De ronduit rommelige koloniale carrière van het gezin van Jan Rutte(n) en Johanna Sanders uit Nijmegen, die hen langs diverse baantjes en koloniën voert

De subcommissie van weldadigheid te Nijmegen mag eind 1825 een plek vullen van een arbeidershuisgezin. Zie enkele algemene opmerkingen over arbeidershuisgezinnen en vandaar kun je doorklikken naar een pagina met de eerste arbeidersgezinnen in het derde gesticht, met daarbij ook de familie Rutte.


Aankomst

Want Nijmegen draagt het gezin van Jan Rutte en Johanna Sanders voor. De permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid accepteert de voordracht op 26 november 1825, zie designatie 54 in het designatieregister 1825. En op 14 december 1825 komt het gezin in Veenhuizen aan.

Stamboek

Ze staan geadministreerd als bewoners van diverse woningen in het derde gesticht te Veenhuizen in het stamboek van het derde gesticht met invnr 1572 op scan 131. Zie bovenaan de pagina hoe die scans te bereiken zijn.

Van deze en latere inschrijvingen neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling

● Jan Rutte(n) is volgens die kolonieadministratie geboren op 8 maart 1785. In genealogieën op internet wordt genoemd 1781 en geboren te Hatert. Hij is net als de rest van het gezin "Roomsch". Hij is getrouwd met:

Johanna Sanders, geboren 8 september 1784. Ze hebben bij aankomst de volgende vier kinderen bij zich:

Maria Helena Rutte, geboren 6 januari 1814,
Pieter Hendrik Rutte, geboren 29 oktober 1818,
Maria Rutte, geboren 13 februari 1821, en
Gerardus Rutte, geboren 29 maart 1824.

In Veenhuizen komt daar bij:
Johanna Maria Rutte, geboren 8 september 1827.


Wijkmeester

In het personeelsregister met invnr 997 (daarvan zijn geen scans) op folio 58 staat dat Jan Rutten op enig moment wordt aangesteld als wijkmeester. Later heet het dat hij specifiek 'wijkmeester over de buiten bewoners bij het Gesticht N3' is. Als alle wijkmeesters verdient hij ƒ 5,20 per week.

Voor zover gedocumenteerd is hij in die functie erg actief.

Activiteiten als wijkmeester-1

Op de zitting van de raad van tucht voor arbeidershuisgezinnen van 8 september 1829 wordt behandeld 'eene aanklagte door den Wijkmeester Rutten tegen den arbeiders kolonist Mollenbeek & deszelfs huisvrouw houdende dat zij zich zonder permissie eene nagt van het Gesticht verwijderd hadden'.

En daarna 'eene dito door denzelfden Wijkmeester ingebragt tegen den kolonisten arbeider Pegman bevattende mede eene verwijdering van het Gesticht zonder permissie'. Oftewel: je komt als arbeidersgezin niet weg zonder dat wijkmeester Rutte het merkt

Activiteiten als wijkmeester-2

Maar blijkbaar strekken zijn zorgen zich ook uit tot de weeskinderen die op de zalen in het derde gesticht wonen. Twee dagen na bovengenoemde tuchtzitting, 10 september 1829, schrijft de adjunct-directeur een opsporingsbericht uit, zie hier, voor 'de wijkmeester met name Jan Rutten om zich te begeven naar de Grietenij Oostdongeradeel om daar een weesmeisje op te halen. En daarna naar Leeuwarden voor een weesjongen.

De missie mislukt geheel, maar daar kan Jan Rutte niks aan doen. De weesjongen is in militaire dienst gegaan en het weesmeisje is te ziek om te reizen.


Activiteiten als wijkmeester-3

Daarna gaat het weer steeds over arbeiderskolonisten en via de tuchtraad. Op de zitting van 25 januari 1830 wordt een door Jan Rutte opgesteld proces-verbaal geciteerd. Het gaat over een uit de hand gelopen conflict tijdens nieuwjaar 1830, beschreven in De strafkolonie pagina 114. De tuchtraad komt er niet helemaal uit en de zaak krijgt een maand later een vervolg, maar dan hebben ze Jan Rutte niet nodig.

Maar op die zitting van 25 februari 1830 ligt er alweer een volgende proces-verbaal van wijkmeester Rutte, dit keer over twee arbeiderskolonisten die slaande ruzie hebben gekregen over een duif, bij welk conflict ook 'een mes' een rol speelt. Dit conflict is beschreven in De strafkolonie pagina 114-115.

Activiteiten als wijkmeester-4

Op de zitting van 5 mei 1830 komt ter sprake dat Jan Rutte een aantal arbeiders heeft bezig gezien met 'het braden en kooken van spek, waaraan een bedorven lugt merkbaar was'. Op advies van de onderdirecteur had Rutte daarop het bedorven spek begraven 'ter voorkoming van nadelige gevolgen'

En op de zitting van 12 augustus 1830 heeft Jan Rutte 'den Arbeiders Kolonist Mollebeek en Vrouw aangeklaagd, wegens het verlaten van de kolonie zonder permissie, van beschonken terug gekomen te zijn, en daarna onrust in huis verwekt te hebben'.

Ontslag als wijkmeester

Maar dat was het dan wel, want bij besluit van 11 februari 1831 wordt besloten: 'De arbeiderskolonist Rutte, tot hiertoe als wijkmeester over de buiten bewoners bij het Gesticht N3 geemployeerd, wordt uit die betrekking ontslagen en als arbeiders kolonist terug geplaatst'.

Aan het besluit te zien is dat niet uit ontevredenheid over zijn functioneren, maar louter een gevolg van een veranderde organisatie. Ze staan nu in het stamboek van arbeidershuisgezinnen met invnr 1573 op scan 31.

Er blijkt nu ineens nog een dochter bij het gezin te zijn, die waarschijnlijk eerst niet mee uit Nijmegen was gekomen:

Geertruij Rutte, geboren 6 januari 1817.

Zaalopziener Ommerschans

Al na enkele maanden heeft Jan Rutte een nieuwe baan. Hij wordt bij besluit van 13 april 1831 N8 'voorloopig' aangesteld als zaalopziener op de Ommerschans. Dat verdient ook f 5,20 per week. Hij staat nu in het personeelsregister met invnr 997 op folio 21. Het gezin woont nu in een zaalopzienerswoning tussen twee zalen met bedelaars op de Ommerschans.

Het gaat niet lang duren. In een rapport op 9 april 1832 meldt de directeur der koloniën: 'Daar intusschen Rutte, te Ommerschans, mede niet voldoet, heb ik de eer UwEdG voor te stellen, om deze te ontslaan, en als arbeider naar Veenhuizen te doen terugkeren.'

Terug in Veenhuizen

Jan Rutte wordt bij besluit van 28 september 1832 N15 ontslagen als zaalopziener en ze keren op 1 november 1832 als arbeidershuisgezin naar Veenhuizen terug.

Maar oudste dochter Maria Helena heeft wat opgelopen op de Ommerschans. Ze bevalt op 26 februari 1833 van een zoontje, dat ze Peter Rutten laat dopen. Dat is vreemd, want meestal komt in dit tijdvak alleen de naam Pieter (met een 'i') voor. De tuchtraad voor Arbeiders Huisgezinnen van 28 maart 1833 vraagt een tikje verbaasd 'waarom zij haar zwangerschap tot het ogenblik harer bevalling zoo bedekt heeft gehouden en zelfs nog een dag te voren, een van de zwaarste veld arbeid had verrigt'.

Bevreest

'Zij geeft hierop in het kort te kennen dat zij bevreest was dat hare ouders ingeval zij het hun bekend maakte haar de deur zouden uitzetten en dan geen heenkomen wetende zich aan ellende zag bloot gesteld.' Die ouders lijken mij eerlijk gezegd ook niet al te alert dat ze niet gezien hebben dat hun dochter zwanger is.

De veroorzaker van de zwangerschap blijkt een bedelaar te zijn die als Georg Lehrer wordt aangeduid. Helmuth Reinhart van bonmama.nl wees mij er op dat bedoeld zal zijn Johannes Georg Leicher, zie hier, wiens opname in het bedelaarsgesticht helemaal klopt met de tijdlijn van Maria Helena.

Strafkolonie

De gebruikelijke straf voor ongehuwde zwangerschap is een verbanning voor onbepaalde tijd naar de strafkolonie op de Ommerschans, waar Maria Helena en haar kind blijkens dit overzicht op 10 juli 1833 aankomen.

Bij het 'jaarlijksch onderzoek van de strafkolonisten te Ommerschans, terzake hunner terugplaatsing' van 25 september 1833 wordt opgemerkt dat zij nog te kort in de strafkolonie zit om teruggeplaatst te kunnen worden naar haar ouders.


Ordentelijk en inschikkelijk gedrag

Maar twee jaar later, op 25 september 1835, is het oordeel van de toezichthouder: 'Dit meisje heeft zich van het begin af aan dat zij hier gekomen is zeer ordentelijk en inschikkelijk gedragen, en het ware te wenschen dat zij zich met haar kindje N. 53 wanneer de Commissie dezelve bij haar ouders te Veenhuizen wilde terugplaatsen, verder zoo gedroeg.'

En de adjunct-directeur van de Ommerschans adviseert: 'Dit meisje is hier wegens onzedelijkheid doch uit hoofde ik omtrent haar gedrag ook geene klagten heb gehad adviseer ik om haar terug te plaatsen.'

Op 21 november 1835 is Maria Helena, plus kind, weer bij de familie in Veenhuizen.

Voerman en hoeveknecht

Haar vader Jan Rutte mag dan geen officiële baan meer hebben, maar hij wordt blijkbaar nog steeds gebruikt voor de betere klussen van allerlei aard. Zo is hij 28 januari 1836 voerman van Veenhuizen naar de Ommerschans als onderweg een echtelijke ruzie eindigt in een aanval met een mes, zie dit verhaal op Vele Handen, ook verhaald op pagina 157 van De strafkolonie.

En in een overzicht van In de maand november 1836 uitbetaalde salarissen bij het derde gesticht te Veenhuizen, invnr 178 scan 293, staat hij als een van de 'hoeveknechts' die werken op een van de grote boerderijen op het land rond de gestichten.

De wegen scheiden

Ze staan inmiddels in het stamboek van arbeidershuisgezinnen met invnr 1574 op scan 24. Daar staat vermeld dat zoon Pieter Hendrik Rutte op 1 mei 1837, dus op de gebruikelijke leeftijd, in militaire dienst gaat.

En op 22 augustus 1837 scheidden zich de wegen van het gezin Rutte en de Maatschappij van Weldadigheid, ze verlaten die dag met ontslag de koloniën.


Willemsoord

Mooi niet! In 1838 mag de subcommissie Nijmegen een gezin in de vrije koloniën plaatsen 'uit de contributie'. Zie een uitleg van dat begrip. Ze vinden dat het gezin Rutte-Sanders wel in aanmerking komt en de Maatschappij heeft geen bezwaar, zodat ze op 13 september 1838 aankomen in de vrije kolonie Willemsoord. Ze zijn dus één jaar en een kleine maand buiten de koloniën geweest.

Ze worden gehuisvest in hoeve 83 van die kolonie. Die hoeve is later afgebroken, maar stond op wat nu Koningin Wilhelminalaan 52 is, kadastraal Steenwijkerwold B 131, coördinaten 52.833586 en 6.083786. Er staan nu een nieuw gebouwde woning.

Ze staan geadministreerd in het stamboek Willemsoord met invnr 1361 op scan 84 en daarna in het stamboek met het invnr 1362 op scan 86.

Mutaties

Het eerste dat opvalt is dat de twee oudste dochters er niet bij zijn, zowel Maria Helena van 1814 als Geertruij van 1817 ontbreken. Die zoeken dus hun eigen weg in de gewone maatschappij. Het gezin telt zodoende de kinderen Maria, Johanna Maria en Gerardus. Hoewel... Bij besluit van 7 oktober 1840 N21 wordt vastgesteld dat Gerhardus Rutte niet Gerhardus Rutte heet maar Gradus Rutte.

Dankzij de subcommissie van weldadigheid te Nijmegen blijft ook het onechte kind van Maria Helena bij hen in huis. De subcommissie betaalt 60 gulden per jaar, zie op deze pagina tussen E116 en E117, zodat Peter of Pieter Rutten ook in de vrije koloniën bij zijn grootouders kan blijven wonen en Maria Helena in de gewone maatschappij de handen vrij heeft.


Schoolverzuim

Op de zitting van de kleine raad van zaterdag 24 juli 1841 krijgt het gezin een boete van 20 centen omdat een kind de school heft verzuimd. Dat zal dan gaan om de nog leerplichtige Peter. En 20 cent is een dubbele boete dus ze hebben hem vaker dan één keer van school weggehouden.

Op de zitting van 19 februari 1842 wordt er om dezelfde reden tien cent beboet. Ik heb van lang niet alle kleine raad-zittingen transcripties, maar bij wat ik heb is het bijna altijd raak.

Bijvoorbeeld op de zitting van 5 maart 1842 is het weer 20 centen. Of het gezin vindt het niet zo belangrijk dat Peter naar school gaat of hij ziet het zelf helemaal niet zitten??


Verhuizing

Op 16 april 1842 wordt het gezin overgeplaatst naar hoeve 105 van Willemsoord. Die hoeve is ook later afgebroken, maar stond op de Löhnislaan, kadastraal Steenwijkerwold B 211, coördinaten 52.827400 en 6.086850. Dat is in het gebied dat bekend staat als 'De Pol'. In het stamboek met invnr 1362 staan ze nu op scan 108.

In dat stamboek is geboteerd dat op 25 juni 1842 Pieter Hendrikus Rutte terug keert na vijf jaar militaire dienst.

Bij de zitting van de kleine raad van 13 augustus 1842 'zijn ingekomen de lijsten der afwezig geweest zijnde schoolkinderen van de vorige week'... en jawel hoor, 10 centen boete voor het gezin.

Roggediefstal

Ernstiger is dat de nog maar kortgeleden teruggekeerde Pieter Hendrik met de tuchtraad te maken krijgt. Bij de raad van toezicht van Willemsoord van 2 september 1842, bijlage 1 op deze pagina, wordt minutieus en hilarisch uit de doeken gedaan hoe Pieter 'een peuluwzak gevuld met rogge' probeert te ontvreemden, wat echter leidt tot een opstootje waar zo te lezen de halve buurt bij aanwezig is.

Als het bij de raad van policie en tucht behandeld wordt, hoger op de pagina, wordt voorgesteld om Pieter van de kolonie af te zetten. Dat gebeurt ook, in het stamboek is genoteerd dat hij op 29 oktober 1842 met ontslag vertrekt.

Hij trouwt in 1843 in Vledder met de kolonistendochter Antje Reinbergen, lid van een familie over wie deze pagina gaat. Hun kinderen worden geboren in Noordwolde, dus hoogstwaarschijnlijk in het semi-illegale huttendorp van zelfgebouwde plaggenhutten.

Er is bij de raad van toezicht een lichte suggestie dat zijn ouders ook van de diefstal af weten. Daar is geen bewijs voor, maar ze worden wel in de gaten gehouden.


Niet veel bijzonders

Het dreigt eentonig te worden maar op de zitting van de kleine raad van 4 maart 1843 wordt bij Rutten tien cent ingehouden. En dan te bedenken, nogmaals, dat ik de meeste kleine raadzittingen niet heb getranscribeerd.

Maar dan: de tuchtraad wordt voorbereid door de raad van toezicht van Willemsoord van 1 augustus 1843, bijlage 1 op deze pagina, Daar wordt duidelijk dat Rutte veel minder oogst heeft ingeleverd dan vooraf was getaxeerd, 'dat ook vast verwaarloost of verkocht is'. De excuses van Rutte maken weinig indruk en de raad noteert: 'vooral de Vrouw van Rutten is dan ook wel als niet veel bijzonders bekend'.


Ongeschikt

Een dag later is de tuchtzitting, hoger op de pagina bij puntje 3. Zelfde verhaal over tekorten en zelfde excuses, met als conclusie dat het gezin 'zeer ongeschikt is voor de gewone kolonien' en als voorstel ze 'voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de arbeiders kolonisten te Veenhuizen'.

De uitgaande post van de permanente commissie 21 augustus 1843 N24, invnr 543, heb ik niet gezien, maar daar is sprake van een verzoekschrift van de 'gewone kolonist J. Rutten om verschoond te worden van de overplaatsing naar Veenhuizen'. Dat wordt in advies gehouden en erover besloten wordt bij de uitgaande post 31 augustus 1843 N27, ook invnr 543: 'Besluit over adres gewone kolonist J. Rutten om verschoond te worden van de overplaatsing naar Veenhuizen.'

Weer terug in Veenhuizen

Dat heb ik ook niet gezien, maar dat hoeft niet, want op 12 september 1843 gaan ze terug naar Veenhuizen. (NB: In de kolonistendatabase staat dat ze in 1849 teruggaan, maar dat klopt niet.)

Ze staan nu op scan 34 van het stamboek van arbeidershuisgezinnen met invnr 1574. Het gekrabbel in de linkerkantlijn werkt de indruk dat ze diverse keren verhuizen en uiteindelijk niet in het gebouw wonen, maar in de veenderij.

Het slot

En hier houdt het op:

■ De man des huizes Jan Rutte overlijdt 25 maart 1844.

■ Al snel gevolgd door de vrouw des huizes Johanna Sanders die op 8 april 1844 overlijdt.

■ Dan gaat Gradus Rutte 'als nummerverwisselaar in militaire dienst' op 20 mei 1844.

En dan zit de Maatschappij dus nog met de 23-jarige Maria, de zestienjarige Johanna Maria Rutte en het kleinkind, de elfjarige Peter Rutte in de maag. Het is prijzenswaardig dat ze haar verantwoordelijkheid neemt en Maria en Johanna Maria op haar eigen kosten op 12 juni 1844 naar de vrije kolonie Willemsoord haalt, waar ze worden ingedeeld bij koloniale gezinnen.

Of ze kleinkind Peter/Pieter ook op eigen kosten in Willemsoord plaatst of dat de subcommissie Nijmegen nog steeds 60 gulden per jaar voor hem betaalt, is mij niet duidelijk. En... gezien de rommelige administratie denk ik dat de Maatschappij dat ook NIET weet.

Maria

Maria Rutte begint op hoeve 110 bij de kolonist Hendrik Wulfling, gaat 19 december 1844 over naar hoeve 149 bij de kolonist Patarelli en gaat 3 april 1845 naar hoeve 132 bij de kolonist Hermanus Meere, met welk gezin ze op 12 april 1845 meeverhuist naar hoeve 136 en vandaar deserteert ze, tegelijk met de achttienjarige zoon des huizes, op 26 mei 1845. De verhuisbewegingen zijn voor de liefhebbers allemaal te volgen op de scans van invnr 1362. Evenals:

Johanna Maria

Johanna Maria Rutte en Peter Rutte gaan samen naar hoeve 96 bij de weduwe Lutgering, maar Johanna Maria gaat 12 september 1844 naar hoeve 90 bij de kolonist Martinus Brouwer, gaat 9 januari 1845 naar hoeve 100 bij de kolonist Henricus Kok en deserteert dan van de kolonie vier dagen vóór haar oudere zus, op 22 mei 1845.

Peter

Peter Rutte wordt ontzettend vaak overgeplaatst en dat is een veeg teken. Hij gaat 7 augustus 1845 van nummer 96 bij de weduwe Lutgering naar hoeve 110 bij de kolonist Hendrik Wulfling en blijft daar tot 2 januari 1847, als zijn twee halfzussen al lang van de kolonie weg zijn. Dan gaat hij naar hoeve 87 bij kolonist Theodorus Gutseloe, vervolgens op 8 mei 1847 naar hoeve 83 bij kolonist George Lindeman en op 2 december 1847 naar hoeve 70 bij kolonist Martinus Brouwer en op 3 februari 1848 naar hoeve 148 bij kolonist Harmen Beekman.
Hij gaat 7 september 1848 naar hoeve 142 bij kolonist Martinus Helder en 8 november 1849 naar hoeve 168 bij kolonist Gijsbertus Verhoeks, op 11 mei 1850 naar hoeve 146 bij kolonist Leonardus Wolbers, op 28 juni 1851 opnieuw naar hoeve 142 bij kolonist Martinus Helder en vandaar gaat hij als plaatsvervanger in militaire dienst op 15 april 1852.

Dan zijn ze allemaal weg.