Abraham Prins, Hester de Jel en hun dochter Adriana komen op 21
augustus 1820 aan in Willemsoord. Volgens een notitie in de
kolonistendatabase is er ook een zoon Andries, maar die komt niet
mee naar de kolonie. Ze staan op een aankomststaat in invnr 1343:
Ze worden ondergebracht in hoeve 92 van Willemsoord, zie op deze pagina. Uit het
daar genoemde invnr 1407 neem ik de gezinsgegevens over, met de
kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen
zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron
waarop blindgevaren mag worden.
Gezinssamenstelling
● Abraham Prins is volgens die kolonieadministratie
geboren op 7 juli 1767 en dus bij aankomst al over de
vijftig. Volgens Schiedam was hij van beroep molenaar geweest. Hij
is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met:
● Hester de Jel, geboren 10 november 1765.
Ze hebben bij zich:
● Adriana Prins, geboren 10 juli 1806.
Na een jaar, juni 1821, worden er twee weesjongens uit Dordrecht
bij het gezin ingedeeld, en in juli nog twee uit Leiden. Maar
blijkbaar wordt er dan nog niet hard genoeg gewerkt.
Strafkolonie
December 1821 wordt de familie Prins veroordeeld tot de
strafkolonie op de Ommerschans 'wegens onbetamelijke
schuldenlast'. Ze maken daarbij onderdeel uit van een grote
schoonmaak die Johannes van den Bosch die maand houdt waarbij
diverse kolonistengezinnen naar de strafkolonie verdwijnen. Uit dit overzicht
blijkt dat de familie Prins daar op 17 december 1821
aankomt.
Ze worden tweeënhalf jaar vastgehouden.
Najaar 1824 besluit de Maatschappij om zeven gezinnen uit de
strafkolonie vrij te laten en die, in plaats van ze terug te
brengen naar de vrije koloniën, als arbeidersgezinnen te vestigen
in Veenhuizen. Die operatie, beschreven in De bedelaarskolonie
pagina 230, vindt plaats op 14 september 1824 en een van
die zeven gezinnen is dat van Abraham Prins.
Veenhuizen
Ze hebben nu de status van arbeidershuisgezin, zie voor enige algemene
opmerkingen over die bevolkingscategorie. Abraham Prins,
Hester de Jel en dochter Adriana Prins komen in woning 17 van het
eerste gesticht.
Ze staan geregistreerd in het stamboek van het eerste gesticht
met invnr 1571, zie een transcriptie,
en daarna in de stamboeken van arbeidershuisgezinnen met invnr
1573 en invnr 1574, waarvan scans zijn, die zijn te bereiken zoals
helemaal bovenaan de pagina beschreven.
Vertrek
Adriana Prins verlaat het gezin en Veenhuizen met ontslag op 28
maart 1829, maar zij keert op 11 mei 1836 weer
terug. Een jaar later, op 6 mei 1837, treedt zij in het
huwelijk met de arbeiderskolonist-weduwnaar Hermanus Plas,
waarover straks meer.
Dan houden haar ouders het ook voor gezien. Krachtens een besluit
van 8 februari 1837 N24 krijgen Abraham Prins, als de
geboortedatum klopt inmiddels bijna 70 jaar oud, en Hester de
Jel, inmiddels al over de 70, per 19 mei 1837
ontslag. Na een kleine 17 jaar kolonie.
Waarna ik de aandacht richt op de echtgenoot van Adriana Prins.
Aankomst
De gelukkigen arriveren 24 maart 1825 in Veenhuizen.
Daaronder het gezin van Hermanus Plas en Catharina
Plomp dat misschien wel, misschien niet (ik kom er niet
achter) even is gehuisvest in woning 13 van het tweede gesticht
voordat ze gaan wonen in woning 67 van het derde gesticht.
Ze worden eerst geadministreerd in het stamboek van het eerste
gesticht met invnr 1571 op scan 107, en daarna in het stamboek van
arbeidershuisgezinnen met invnr 1573 op scan 16, met invnr 1574 op
scan 15 en met invnr 1575 met scan 41.
Uit de inschrijvingen neem ik de gezinsgegevens over, met
dezelfde kanttekening over de betrouwbaarheid als hierboven bij
Prins gemaakt:
Gezinssamenstelling
● Hermanus Plas is volgens de kolonieadministratie geboren op 3 mei 1784. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met
● Catharina Plomp, geboren 3 oktober 1786.
Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:
● Catharina Plas, geboren 7 mei 1816,
● Hermanus Plas, geboren 25 februari 1819,
en
● Nicolaas Plas, geboren 23 maart 1822.
Kwanselarijen
Op 11 februari 1830 overlijdt de vrouw des huizes Catharina
Plomp. Later dat jaar, op de zitting
van de tuchtraad van 13 juli 1830 komt aan de orde dat zij
van een weesmeisje kledingstukken heeft opgekocht. Omdat zij
overleden is wordt Hermanus Plas door de raad gehoord.
Hij laat weten 'dat hij nimmer van de onderhavige goederen
iets geweten heeft maar dat dezelve na doode van zijne vrouw onder
diens kleedingstukken gevonden zijn'. De raad gelooft dat,
'aangezien zij in Plas niet de man beschouwen, die zich met
dergelijke zoude ophouden', maar ze maant hem wel 'omtrend zijne
dochter een wakend oog te houden, dewelke aanvankelijk in
navolging harer moeder kwanselarijen begon te bedrijven'. Daarmee
is Catharina Plas gewaarschuwd.
Verhuizen
In invnr 1573 wordt aangetekend dat het gezin op een gegeven
moment verhuist van het derde naar het eerste gesticht woning 3.
In het eerste gesticht woont ook het gezin Prins.
Op 31 december 1835 verlaat dochter Catharina Plas
met ontslag het gezin en de kolonie.
Hertrouwen
En dan komen we bij het huwelijk van Hermanus Plas met Adriana
Prins en hebben we de twee gezinnen samen. Als gezegd is dat op 6
mei 1837 en volgens een notitie in invnr 1574 is er
toestemming gekomen via een besluit op 3 april 1837 N28. Uit dit
huwelijk komen de volgende kinderen:
● Johannes Abraham Plas, geboren 21
augustus 1837. Dat is wel heel snel na het huwelijk en
normaliter volgen daar strenge sancties op. Maar blijkbaar is
Hermanus Plas een gewaardeerde kolonist zodat de directie er de
voorkeur aan geeft om hard de andere kant op te kijken en niets te
merken,
● Hester Plas, geboren 7 februari
1839,
● Adriana Plas, geboren 7 oktober
1841,
● Carolina Plas, geboren 20
juli 1845, en
● Petronella Plas, geboren 2
januari 1850.
Vertrekkers
Tussendoor vertrekken de kinderen uit het eerdere huwelijk. Hermanus Plas gaat in militaire dienst op 1 mei 1838, en Nicolaas Plas verlaat met ontslag de kolonie op 8 mei 1840.
Op de
tuchtraad van 1 february 1840 is sprake van een
jonge vrouw die 'de krankzinnige huisvrouw van den kolonist ??
Plas' bewaakt, maar het is onduidelijk wat en wie hier bedoeld
wordt.
Dat is niet het geval als Hermanus Plas op 2 juli 1841
niet op tijd van verlof terugkeert. Hij is er pas weer op 9
augustus 1841. Op de tuchtraad
van 19 augustus 1841 moet hij zich verantwoorden en komt
hij met het verhaal 'in Amsterdam wegens ongesteldheid onder
geneeskundige behandeling te zijn geweest': Dat gelooft de
tuchtraad niet en hij gaat acht dagen de cel in.
Tot slot
Elf jaar later, op 22 oktober 1852 overlijdt Hermanus
Plas.
Op 10 oktober 1853 gaat Johannes Abraham Plas in
militaire dienst. Dat is erg jong, dus vermoedelijk gaat hij naar
het 'Instruktie bataljon' in Kampen, waar jongens van 16 tot 18
jaar worden opgeleid tot onderofficier, maar dat staat er niet
bij.
Dan worden op 15 augustus 1855 Adriana Prins weduwe Plas
en haar vier dochters het woninkje uitgezet en worden ze
ondergebracht in de zalen van het gesticht. Daar is waarschijnlijk
een tuchtzitting aan voorafgegaan, maar daar heb ik geen
transcriptie van. Het duurt tot 31 mei 1859 en dan mogen
ze terug de woning in. Maar later dat jaar neemt de Staat de
gestichten over en waar ze daarna gebleven zijn zou ik niet weten.