Wiewaswie
Riekel Smit trouwt 13 november 1817 te Zwolle, beroep opperwachtmeester (volgens een latere akte opperwachtmeester bij het 3e eskadron afdeling kuirassiers no. 3), geboren 28 augustus 1793 (volgens zijn overlijdensakte is hij die dag geboren te Leeuwarden), zoon van Jacob Levie Smidt, horologiemaker, en Trijntje Heerkens,
met Maria Elisabeth Waldschmit (komt ook voor als
Walsmidt en Waldsmith, volgens haar overlijdensakte geboren in
1789-1790 te 's Hertogenbosch), dochter van Johann Henrich
Waldschmit, vleeshouder, en Petronella Schildebrand.
In de kolonie
Hij duikt voor het eerst op in de annalen van de kolonie op 13 december 1823, invnr 67. De nieuw gestichte kolonie Veenhuizen is in afwachting van de eerste bewoners als de directeur der koloniën schrijft:
(...)
en dat ik voornemens ben bij de eerste aankomst der kolonisten de fungerende boekhouder Smit van kol. no.1 als boekhouder voor het personeel van het instituut of binnen, derwaards te zenden,
Wat inhoudt dat hij als boekhouder te Frederiksoord (kolonmie 1)
is begonnen. Volgens zijn eigen zeggen (zie verderop) is hij daar
sinds 29 augustus 1823.
Naar Veenhuizen
Op 20 december 1823, ook invnr 67 doet de directeur een
voordracht. Na te hebben gemeld dat Riekel Smit als fungerend
boekhouder momenteel vijf gulden per week verdient, schrijft hij:
Sedert eenigen tijd de functien van boekhouder op kolonie no.1 & 2 waarnemende, heeft hij zich immer onderscheiden door ijver en kunde in het uitoefenen zijner werkzaamheden, de ondergetekende stelt alzoo voor om dezen persoon te benoemen tot boekhouder binnen het geschicht te Veenhuizen, op het gewoon salaris van ƒ7- 's weeks.
Bij besluit
van 31 december 1823 gaat de permanente commissie van de
Maatschappij van Weldadigheid hiermee akkoord.
Het wordt de volgende dag ook aangetekend bij designatie 114 in
het designatieregister
1823.
Certificaat
Op 16 juli 1824 laat Riekel Smit zich een certificaat van
goed gedrag uitreiken door de directeur der koloniën, invnr 70
scan 111 (zie bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn).
Waarom hij die behoefte gevoelt, weet ik niet, maar het komt hem
goed van pas als er later dat jaar klachten opduiken.
De ondergeteekende Directeur der koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid, certificeerd bij dezen dat Riekel Smit, zedert eenige tijd in de kolonie te Veenhuizen als boekhouder geëmployeerd, van een goed en onberispelijk gedrag is, zijne verpligting trouw, eerlijk en met ijver vervuld, en hij Direkteur hem alzoo gaarne in zijne betrekking als boekhouder in opgemelde kolonie wenschte te behouden.
En is dit certificaat aan genoemde boekhouder Smit uitgereikt omme te dienen daar en waar zulks mogt worden vereischt.
Frederiksoord den 16 july 1824 W. Visser
Verdediging
Op 5 oktober 1824, invnr 71 scan 54 en 55, schrijft Riekel Smit een verdedigingtegen klachten die over hem binnengekomen zijn. Hij beweert eerst niet te weten waar het over gaat, maar vraagt daarna hem zijn fout te vergeven, dus hij weet best waar het over gaat. Mogelijkerwijs - want dat komt het meest voor - is hij een keer buiten de kolonie dronken geweest, maar dat is speculatie, want dat staat er niet:
Geefd met den diepsten eerbied te kennen Riekel Smit, zedert 29 augustus 1823 in de koloniën der Maatschappij van Weldadigheid geëmploijeerd en laatstelijk boekhouder in het gesticht te Veenhuizen, dat hij tot zijn grievendst leedwezen van zijne functien in die kwaliteit voor eenige dagen is gesuspendeerd en zoo hij gehoord heeft zijn ontslag zoude erlangen, om tegen hem ingebragte klagten, waarvan hem hoegenaamd geene bekend zijn, dan alleen dat hij met den boekhouder Rensing zonder permissie van de Here Adjunct Directeur Poelman naar Norg en Frederiksoord zoude zijn gegaan.
Overtuigd van altijd zijnen pligt getrouw en met ijver waargenomen te hebben, waarvan hij zich durfd te beroepen op het getuigenis van den WEGestr: Here Falck en WelEd: Here Reese, en daarbij nog de eer heeft de Permanente Commissie hierbij nog bewijs overteleggen van een onlangs ontvangen certificaat van den Here Directeur, waage hij het zich tot haar te wenden, met bede hem zijne fout voor deze maal te vergeven en te smeken hem niet geheel te verstoten en in een der colonien of algemeen Bureau geemployeerd te laten, zullende hij door zijn gedrag tonen, de achting zijner superieuren waardig te zijn; zo als hij ook bij de laatste jaarlijksche inspectie van den WEDGest: Here Faber van Riemsdijk met vergenoegen de goedkeuring over zijne werkzaamheden wegdroeg, en ook dezelve tot den dag toe bijgewerkt, aan den Here Travers volgens bijgaande bewijs overgaf.
Hij smeekt de Permanente Kommissie te meer in aanmerking te nemen, hoe groot zijn ongeluk niet zoude zijn, met ontslag af te moeten gaan, daar hij gehuwd zijnde in eens zijne onschuldige vrouw en drie kleine kinderen, waarvan de jongste slechts een half jaar oud is en die het ongeluk hunner vader nog niet beseffen in armoede gedompeld zouden zien; dat dus op hem met een oog van medelijden worde neder gezien doet hem op het blijde vooruitzicht hopen, van niet geheel verstoten te zullen worden.
Kinderen?
Van die genoemde drie kinderen kan ik er op wiewaswie maar twee vinden:
● Catharina Smit, geboren 18 februari 1818 te
Zwolle, en
● Riekel Heros Smit, geboren 21 maart 1824 te
Veenhuizen.
Steunverklaring
Smit voegt dus de verklaring van de directeur er bij en hij heeft
meer bijlagen. Om te beginnen een door hem opgestelde verklaring,
gedateerd 22 september 1824, die hij door bijna alle
employés bij het eerste gesticht heeft laten ondertekenen:
De ondergeteekenden allen geëmployeerde in en buiten het gesticht der Maatschappij van Weldadigheid te Veenhuizen, verklaren bij dezen niets op het gedrag van den boekhouder Smit, gedurende 9 maanden in genoemd gesticht geemployeerd geweest te zeggen hebben, dat hij de kameraad en vriend van ons allen was, en wij alzo met leedwezen zien, dat genoemde boekhouder Smit, naar eene der andere koloniën is overgeplaatst.
Veenhuizen den 22 september 1824
Rensing, speciaal boekhouder
den onder Direkteur der fabriekwerken J. Kalbfleisch
L.H. Bandering, onderdirecteur
H. Smit, heel en vroedmeester
J.P. Bachers, zaalopziener
P. Oost, wijkmeester.
L. Vrieze
C.A. Brands, magazijnmeester
A.G. Los. zaalopzigter
J. Danens
Overdracht
En een andere bijlage, gedateerd 25 september 1824, is
een verklaring hoe keurig hij zijn boeken heeft overgedragen, want
zo ver is het dus al gekomen en zo dicht hangt hij blijkbaar al
tegen zijn ontslag aan:
Den ondergeteekende verklaard mits dezen op heden den 25 september 1824 in de vereischte order overgenomen te hebben alle boeken, papieren, bewijzen enz. de administratie van het binnen gesticht der kolonie te Veenhuizen aanbetreffende, tot den dat toe bij geschreven en aangewerkt, voor zo verre alles van het algemeen Bureau was ingekomen.
Aldus naar waarheid opgemaakt in het gesticht te Veenhuizen den 25 september 1824 Travers
Door mij bekrachtigd den Onder Directeur binnen het gesticht Textor
1825
Op de achterkant van zijn verdediging, invnr 71 scan 56, heeft de
permanente commissie genoteerd dat ze de brief in handen stellen
van den Heer 2de Assessor. Dat is de deze periode voortdurend in
Veenhuizen aanwezige Johannes van den Bosch. Hoe die het oplost
weet ik niet, maar ik veronderstel dat hij Riekel Smit nog een
kans geeft, want het volgende jaar, 17 mei 1825, invnr 73,
schrijft de directeur over twee nieuwe sollicitanten die zich
aangemeld hebben:
(...)
wij vinden ons nog te meer in de verpligting deeze beide personen niet aftewijzen, daar de geempl. Smit zich sedert eenigen tijd weder wanzedelijk gedragen, en wij wel vooruitzagen dat dit zijne finale verwijdering zoude ten gevolge moeten hebben; gepasseerde zondag vond ik hem daar ook zodanig dat ik dadelijk besloot zijn ontslag bij de Permanente Kommissie te zullen vragen, en zonder hem van dit voornemen te informeeren, heeft hij zich zelf zodanig schuldig gevoeld dat hij de gevolgen van zijn gedrag niet durfde aftewagten en met gister morgen zeer vroeg in stilte vertrokken.
Tot slot
Het is niet helemaal zeker of deze brief over Riekel Smit gaat,
maar ik veronderstel het wel. Daarna is hij in de archieven van de
koloniën nergens meer te vinden.
Van wiewaswie begrijp ik dat een op 18 januari 1827 te Haarlem
geboren kind van hem en zijn echtgenote na één dag overlijdt, dat
daarna echtgenote Elizabeth Maria Waldsmith op 17 maart 1827,
37 jaar oud, te Haarlem overlijdt en vervolgens Riekel Smit
overlijdt te Haarlem op 12 februari 1829.
Kinderen
Dochter Catharina Smit blijft gezien een latere trouwakte
in leven, maar zoontje Riekel Heros Smit komt als Rickel
Heros Schmidt op 7 juni 1830 vanuit Haarlem in het
kindergesticht te Veenhuizen, dus in hetzelfde gebouw als waar hij
eerst met zijn ouders woonde. Hij staat met weesnummer 1587 in de
wezenregisters met invnrs 1410 en 1411 en hij overlijdt te
Veenhuizen op 27 november 1833.
Tegelijk met hem op 7 juni 1830 komt uit Haarlem Hendrika
Wilhelmina Schmidt, geboren 20 juli 1821, wat misschien wel
misschien niet het derde kind van Riekel Schmidt en Maria
Elisabeth Waldschmit is. Zij staat met weesnummer 2023 in het
wezenregister met invnr 1410 en overlijdt te Veenhuizen al op 29
augustus 1830.