Het in dienst treden is per 1 juni 1832 als fabrieksbaas
op de Ommerschans. Aangeduid als ‘onderdirekteur over de
fabrieken’ of ‘onderdirekteur der fabrijken’ of 'onderdirekteur
der fabriekmatigen arbeid'. Hij is de opvolger van de overleden
Gerardus ten Broek, zie diens
file.
Proefperiode
De aanstelling is opgetekend in de personeelsregisters 1828-1834
met invnr 997 en 1834-en-verder met invnr 998 (daarvan zijn geen
scans). Folio 21 van invnr 997 meldt dat hij is aangesteld bij
besluit van 16 mei 1832. Dat heb ik niet bekeken, maar
voor mensen die verder onderzoek willen doen: het moet in invnr
400 (geen scans) zitten.
Na een ruime proefperiode is de definitieve aanstelling op 27 november 1832 bij agendapunt N36. Dat moet in invnr 406 zitten. Hendrik Steenbeek verdient als fabrieksbaas 500 gulden per jaar. Uit de personeelsregisters neem ik de gezinsgegevens over:
Gezinssamenstelling
>● Hendrik Steenbeek is volgens de in dat opzicht lang
niet altijd betrouwbare kolonieadministratie geboren op 10
januari 1772. Hij komt uit Nijkerk en de geloofsovertuiging
van hem en zijn gezin is hervormd. Hij is getrouwd met:
● Elisabeth Mooij, geboren op 18 september 1780.
Ze hebben twee kinderen bij zich:
● Alida Steenbeek, geboren op 12 maart 1818, en
● Jan Steenbeek, geboren op 19 maart 1822.
Op enig moment (volgens de kolonistendatabase per 18 juni
1833, maar ik weet niet waar die datum op gebaseerd is)
voegt zich bij het gezin:
● Gerrit Steenbeek, geboren 18 juni 1807. Volgens
personeelsregister invnr 998 folio 40 wordt hij per 4 augustus
1835 N7 (moet in invnr 439 zitten) aangesteld als 'schrijver
van de fabriek' voor vier gulden per week. Hij doet dus de
boekhouding voor zijn vader.
1836: Nog een dochter
Er blijkt nog een dochter te zijn:
● Willemijntje Steenbeek, geboren op 30 september
1808.
Zij duikt in 1836 ineens op als zij op 5 maart 1836 trouwt met de genees- heel-, en vroedmeester te Ommerschans, de met een drankprobleem worstelende Samuel de Goede, zie zijn file. Vermoedelijk is zij niet met haar ouders meegekomen toen die zich in 1832 op de Ommerschans vestigden, maar er later wel eens op bezoek geweest, waarbij ze de arts zal hebben ontmoet.
Zie het hiervoor genoemde file van Samuel de Goede voor de kinderen die zij krijgt. Uit uilatingen van directeur Van Konijnenburg op die pagina ontstaat de indruk dat ze met haar man meedrinkt. Ze verlaat met de arts en de kinderen de Ommerschans en de koloniën op 1 mei 1843.
1837: Stoelendans
Hendrik Steenbeek was al zestig jaar toen hij als fabrieksbaas op
de Ommerschans begon en na vijf jaar krijgt hij lichter werk. Op 5
april 1837, invnr 182 scans 165-166, schrijft de directeur dat de
winkelier van het derde gesticht te Veenhuizen, Herman Jurgens,
zie zijn pagina, het werk niet meer
aankan. Daarna schrijft hij:
Ten vervolge op een vroeger rapport van mij, waarop UWEdG bij resolutie van den 11e Maart JL N4 Art. 2, ook een besluit genomen hebben, heb ik mitsdien de eer UWEdG ter vervanging van Jurgens voor te stellen H. Steenbeek, OnderDirecteur van het fabriekswezen te Ommerschans, als welke voor die betrekking niet meer in staat is, terwijl dezelve inderdaad reeds lang door zijnen zoon G. Steenbeek is waargenomen geworden.
Het lijdt echter geen twijfel of de oude Steenbeek is met zijne knappe en nog vlugge vrouw best in staat tot de bediening van eenen winkel, waartoe zij beiden ook allen vertrouwen genieten.
Folio 32 van personeelsregister invnr 998 meldt: 'H. Steenbeek
ontslagen en in betrekking als winkelhouder bij Veenh 3
overgeplaatst.' Dat is bepaald bij besluit van 3 mei 1837
N 11 (moet in invnr 460 zitten).
Er begint een stoelendansje met de Steenbeeks, want bij besluit
van 30 mei 1837 N11 (ook invnr 460) wordt zoon Gerrit
Steenbeek aangesteld als fabrieksbaas tegen 8 gulden per week. Dat
is 416 gulden per jaar, dus minder dan zijn vader verdiende. Dat
gebeurt omdat de directeur in bovengenoemde brief ook voorstelt
het verschil in beloning tussen de frabrieksbaas op de Ommerschans
en die in Veenhuizen gelijk te trekken.
En bij datzelfde besluit wordt bepaald dat broer Jan Steenbeek de functie van Gerrit als 'schrijver bij de fabrieksbaas' voor f 4,-- per week overneemt.
1840: En nog een dochter
In 1840 blijkt er nog een dochter te zijn. Maria Steenbeek,
geboren 13 juni 1815 te Nijkerk, komt (als enige) niet de
kolonie op, maar zit er wel vlakbij. Ze trouwt in 1840 met
een bakker te Avereest, zie hier. Dat
zal op dezelfde manier gegaan zijn als zus Willemijntje met dokter
De Goede in aanraking is gekomen.
Zie voor haar kinderen onder de naam Habers op bonmama. Zij blijft in
de buurt wonen en is mogelijk het eerste toevluchtsoord voor haar
ouders als die hoogbejaard zijn.
1841: Volgende stoelendans
Dan is het 1841. De Maatschappij van Weldadigheid heeft te
Veenhuizen een stoomspinnerij gebouwd. Omdat er in Nederland
weinig kennis is over stoomfabrieken worden als hoogste
functionarissen buitenlanders aangesteld. Die verdienen een voor
koloniebegrippen riant salaris.
Om daar in de toekomst op te kunnen bezuinigen wordt Gerrit
Steenbeek bij besluit van 1 oktober 1841 N7 (invnr 520)
'als fabrijksbaas ontslagen en aangesteld als Onderdirekteur bij
de stoomspinnerij te Veenhuizen'. Hij verdient dan 700 gulden per
jaar.
De functie van fabrieksbaas bij de Ommerschans wordt vervolgens - je kunt er op wachten - overgenomen door de voormalige schrijver van de fabriek, broer Jan Steekbeek. Net als Gerrit tegen acht gulden per week, maar bijgeschreven in het personeelsregister is: 'Het traktement met ingang van de eerste week van Nov 1850 met f 1.- 's weeks verhogen.' Besluit 12 oktober 1858 N12 (invnr 898).
Gerrit trouwt
Gerrit verhuist dus naar Veenhuizen en die stoomspinnerij staat
vlakbij het derde gesticht dus hij woont dan bij zijn ouders in de
buurt en zal daar ook zijn boodschappen doen.
Hij trouwt later die maand. Gerrit treedt op 21 oktober 1841
te Vreeland in de provincie Utrecht in het huwelijk met Wilmina
Frederika Mooij, wat gezien de achternaam een ver familielid van
zijn moeder zal zijn. Ze zorgen in ieder geval voor één kleinkind
zolang Hendrik Steenbeek in de buurt is:
● Pieter Hendrik August Steenbeek, geboren 27 oktober
1844. Later volgen nog
● Jeanette Elisabeth Steenbeek, geboren 5 maart
1852, zij overlijdt 23 juni 1854, en
● Johannes Jacobus Gerardus Steenbeek, geboren 2
februari 1855.
De machinist
Die stoomspinnerij levert zijn zus Alida Steenbeek ook nog
een echtgenoot op. De machinist van de spinnerij is een Duitser
die Leo Winkels heet en volgens de kolonieadministratie is
geboren op 8 juni 1806..
Hij en Alida Steenbeek krijgen op 2 januari 1842 eerst een
dochter die de naam Anna Maria Winkels krijgt en trouwen op 27
maart 1842. Dat is in de ogen van de Maatschappij van
Weldadigheid de verkeerde volgorde, maar er wordt niets tegen
gedaan.
Later volgt nog een zoon Hendrik Winkels, geboren 8
mei 1845, maar enkele jaren later, op 7 april 1848
gaat Leo Winkels met ontslag en verlaat het gezinnetje de kolonie.
Naar verluidt emigreren ze dat jaar naar Amerika.
Zamenwonen
Als laatste van de kinderen trouwt ook Jan Steenbeek, fabrieksbaas
in de Ommerschans, Hij treedt 19 mei 1845 in het huwelijk
met met Sara Catharina Delfos, geboren 27 april 1820,
dochter van de (dan voormalige) zaalopziener Jan Abraham Delfos,
zie diens
file. Er was nog wel wat aan het huwelijk voorafgegaan.
Op 3 juni 1845 heeft de permanente commissie 'de directeur onder het oog gebragt dat het zamenwonen van den fabrijksbaas te Ommerschans vóór zijn huwelijk met de dochter van Delfos niet verborgen had moeten worden gehouden'. Waarop de directeur op 25 juni een toelichting daarop geeft. Ik heb die stukken niet gezien maar ze moeten zich op de genoemde data bevinden in invnr 567 (daarvan zijn geen scans).
Ze krijgen een dochter Jacoba Rica Steenbeek, vernoemd naar
Sara's moeder, geboren 5 mei 1851, die 25 juni 1852 overlijdt.
Daaarna wordt er een dochter geboren 18 juni 1858, die ook de naam
Jacoba Rica Steenbeek krijgt.
Stoomspinnerij
Zoon Gerrit speelt vanaf de overplaatsing naar Veenhuizen een rol
bij de escapades van de directeur van de stoomspinnerij. Hij
ontwikkelt daarbij een laconiek cynisme dat leuk is om te lezen.
Zie de stukken op deze pagina.
Als Thomas Drinkwater medio 1844 ontslagen is wordt Gerrit
Steenbeek directeur van de stoomspinnerij. Voor 800 gulden per
jaar, wat weer een forse bezuiniging is want Drinkwater verdiende
2400.
Voortaan schrijft Gerrit Steenbeek na gesprekken met de directeur
besluitenlijstjes
als hier afgedrukt.
Oud
Dan zitten we in 1847 en Hendrik Steenbeek wordt echt oud. Als de
geboortedatum in de kolonieadministratie klopt (wat lang niet
altijd het geval is) en hij echt in 1772 is geboren, dan heeft hij
in 1847 de leeftijd van 75 jaar bereikt. En het winkelhouden in
het derde gesticht lukt niet goed meer. Het ouderdomspensioen is
nog niet uitgevonden. Op 9 augustus 1847 schrijft hij aan
de directeur. De brief, met een heel fijn handschrift, bevindt
zich in invnr 342 scan 594:
Veenhuizen, den 9e Augustus 1847
Sedert ruim 15 jaren dat de Maatschappij van Weldadigheid mij tot haren dienst heeft geroepen, heb ik, voor zoo veel ik vermogt, vroeger als Onderdirecteur der Fabrijk te Ommerschans en later, tot op dit ogenblik, als winkelhouder aan het 3e Gesticht alhier, de mij opgedragene pligten getrouw trachten te vervullen.
Zeer gaarne zoude ik blijven voortgaan met de werkzaamheden aan mijnen dienst verbonden te blijven waarnemen, vooral ook om daardoor in het onderhoud van mij en mijne vrouw te kunnen blijven voorzien, doch mijnen bijna 76 jarigen ouderdom heeft mijne ligchaamskrachten zoodanig verzwakt, dat ik niet dan met de grootste inspanning het ligste dagelijksche werk meer kan verrigten.
Reeds sedert lang heeft mijne vrouw het zwaarste voor mij afgedaan, doch ook die, hoewel slechts 68 jaren tellende en vast besloten om tot het uiterste toe voltehouden, gevoelt, in weerwil daarvan, maar al te zeer, dat haren goeden wil alleen niet genoeg is en dat zij niet meer zoo veel werk kan doen als vereischt wordt tot eene goede winkel bediening.
Het is om opgemelde reden dat UwelEd bij deze, eerbiedig wordt verzocht, mij, zoo mogelijk nog vóór den naderenden winter, wel te willen ontheffen van eene betrekking die ik niet langer in staat zoude zijn naar behoren te blijven waarnemen.
Doch, dewijl het tot hiertoe door mij genotene salaris, hoewel genoegzaam tot onderhoud van mijn gezin, niet groot genoeg is geweest om daarvan zoo veel te kunnen besparen dat ik voortaan de ondersteuning der Maatschappij zoude kunnen ontberen, zoo is mijne bede dat mijn ontslag als winkelhouder verleend mogte worden onder toekenning van eene wekelijksche toelage, voor de welligt weinige jaren levens die mij nog zullen geschonken worden.
De winkelhouder aan het 3e Gesticht
H: Steenbeek
De oplossing
Wat nou? Een toelage terwijl je niet werkt? Dat bestaat helemaal
niet. De manier waarop de directeur het toch probeert te regelen
is tamelijk dubieus. Hij zoekt iemand die voor nog minder geld de
winkel wil drijven om zo het geld te hebben voor Steenbeeks
ouderdomsvoorziening. De directeur schrijft daarover aan de
permanente commissie, waarbij hij de brief van Hendrik Steenbeek
meestuurt, op 23 augustus 1847, invnr 342 scans 591-592:
Ik heb de eer aan UwelEdG bij dezen over te zenden een verzoekschrift van den winkelhouder aan het 3e Gesticht te Veenhuizen H Steenbeek, om, uit hoofde van ouderdom van zich en zijne vrouw, tegen den aanstaanden winter van zijne betrekking te mogen worden ontslagen, onder toekenning van zoodanige toelage, als UwelEdG aan die oudeliên, na 15 jaren trouwe dienst van dezelve, zouden kunnen goedvinden toe te leggen.
Hun verzoek komt mij niet ongegrond voor, waarom ik bereids heb rondgezien naar een geschikt huisgezin, hetwelk de betrekking van winkelhouder, aanvankelijk tegen eene mindere belooning, behoorlijk zoude kunnen waarnemen, om de aftredende Steenbeek, gedurende het leven van hem en zijne vrouw, van het salaris f 2 of f 3 's weeks te kunnen uitkeeren, op dat de Maatschappij hiervan geene schade zoude lijden; doch ben ik in het vinden van zoo danige personen nog niet kunnen slagen.
Daarmede zullende voortgaan, heb ik, intusschen gemeend, UwelEdG met het gedaan verzoek niet langer te moeten onbekend houden.
Nee dus
De permanente commissie heeft op de brief geschreven dat zij hem
bespreekt op 31 augustus 1847 bij agendapunt N9, invnr
596. Hieronder een gedeeltelijke transcriptie en gedeeltelijke (cursief)
samenvatting daarvan:
Gelet op ontvangen brieven, waaronder die van de magazijnmeester op de Ommerschans, die graag winkelhouder wil worden, besluit de permanente commissie (pc):
1. tegen 1 October aanstaande den winkelhouder Steenbeek voormeld eervol ontslag te verleenen uit zijne genoemde betrekking, onder kennisgeving tevens, dat zijn verzoek om eenige toelage niet vatbaar is voor een gunstige beschikking, uit hoofde de PC geene vrijheid heeft noch de Maatsch. de middelen bezit, om pensioenen of toelagen te verleenen.
2. Ommerschans-magazijnmeester Klaas Koster wordt dan winkelhouder, zie zijn file.
3. De pc geeft directeur Van Konijnenburg op zijn flikker omdat die Steenbeeks ontslagaanvraag niet meteen naar de pc opgestuurd heeft.
Het zat er wel een beetje in. Negentiende eeuw ja? Ik heb hier
trouwens eerder een verhaaltje over gemaakt dat staat op de site
van Vele
Handen. Daar staan ook scans van het besluit.
De familie vertrekt
Hendrik Steenbeek overlijdt 7 augustus 1852 te Avereest,
dus vlak bij de Ommerschans. Echtgenote Elisabeth Mooij overlijdt
ook daar op 19 december 1863. Wat er met de directeur van
de stoomspinnerij Gerrit Steenbeek precies gebeurt kan ik door het
gekrabbel in het personeelsregister niet goed lezen, maar ik meen
te begrijpen dat hij december 1859 vertrekt.
Jan Steenbeek, fabrieksbaas op de Ommerschans, schrijft op 3
januari 1859 aan de directeur der koloniën, invnr 904 bij 11
januari 1859 N2:
De Heer ten Broeke zal UWEG waarschijnlijk reeds medegedeeld hebben, dat ik onlangs weder aanzoek van den Heer W.A. Scholten te Hoogezand heb ontvangen om in zijne dienst over te gaan.-
De voorwaarden onder welke genoemde heer mij wil engageren zijn, hoewel zij mij geen goudmijn toeschijnen, toch van dien aard, dat ik besloten heb om gehoor aan zijn aanzoek te geven, zoo dat ik na de ontvangst van ons wederkerig contract, mijn ontslag uit de dienst der Maatschappij denk aan te vragen, en daar ik in het laatste gedeelte dezer maand dan reeds van betrekking moet verwisselen, meende ik wel te doen met UWEgestrengen daarvan kennis te geven.
Willem Albert Scholten wordt 's werelds eerste landbouw-industrieel genoemd met meerdere fabrieken die landbouwproducten verwerken, zie wikipedia.
Opvolger?
Dat Jan Steenbeek gaat vertrekken is niet onopgemerkt gebleven. Al
een dag eerder, 2 januari 1859, schrijft vanuit Veenhuizen aan de
directeur in een keurig handschrift Willem Frederik van Riet,
geboren 24 april 1829, in de kolonie gekomen als zoon van een
veteraan, sinds 1 december 1851 (bij besluit van 11 november)
assistent en kaardmeester in de katoenspinnerij te Veenhuizen voor
6 gulden per week, sinds 20 december gehuwd met Francisca
Elisabeth Bühler en momenteel vader van 4 kinderen:
Met Hoogweledelgeboren Heer!
Met gepasten eerbied neem ik de vrijheid UHWGeb. deze weinige letteren te schrijven, vertrouwende, dat zij UHWGeb. niet ongevallig zullen zijn.
Mij is namelijk de tijding ter oore gekomen, dat er binnenkort aan een der Etablissementen van de Maatschappij van Weldadigheid een vakature zal komen van Fabrieksbaas.
Voor de vervulling dezer betrekking wenschte ik mij nederig bij UHWGeb. aan te bevelen, met de bescheiden opmerking, dat ik vermeen daar voor de vereischte bekwaamheden te bezitten, aangezien ik van mijne jeugd af in het fabriekwezen ben opgevoed en zoo wel praktische als theoretische kennis daarin heb opgedaan.
Reeds gedurende een aantal jaren alhier aan de stoomfabriek als ambtenaar geplaatst zijnde, meen ik, dat ik deze gelegenheid om bevordering te maken, niet mag voorbij gaan en om deze reden wend ik mij tot UHWGeb. met het vriendelijke en ook nederig verzoek, om bij de vervulling der bedoelde vakante betrekking in gunstige aanmerking te mogen komen, met de belofte tevens, dat ik ook in die functie alles in het werk zal stellen, om door ijverige pligtsbetrachting mij het vertrouwen waardig te blijven betoonen, dat ik in mijnen tegenwoordige betrekking vermeen te mogen verdienen.
Mogt het zijn, dat UHWGeb. gunstig over mij wilde denken in dit opzigt, dan voorzeker zou niemand zich gelukkiger achten en niemand UHWGeb. dankbaarder zijn, dan hij, die zich met gevoelens van eerbiedige hoogachting noemt,
Hoog Wel Gebooren Heer!
UHWGeb. gehoorzame Dienaar
W. F. van Riet.
Nog een sollicitant
Ook ligt er bij de directeur een heel kort briefje van Cornelis
Christoffel van den Bosch; geboren 20 oktober 1834, die eerst op
proef was aangesteld als febrieksbaas bij het derde gesticht van
Veenhuizen en bij besluit van 11 maart 1856 was aangesteld voor
vast op 6 gulden per week, sinds 11 september 1858 gehuwd met een
dochter van de onderwijzer van he tweede gesticht, Trijntje
Flierman.
Moge het mij deze keer gelukken U HoogWelGeboren te bewegen een voor mij gunstig besluit te nemen.
In afwachting blijve ik:
Hoog Wel Geboren Heer
UHoogWelGeboren Dienstwilligen dienaar
C. v.d. Bosch
Of dat de hele brief is of er een gedeelte mist, is niet bekend.
Al op 4 januari 1859 schrijft de directeur, in een brief met
nummer N38 met als bijlagen de hiervoor genoemde epistels, aan Den
Haag.
Directieadvies
De permanente commissie is afgetreden en de zaken worden
waargenomen door de Gecommitteerde der Regering, mr. E. baron
Mackay, dus tot hem richt de directeur zich. Alles bevindt zich op
dezelfde plek in invnr 904:
Zoo even ontvangen hebben nevensgevoegden brief van den fabrijkbaas J. Steenbeek te Ommerschans, met kennisgave, dat hij op punt staat om zijn ontslag uit de dienst der Maatschappij aan te vragen en reeds tegen het laatst van dezer maand, zoo is het mij noodzakelijk voorgekomen UwHWG nu reeds, voor dat geval, eene voordragt ter zijner vervanging intedienen, bestaande hierin, dat:
1. Petrus Moll, fabrijkbaas aan het 2e Gesticht te Veenhuizen, Steenbeek vervange, met eene vermeerdering van salaris van ƒ 7.- ‘s weeks of ƒ 400.- ‘s jaars.
2. W.F. van Riet, adsistent in de katoenspinnerij, Moll opvolge, met eene vermeerdering van salaris van ƒ 6.- op ƒ 7.- ‘s weeks.
3. R. C. Beuming, schrijver van den fabrijkbaas te Ommerschans, die thans nog maar ƒ 2.- ‘s weeks geniet, één gulden meer bekome.
Tot ondersteuning van deze voordragt heb ik de eer daarbij te voegen, dat Moll niet slechts de bekwaamste en de geschikste van alle in aanmerking komenden fabrijkbazen is, die ook aan het 2e Gesticht te Veenhuizen bijna alle andere ambachts inrigtingen die er te Ommerschans zijn, onder zijn opzigt heeft, maar wiens vastheid van karakter en voorbeeldige ijver, alle hoop geeft, dat hij Steenbeek waardiglijk en voldoende zal vervangen.
Wat van Riet aangaat, van wien een adres aan UwHWG hiernevens gaat, hij was vroeger adsistent bij het gewone fabrijkwezen, verstaat de meeste daarin verrigt wordende werkzaamheden; zijn gedrag is voorbeeldig en een broeder zijnde van den voormaligen fabrijkbaas van Riet, van het 3e Gesticht, thans meestersknecht in het tuchthuis te Leeuwarden, bezit mijnens inziens, dezelfden deugdelijke hoedanigheden van vlugheid, ijver en vindingrijkheid als zijn broeder, waarom ik niet twijfel of ook hij zal als fabrijksbaas goed voldoen.
Ook om een vermeerdering van salaris voor den fabrijk-schrijver Beuming moet ik bij dezen gelegenheid vragen, teneinde dien jongeling van 22 jaren in het administratie-werk, dat te Ommerschans van geen geringen omvang is, voorkomend aan den nieuwen fabrijkbaas te doen zijn.
En teneinde de eventuele overgang van die beambten zonder de minste stennis zoude plaats hebben, zou mijn voornemen zijn, om eerst van Riet eenige dagen bij Moll dienst te laten doen en dan Moll nog eenige dagen te Ommerschans werkzaam te doen zijn, terwijl Steenbeek nog niet van daar is vertrokken, eene reden waarom ik gemeend heb met deze voordragt ook niet te moeten dralen.-
Iets over houden
Dan, op 10 januari, heeft Jan Steenbeek blijkbaar het
contract binnen, want hij schrijft naar Den Haag. Ook hij richt
zich tot de 'Hoogwellgeboren Heer E. Baron Mackaij te
‘s-Gravenhage':
Hoogwelgeboren Heer!
Met gepasten eerbied neem ik de vrijheid UHEdGeboren te verzoeken, mij tegen den 22e dezer maand ontslag uit den dienst der Maatschappij van Weldadigheid te willen verlenen.
Ontvang, HooGWelgeboren Heer!, mijn innigen dank voor de welwillendheid waarmede ik, vooral ook door UHEdGeboren behandeld ben.
Meer dan een en twintig jaren ben ik ambtenaar bij de fabrijk dezer kolonie geweest, en zou hier gaarne gebleven zijn, als mijne bezoldiging zoo geweest was, dat daarvan, hoeweinig dan ook, slechts iets kon worden overgehouden; doch ik ga de kolonie even arm aan geld verlaten als ik was, toen men mij in 1837 tot ambtenaar benoemde.
Met ware hoogachting heb ik de eer te zijn
Hoogwelgeboren Heer!
UHEdG DW Dienaar
Tot slot
Tenslotte beslist dan de gecommitteerde der regering op 11 januari
1859 N2 invnr 904:
De Gecommitteerden der Regering bij de Maatschappij van Weldadigheid enz:
Gelezen den brief van den fabrijk-baas J. Steenbeek te Ommerschans, dd 10 dezer, daarbij tegen den 22 dezer maand ontslag uit de dienst der Maatschappij verzoekende;
Nader 17 September 1858 N25. Nader gelezen den brief van den fabrijk-baas bij het 3e Gesticht te Veenhuizen, G. van den Bosch, dd 3 September 1858, daarbij vermeerdering van tractement verzoekende.
Gelet op den brief van den Directeur der Kolonien van den 4e dezer N38, betreffende het ontslag en de vervanging van den fabrijk-baas J. Steenbeek te Ommerschans
Besluit:
1. den fabrijkbaas te Ommerschans J. Steenbeek, overeenkomstig zijn verzoek, tegen den 22e dezer maand eervol uit de dienst der Maatschappij te ontslaan, nadat de onder zijne berusting en ter zijner verantwoording zijnde grondstoffen en gereedschappen door zijnen navermelden opvolger, bij proces-verbaal in duplo optemaken, en door de belanghebbenden te onderteekenen, zullen zijn overgenomen.
2. in de plaats van J. Steenbeek voormeld, tot fabrijk-baas te Ommerschans te benoemen den fabrijk-baas bij het 2e Gesticht te Veenhuizen, Petrus Moll, op een salaris van ƒ 400.- (:vier honderd gulden:) ‘s jaars, benevens vrije woning, en zulks na overgifte aan zijnen opvolger, bij proces-verbaal in duplo optemaken en wederzijdsch te onderteekenen van de onder zijne verantwoordelijkheid voorhandene grondstoffen en gereedschappen.
3. in de plaats van Petrus Moll voornoemd, tot fabrijkbaas bij het 2e Gesticht te Veenhuizen te benoemen W. F. van Riet, thans adsistent in de Stooem-katoen-spinnerij te Veenhuizen, op een salaris van ƒ 7.- (:zeven gulden:) ‘s weeks benevens vrije woning.
4. het tractement van den fabrijkbaas bij het 3e Gesticht te Veenhuizen, G. van den Bosch, thans bedragende ƒ 6.- ‘s weeks, te verhogen tot ƒ 7.- ‘s weeks.
5. de bij Art. 2 en 3 vastgestelde tractementen, zoo mede de verhoging van tractement bij Art: 4 bepaald, zullen respectivelijk ingaan met den 1 February 1800 negen en vijftig.
En tenslotte meldt het personeelsregister dat Jan Steenbeek met
echtgenote Sara Delfos en een dochtertje van een half jaar oud op
21 januari 1859 van de Ommerschans vertrekt. Zodat er
niemand van de familie meer in de koloniën is als de Staat later
dat jaar de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen overneemt van
de Maatschappij van Weldadigheid.