Na een paar jaar in de koloniën besluit de familie Reinbergen dat ze hier nooit meer weg willen

De eerste kennismaking tussen de familie Reinbergen en de Maatschappij van Weldadigheid vindt plaats in het bedelaarsgesticht op de Ommerschans. Op 23 juni 1829 levert het stadsbestuur van Leeuwarden hen daar af.

Het gezin bestaat dan uit man, vrouw en de kinderen Antje, 9 jaar, Jurrien, 7 jaar, Frederika, 3 jaar, en Eibertje, één jaar. Ik heb hun inschrijvingen in de bedelaarsregisters in toegang 0137.01 op deze pagina gezet en bovenaan die pagina staat een link naar een uitleg wat je met die letters en cijfers kunt.

Signalementen
Hier doe ik alleen de signalementen van de man en vrouw des huizes (van kinderen werd om begrijpelijke redenen nooit een signalement gemaakt).

Philippus Reinbergen is 1 meter 55 lang, hij heeft een ovaal gezicht, donkerbruin haar en blauwe ogen, een ronde kin en verder geen bijzondere kenmerken.
Catharina Dirksen is 1 meter 58,9 lang, ze heeft een langwerpig gezicht, bruin haar en bruine ogen, een spitse neus, een grote mond en een ronde kin.

Vrijwillig
Ze staan ook in de bedelaarsregisters in toegang 0186, zie de kleine lettertjes hier boven hoe de scans daarvan te bereiken zijn. De invnrs 1448 tot en met 1451 en invnr 1453. Het nummer in de laatste kolom is van hun designatielijst, maar die is volgens mij niet bewaard gebleven.

Bij de invnrs 1449, 1450, 1451 en 1453 staat aangetekend dat ze zich in 1829 vrijwillig hebben aangemeld voor het bedelaarsgesticht. Dat gebeurde vaker als mensen geen mogelijkheden meer zagen zich in hun oude woonplaats te redden.

Bedelaarshuisgezin
Ze worden vanuit de Ommerschans op 11 juli 1829 overgeplaatst naar de zalen in het tweede gesticht te Veenhuizen. Maar gehuwde bedelaars die zich goed gedragen kunnen ook in gezinsverband leven als 'bedelaarshuisgezin' en dat genoegen valt hen ten deel op 27 juli 1829.
Ze komen in een woninkje aan de buitenkant van het eerste gesticht.

Ze staan ook op een 'Nominative Staat van Bedelaars Huisgezinnen gevestigt te Veenhuizen 1e Etablissement' gedateerd 14 augustus 1829, invnr 98 scan 292. Ze staan ook op een op 11 augustus 1829 gemaakte lijst van arbeidersgezinnen, invnr 98 scan 208, maar dat klopt niet want ze zijn geen arbeidersgezin maar bedelaarsgezin. Verschil moet er wezen.

Die lijst bevestigt wel dat ze in woning nummer 13 wonen.

Iets fouts?
Aan het wonen in gezinsverband komt een einde op 2 oktober 1830 als ze worden teruggeplaatst op de zalen van de Ommerschans. Ze zullen dus iets fout gedaan hebben, maar ik weet niet wat. Misschien staat het in een tuchtzitting bij het eerste gesticht, invnr 1618, maar daarvan zijn geen scans dus dat moet op het archief bekeken.

De samenleving heeft nog wel een gevolg, want 1 april 1831 om half tien 's avonds wordt op de Ommerschans Hendrikus geboren, zie de geboorteakte op bonmama. Bij die gelegenheid wordt als beroep van Philippus Reinbergen genoemd 'metselaar'.

Nieuwe kans
Ze krijgen een nieuwe kans om als gezin te leven op 18 maart 1832. Uit latere brieven blijkt dat ze nu een woninkje hebben aan de buitenkant van het derde gesticht te Veenhuizen. Daar wordt geboren Christina, die echt zo heet al verbasteren sommige kolonieklerken door lekker onduidelijk te kliederen de naam, en daardoor het geslacht, af en toe tot Christiaan.

Het is ook vandaar dat Philippus Reinbergen zich gaat roeren. Hij ziet voordelen in het wonen in de koloniën en hij wil dat graag blijvend maken.


Verzoekschrift
Hij begint zijn initiatief met een brief aan de burgemeesters van Leeuwarden, maar die bevindt zich niet in het koloniearchief. Vervolgens is er op 8 december 1834 een verzoekschrift aan 'Den Hoogedelgeboren Heer Meester Faber van Riemsdijk Directeur Generaal der Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid', invnr 154 de scans 140 en 141 met de adressering op scan 142.

Hij meldt dat hij en zijn gezin nu zes jaar in de koloniën verpleegd zijn en

geene de minste schulden bij de Maatschappij hebben, hunne gemaakte schulden door vlijt en naarstigheid niet alleen hebben inverdient maar bovendien een aanzienlijk tegoed
Zoo is het zij suplianten deemoedig smeeken het zijn HoogEdele moogen behaagen hun als arbeidershuijsgezin over te maaken van dat van bedelaarshuijsgezin ...
(...)

Houterig
Hij meldt het al bij de burgemeesters van Leeuwarden te hebben geprobeerd en die hadden hem naar de permanente commissie verwezen. Waarna hij zijn verzoek nog eens herhaalt.

Ze hebben iemand ingehuurd om het verzoekschrift voor hen te schrijven, want hun handtekeningen zijn een stuk houteriger dan de rest van de brief:


Volgende verzoekschrift
Het opschrift op de brief meldt dat de permanente commissie dit bespreekt op 24 december 1834 bij agendapunt 2. Dat moet in invnr 431 zitten (geen scans). Dat heb ik niet gezien, maar de inhoud wordt weergegeven in het volgende verzoekschrift, geschreven door dezelfde hand, op 13 april 1835, invnr 158 de scans 309 en 310 met de adressering op scan 311.

De reactie zou hebben ingehouden dat als

zij suplianten zoude zijn als bedelaarskolonist en huijsgezin onslagen zijn dit konde plaats vinden.
Daar nu de suplianten hun ontslag van wegensch zijn Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken hebben verkreegen, zoo is hunne neederige beede hun thans als arbeiders huijsgezin toetelaaten en opteneemen
de suplianten moogen zich vlijen van een onbesprooken en ijverig gedrag tijdens hun verblijf in hunne vroegere betrekking te hebben gehouden hetwelk desnoodige informatie lijden kan bij Heeren Directeuren der voorschreve kolonies.
Dankbaar hebben zij suplianten het genot der zoo edele als goede inrichting der Maatschappij ondervonden ...
(...)

De directeur
Op 30 april 1835 bij agendapunt 3, moet in invnr 435 zitten, besluit de permanente commissie het verzoekschrift voor advies naar de directeur der koloniën te zenden. Die reageert op 8 mei 1835, invnr 159 scan 170. Hij schrijft over Philippus Reinbergen

dat hij een goed wever zijnde, terwijl zijn oudste zoontje in het weven mede tamelijk bedreven is en ook nog een dochter van hem met breiden eenige verdiensten maakt, dit huisgezin, hetwelk bij het 3e Gesticht in eene buiten woning gevestigd is, in de ruimte in zijn onderhoud voorzien kan, niettegenstaande hetzelve uit 8 zielen bestaan;
dat hetzelve zich ook goed gedraagt en de man van hetzelve, als met eenig opzigt over de wevers belast, ook nog eenigzins nuttig is aan de fabrijk;
waarom ik dan ook tot de inwilliging van zijn verzoek UWEDG advyseren zou...
(...)
 

Maar in de kantlijn van de brief heeft een lid van de permanente commissie geschreven 'kan niet blijven'. Wat de permanente commissie daarover op 25 mei 1835 N5. invnr 436, en op 20 juni 1835 N5, invnr 437, beslist, weet ik niet, maar ik vermoed dat de Reinbergens alleen kunnen blijven als bedelaars.

De directeur weer
Dat valt af te leiden uit de brief van de directeur dd 26 juni 1835, invnr 160 scan 479, waarin hij over het gezin schrijft:

... dat de hoofden van hetzelve mij hebben te kennen gegeven, dat zij zouden verzocht hebben in de koloniën te worden gelaten, mits onder de arbeiders huisgezinnen overgeschreven wordende, terwijl, indien zulks niet mogt kunnen gebeuren, zij hun ontslag wél zouden wenschen te zien uitgevoerd, waarvan ik hen ook niet heb kunnen afbrengen.

Hij meldt ook nog dat Philippus toch niet zo geschikt blijkt om opzicht over de wevers te houden, maar dat is minder belangrijk. Het belangrijkste is dat het er op lijkt dat ze weer terug naar de armoede in Leeuwarden moeten. Maar dan komt er juist uit die stad redding.

Redding uit Leeuwarden
De subcommissie van weldadigheid te Leeuwarden heeft recht op enkele hoeves in de vrije koloniën 'uit de contributie' (een uitleg over dat begrip staat op deze pagina). Daar is een vacature en de subcommissie schrijft op 24 juli 1835, invnr 161 de scans 487 en 488, dat het niet lukt om in de stad een gezin te vinden dat daar naar toe wil. Daarom

... hebben wij bepaald dat Philippus Reinbergen, met zijn gezin, voor rekening van het Stedelijk Bestuur van Leeuwarden in de Ommerschans verpleegd wordende, en die zich reeds vroeger, en nu onlangs voor de tweede maal, tot eene overplaatsing in de vrije koloniën aan ons geädresseerd heeft, in het genot van de door hem verlangde gunst zou worden gesteld.


En nog een keer de directeur
Nu moet de directeur daar weer zijn mening over geven. Dat doet hij op 12 augustus 1835, invnr 162 scan 219. Hij bericht dat het gezin

niet ongeschikt geoordeeld wordt voor een overplaatsing in de gewone koloniën, naardien man en zoon goede wevers zijn en ook landwerk verstaan, welke laatste ook door de vrouw en eene dochter verrigt wordt,  terwijl er op het gedrag van hetzelve, niets ongunstigs valt aan te merken.

Hoera, het is gelukt. Invnr 163 scan 492 toont dat ze op 9 september 1835 als bedelaarshuisgezin worden ontslagen. En diezelfde dag worden ze ingeschreven als bewoners van hoeve 76 van de vrije kolonie Frederiksoord in het stamboek met invnr 1349 op scan 77.

Hier wordt geboren Hermanus Andries en daarmee is het gezin compleet en wordt het tijd voor de gezinsgegevens, met de kanttekening dat dit de administratie is van een particuliere organisatie en GEEN officiële bron, geboortedata in de stamboeken kloppen regelmatig niet.

Gezinssamenstelling
Philippus Reinbergen is volgens die kolonieadministratie geboren 13 juli 1793. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met;

Catharina Dirksen, soms Derksen, soms Dirks, geboren juli 1796. Het echtpaar komt op de kolonie met de volgende kinderen:

Antje Reinbergen, geboren 15 april 1820,
Jurrien Reinbergen, geboren 22 april 1822,
Frederika Reinbergen, geboren 15 december 1825, en
Eibertje Reinbergen, geboren 5 mei 1828.

Op de kolonie komen daar bij:
Hendrikus Reinbergen, geboren 1 april 1831 te Ommerschans,
Christina Reinbergen, geboren 27 december 1833 te Veenhuizen, en
Hermanus Andries Reinbergen, geboren 8 oktober 1836 te Frederiksoord.

Everyday life
Ze draaien nu mee in het dagelijks leven van Frederiksoord zoals dat in de post te volgens is. Invnr 164 scan 109 is een sterktestaat van de kolonistengezinnen in Frederiksoord dd 5 oktober 1835.

Invnr 170 scan 0198 is een besluit van de directeur op 13 april 1836 dat Jurrien Reinbergen assistent wordt van de opzichter over het weven, waarvoor hij twee gulden per week krijgt, plus vijf centen per week extra voor elke wever die aan het werk wordt gezet tot een maximum van één gulden.

Invnr 172 de scans 326 en 328 gaan over de indeling in wijken van Frederiksoord.

Everyday life-vervolg
Invnr 188 scan 553 is een overzicht van de verdiensten van 6 augustus 1837 tot 2 september 1837, wat vooral kan dienen om de werkprestaties van de Reinbergens te vergelijken met andere kolonisten.

Invnr 188 scan 0573 zijn de mutaties in invaliditeit per 1 oktober 1837, en daar zien we dat Philippus Reinbergen dan als invalide wordt aangemerkt.

Ze horen tot de kolonisten die extra steun krijgen in de barre winter van 1838: invnr 191 scan 176, 317 en 322 en invnr 192 scan 34, 39, 51, 165, 166 en 167.

Verhuizing
Op 5 april 1838 verhuizen ze naar hoeve 102 van Frederiksoord. In het stamboek met invnr 1349 verhuizen ze naar scan 103. Ook daar krijgen ze april 1838 nog een toelage: invnr 194 scan 162.

Zoals in dat stamboek te zien hebben ze net als alle gezinnen ingedeelden in huis. Bij de raad van tucht van 8 september 1838, zie deze pagina, getuigt de ene ingedeelde, Johannes Asmus, tegen een ex-ingedeelde bij Reinbergen, Johannes Adrianus Schepman.

Desertie 1
Maar dat is wel de enige keer dat de naam van Philippus Reinbergen valt bij de tuchtraad. Dat kunnen weinigen hem nazeggen. Blijkbaar is hij een braaf kolonist die nooit regels overtreedt. In tegenstelling tot zijn kinderen die bijna allemaal wel iets fouts doen. 

De eerste is Jurrien of Jurjen, die steeds zo geprezen wordt om zijn weven. Hij verlaat, 16 jaar oud, op 12 juni 1838 de kolonie zonder daarvoor toestemming te vragen. In kolonietermen: hij deserteert.

Everyday life weer
Augustus 1838 is er opnieuw sprake van een extra toelage: invnr 199 scan 401 en 402.

Invnr 223 scan 239 geeft de verdiensten en schulden over het jaar 1839. Het gaat niet goed, het gaat helemaal niet goed, het vertrek van Jurrien lijkt een klap voor het gezinsinkomen. De 51 gulden tekort per 1 januari van het jaar is op 31 december opgelopen tot 221 gulden.

De inschrijving loopt vanaf 1841 door in het stamboek met invnr 1350 op scan 109.


Desertie 2
Antje Reinbergen is de volgende die de kolonie verlaat zonder te vragen of het goed is. In het stamboek staat genoteerd dat zij 30 juni 1843 deserteert, maar dat lijkt me de dag te zijn dat de kolonieleiding het door heeft.

Want eerder al, op 18 juni, is zij te Vledder in het huwelijk getreden met de kolonistenzoon Peter of Pieter Hendrik Rutten. Hun kinderen worden geboren in Noordwolde, dus hoogstwaarschijnlijk in het semi-illegale huttendorp van zelfgebouwde plaggenhutten. Zie over de familie Rutten deze pagina.

Terug naar every day life
Invnr 280 scan 595 is een extract uit het rekeningboek per 1 juli 1843. Ze hebben op de rekening van oververdiensten 56 gulden schuld opgelopen.

Invnr 295 scan 869 is hetzelfde per 1 juli 1844. Een schuld van 84 gulden. Maar Leeuwarden heeft een vrijwillige bijdrage geleverd, wat inhoudt dat de stad de 50 gulden huur per jaar betaalt die vanaf 1843 verplicht is.

invnr 303 scan 703 somt op welke kinderen niet langer naar school hoeven. Eibertje, hier geschreven als IJbertje wordt 'voorwaardelijk' van ter school gaan ontslagen. Uit het overzicht blijkt dat de kinderen Reinbergen hun scholing gehad hebben op de hoofdschool van kolonie 1, bij meester Aukes.

Verhuizing
Op 13 november 1845 wordt het gezin overgeplaatst naar hoeve 133. Ze staan nu op scan 140 van het stamboek met invnr 1350. En blijkbaar gaat het dan steeds beter. Op de stand per 1 juli 1846, invnr 325 scan 192, heeft het gezin een krediet van 58 gulden. En op de stand per 1 juli 1847, invnr 344 scan 681, staat ze ook positief: 34 gulden.

Vanaf 1848 loopt de inschrijving door in het stamboek met invnr 1351 op scan 143.

Strafkolonie
Frederika Reinvergen wordt eind 1848 voor onbepaalde tijd verbannen naar de strafkolonie op de Ommerschans, waar ze blijkens dit overzicht op 12 oktober 1848 aankomt. Daar moet een veroordeling door de Raad van Tucht aan vooraf gegaan zijn, maar daarvan heb ik (nog) geen zittingsverslag kunnen vinden.

Waarom ze naar de strafkolonie moet is echter wel duidelijk: ongehuwde zwangerschap. Zij bevalt op 17 december 1848 van Hendrika Catharina Reinbergen. Daarna wordt ze nog een tijdje vastgehouden en op 14 februari 1850 verlaten moeder en dochter de koloniën.

Desertie 3
In de tussentijd is er alweer eentje gedeserteerd. Eibertje Reinbergen verlaat op 26 september 1849 clandestien de kolonie. Ze treedt die dag in het huwelijk met de kolonistenzoon Abraham Jacobus Koenrades. Zie over de familie Koenrades deze pagina. Ook dit stel lijkt zich te vestigen in de hutten onder Noordwolde.

Over Koenrades gesproken... Frederika Reinbergen trouwt kort na haar zojuist genoemde vrijlating uit de strafkolonie met de kolonistenzoon Jan Zonnenberg. Maar die overlijdt in 1853 en dan hertrouwt ze in 1857 met  Hendrik Bernardus Koenrades.

Desertie 4
Hendrikus Reinbergen, die soms in de stukken voorkomt als Heinrich, gaat op 15 mei 1851 in militaire dienst, hij keert daarvan terug op 9 oktober 1851. Dan houdt hij zich een jaartje rustig en daarna deserteert hij op 6 september 1852.

Een paar jaar later, in 1855, trouwt hij met Antonetta Sophia Koenrades. Dus ja, je mag wel zeggen dat de banden tussen de families Reinbergen en Koenrades hecht zijn, ja.

Desertie 5
In 1853 wordt alles op de kolonie hernummerd en dan heeft de hoeve waar ze wonen voortaan het nummer 62. In datzelfde jaar neemt ook Christina de benen. Volgens het stamboek op 1 juni 1853, maar dat lijkt me ook weer stug want ze is al op 24 mei getrouwd.

Blijkbaar zijn de Koenrades op, want de bruidegom heet Gerrit Mulder. Hij zou te Willemsoord geboren zijn, maar dat kan ik eerlijk gezegd niet vinden.

Opvolger
Dan is er nog maar eentje thuis, Hermanus Andries Reinbergen, al probeert de directie de leegte te verbloemen door er enorme hoeveelheden ingedeelden bij te stoppen. Geboren te Frederiksoord is Hermanus Andries blijkbaar niet zo'n wegloper.

Hij trouwt 8 november 1860 met de kolonistendochter Henderika Geurdina Evers en wordt per die dag de opvolger van zijn ouders op de hoeve in Frederiksoord. Die ouders besluiten daarna hun laatste jaren in hun geboortestad door te brengen en vertrekken op 5 december 1860 die kant op.

Woonplekken/scans
In principe doe ik dingen na 1859 niet, dus ik neem hier alleen de gegevens over uit de kolonistendatabase. Het echtpaar Reinbergen-Evers staat volgens die database op de scans van:
▪ invnr 2999, hoeve 62
▪ invnr 3000, hoeve 22
▪ invnr 3001, hoeve 8
▪ invnr 3001, hoeve 22
▪ invnr 3002, hoeve 8
▪ invnr 3002, hoeve 22
▪ invnr 3003, hoeve 22
▪ invnr 3004, hoeve 22
▪ invnr 3005, hoeve 22
▪ invnr 3005, hoeve 37.
 

Kinderen
De kolonistendatabase meldt de volgende kinderen uit het huwelijk Reinbergen-Evers:

▪ Philippus Reinbergen, geboren 4 augustus 1861,
▪ Naleke Reinbergen, geboren 9 april 1863,
▪ Hendrik Reinbergen, geboren 26 mei 1865,
▪ Hermanus Andries Reinbergen, geboren 13 april 1869,
▪ Anna Catharina Reinbergen, geboren 6 december 1872,
▪ Hendrika Cornelia Reinbergen, geboren 7 maart 1875,
▪ Jurrien Reinbergen, geboren 21 juni 1878, en
▪ Johannes Hendrikus Reinbergen, geboren 11 mei 1882.

Drie van de kinderen blijven in Frederiksoord en er wonen tot in de twintigste eeuw Reinbergens in de kolonie.