslag de kolonie op 8 mei 1840.

Op de tuchtraad van 1 february 1840 is sprake van een jonge vrouw die 'de krankzinnige huisvrouw van den kolonist ?? Plas' bewaakt, maar het is onduidelijk wat en wie hier bedoeld wordt.

Dat is niet het geval als Hermanus Plas op 2 juli 1841 niet op tijd van verlof terugkeert. Hij is er pas weer op 9 augustus 1841. Op de tuchtraad van 19 augustus 1841 moet hij zich verantwoorden en komt hij met het verhaal 'in Amsterdam wegens ongesteldheid onder geneeskundige behandeling te zijn geweest': Dat gelooft de tuchtraad niet en hij gaat acht dagen de cel in.

Tot slot

Elf jaar later, op 22 oktober 1852 overlijdt Hermanus Plas.

Op 10 oktober 1853 gaat Johannes Abraham Plas in militaire dienst. Dat is erg jong, dus vermoedelijk gaat hij naar het 'Instruktie bataljon' in Kampen, waar jongens van 16 tot 18 jaar worden opgeleid tot onderofficier, maar dat staat er niet bij.

Dan worden op 15 augustus 1855 Adriana Prins weduwe Plas en haar vier dochters het woninkje uitgezet en worden ze ondergebracht in de zalen van het gesticht. Daar is waarschijnlijk een tuchtzitting aan voorafgegaan, maar daar heb ik geen transcriptie van. Het duurt tot 31 mei 1859 en dan mogen ze terug de woning in. Maar later dat jaar neemt de Staat de gestichten over en waar ze daarna gebleven zijn zou ik niet weten.