Hoe de familie Steenbeek massaal de kolonie in trekt en over de niet-bestaande ouderdomsvoorziening van Hendrik Steenbeek

Hendrik Steenbeek treedt in 1832 in dienst van de Maatschappij van Weldadigheid. Hij arriveert met vrouw en twee kinderen, maar geleidelijk duiken er meer kinderen op die of employé worden en/of gebruik maken van de huwelijksmarkt op de kolonie.

Het in dienst treden is per 1 juni 1832 als fabrieksbaas op de Ommerschans. Aangeduid als ‘onderdirekteur over de fabrieken’ of ‘onderdirekteur der fabrijken’ of 'onderdirekteur der fabriekmatigen arbeid'. Hij is de opvolger van de overleden Gerardus ten Broek, zie diens file.

Proefperiode

De aanstelling is opgetekend in de personeelsregisters 1828-1834 met invnr 997 en 1834-en-verder met invnr 998 (daarvan zijn geen scans). Folio 21 van invnr 997 meldt dat hij is aangesteld bij besluit van 16 mei 1832. Dat heb ik niet bekeken, maar voor mensen die verder onderzoek willen doen: het moet in invnr 400 (geen scans) zitten.

Na een ruime proefperiode is de definitieve aanstelling op 27 november 1832 bij agendapunt N36. Dat moet in invnr 406 zitten. Hendrik Steenbeek verdient als fabrieksbaas 500 gulden per jaar. Uit de personeelsregisters neem ik de gezinsgegevens over:


Gezinssamenstelling

Hendrik Steenbeek is volgens de in dat opzicht lang niet altijd betrouwbare kolonieadministratie geboren op 10 januari 1772. Hij komt uit Nijkerk en de geloofsovertuiging van hem en zijn gezin is hervormd. Hij is getrouwd met:

Elisabeth Mooij, geboren op 18 september 1780. Ze hebben twee kinderen bij zich:

● Alida Steenbeek, geboren op 12 maart 1818, en
Jan Steenbeek, geboren op 19 maart 1822.

Op enig moment (volgens de kolonistendatabase per 18 juni 1833, maar ik weet niet waar die datum op gebaseerd is) voegt zich bij het gezin:

● Gerrit Steenbeek, geboren 18 juni 1807. Volgens personeelsregister invnr 998 folio 40 wordt hij per 4 augustus 1835 N7 (moet in invnr 439 zitten) aangesteld als 'schrijver van de fabriek' voor vier gulden per week. Hij doet dus de boekhouding voor zijn vader.


1836: Nog een dochter

Er blijkt nog een dochter te zijn:

Willemijntje Steenbeek, geboren op 30 september 1808.

Zij duikt in 1836 ineens op als zij op 5 maart 1836 trouwt met de genees- heel-, en vroedmeester te Ommerschans, de met een drankprobleem worstelende Samuel de Goede, zie zijn file. Vermoedelijk is zij niet met haar ouders meegekomen toen die zich in 1832 op de Ommerschans vestigden, maar er later wel eens op bezoek geweest, waarbij ze de arts zal hebben ontmoet.

Zie het hiervoor genoemde file van Samuel de Goede voor de kinderen die zij krijgt. Uit uilatingen van directeur Van Konijnenburg op die pagina ontstaat de indruk dat ze met haar man meedrinkt. Ze verlaat met de arts en de kinderen de Ommerschans en de koloniën op 1 mei 1843.


1837: Stoelendans

Hendrik Steenbeek was al zestig jaar toen hij als fabrieksbaas op de Ommerschans begon en na vijf jaar krijgt hij lichter werk. Op 5 april 1837, invnr 182 scans 165-166, schrijft de directeur dat de winkelier van het derde gesticht te Veenhuizen, Herman Jurgens, zie zijn pagina, het werk niet meer aankan. Daarna schrijft hij:

Ten vervolge op een vroeger rapport van mij, waarop UWEdG bij resolutie van den 11e Maart JL N4 Art. 2, ook een besluit genomen hebben, heb ik mitsdien de eer UWEdG ter vervanging van Jurgens voor te stellen H. Steenbeek, OnderDirecteur van het fabriekswezen te Ommerschans, als welke voor die betrekking niet meer in staat is, terwijl dezelve inderdaad reeds lang door zijnen zoon G. Steenbeek is waargenomen geworden.
Het lijdt echter geen twijfel of de oude Steenbeek is met zijne knappe en nog vlugge vrouw best in staat tot de bediening van eenen winkel, waartoe zij beiden ook allen vertrouwen genieten.

Folio 32 van personeelsregister invnr 998 meldt: 'H. Steenbeek ontslagen en in betrekking als winkelhouder bij Veenh 3 overgeplaatst.' Dat is bepaald bij besluit van 3 mei 1837 N 11 (moet in invnr 460 zitten).

Er begint een stoelendansje met de Steenbeeks, want bij besluit van 30 mei 1837 N11 (ook invnr 460) wordt zoon Gerrit Steenbeek aangesteld als fabrieksbaas tegen 8 gulden per week. Dat is 416 gulden per jaar, dus minder dan zijn vader verdiende. Dat gebeurt omdat de directeur in bovengenoemde brief ook voorstelt het verschil in beloning tussen de frabrieksbaas op de Ommerschans en die in Veenhuizen gelijk te trekken.

En bij datzelfde besluit wordt bepaald dat broer Jan Steenbeek de functie van Gerrit als 'schrijver bij de fabrieksbaas' voor f 4,-- per week overneemt.


1840: En nog een dochter

In 1840 blijkt er nog een dochter te zijn. Maria Steenbeek, geboren 13 juni 1815 te Nijkerk, komt (als enige) niet de kolonie op, maar zit er wel vlakbij. Ze trouwt in 1840 met een bakker te Avereest, zie hier. Dat zal op dezelfde manier gegaan zijn als zus Willemijntje met dokter De Goede in aanraking is gekomen.

Zie voor haar kinderen onder de naam Habers op bonmama. Zij blijft in de buurt wonen en is mogelijk het eerste toevluchtsoord voor haar ouders als die hoogbejaard zijn.


1841: Volgende stoelendans

Dan is het 1841. De Maatschappij van Weldadigheid heeft te Veenhuizen een stoomspinnerij gebouwd. Omdat er in Nederland weinig kennis is over stoomfabrieken worden als hoogste functionarissen buitenlanders aangesteld. Die verdienen een voor koloniebegrippen riant salaris.

Om daar in de toekomst op te kunnen bezuinigen wordt Gerrit Steenbeek bij besluit van 1 oktober 1841 N7 (invnr 520) 'als fabrijksbaas ontslagen en aangesteld als Onderdirekteur bij de stoomspinnerij te Veenhuizen'. Hij verdient dan 700 gulden per jaar.

De functie van fabrieksbaas bij de Ommerschans wordt vervolgens - je kunt er op wachten - overgenomen door de voormalige schrijver van de fabriek, broer Jan Steekbeek. Net als Gerrit tegen acht gulden per week, maar bijgeschreven in het personeelsregister is: 'Het traktement met ingang van de eerste week van Nov 1850 met f 1.- 's weeks verhogen.' Besluit 12 oktober 1858 N12 (invnr 898).


Gerrit trouwt

Gerrit verhuist dus naar Veenhuizen en die stoomspinnerij staat vlakbij het derde gesticht dus hij woont dan bij zijn ouders in de buurt en zal daar ook zijn boodschappen doen.

Hij trouwt later die maand. Gerrit treedt op 21 oktober 1841 te Vreeland in de provincie Utrecht in het huwelijk met Wilmina Frederika Mooij, wat gezien de achternaam een ver familielid van zijn moeder zal zijn. Ze zorgen in ieder geval voor één kleinkind zolang Hendrik Steenbeek in de buurt is:

Pieter Hendrik August Steenbeek, geboren 27 oktober 1844. Later volgen nog

Jeanette Elisabeth Steenbeek, geboren 5 maart 1852, zij overlijdt 23 juni 1854, en
Johannes Jacobus Gerardus Steenbeek, geboren 2 februari 1855.


De machinist

Die stoomspinnerij levert zijn zus Alida Steenbeek ook nog een echtgenoot op. De machinist van de spinnerij is een Duitser die Leo Winkels heet en volgens de kolonieadministratie is geboren op 8 juni 1806..

Hij en Alida Steenbeek krijgen op 2 januari 1842 eerst een dochter die de naam Anna Maria Winkels krijgt en trouwen op 27 maart 1842. Dat is in de ogen van de Maatschappij van Weldadigheid de verkeerde volgorde, maar er wordt niets tegen gedaan.

Later volgt nog een zoon Hendrik Winkels, geboren 8 mei 1845, maar enkele jaren later, op 7 april 1848 gaat Leo Winkels met ontslag en verlaat het gezinnetje de kolonie. Naar verluidt emigreren ze dat jaar naar Amerika.


Zamenwonen

Als laatste van de kinderen trouwt ook Jan Steenbeek, fabrieksbaas in de Ommerschans, Hij treedt 19 mei 1845 in het huwelijk met met Sara Catharina Delfos, geboren 27 april 1820, dochter van de (dan voormalige) zaalopziener Jan Abraham Delfos, zie diens file. Er was nog wel wat aan het huwelijk voorafgegaan.

Op 3 juni 1845 heeft de permanente commissie 'de directeur onder het oog gebragt dat het zamenwonen van den fabrijksbaas te Ommerschans vóór zijn huwelijk met de dochter van Delfos niet verborgen had moeten worden gehouden'. Waarop de directeur op 25 juni een toelichting daarop geeft. Ik heb die stukken niet gezien maar ze moeten zich op de genoemde data bevinden in invnr 567 (daarvan zijn geen scans).

Ze krijgen een dochter Jacoba Rica Steenbeek, vernoemd naar Sara's moeder, geboren 5 mei 1851, die 25 juni 1852 overlijdt. Daaarna wordt er een dochter geboren 18 juni 1858, die ook de naam Jacoba Rica Steenbeek krijgt.


Stoomspinnerij

Zoon Gerrit speelt vanaf de overplaatsing naar Veenhuizen een rol bij de escapades van de directeur van de stoomspinnerij, die in verhaalvorm staan op deze pagina.
Hij ontwikkelt daarbij een laconiek cynisme dat leuk is om te lezen.
Zie de stukken op deze pagina.

Als Thomas Drinkwater medio 1844 ontslagen is wordt Gerrit Steenbeek directeur van de stoomspinnerij. Voor 800 gulden per jaar, wat weer een forse bezuiniging is want Drinkwater verdiende 2400.

Voortaan schrijft Gerrit Steenbeek na gesprekken met de directeur besluitenlijstjes als hier afgedrukt.


Oud

Dan zitten we in 1847 en Hendrik Steenbeek wordt echt oud. Als de geboortedatum in de kolonieadministratie klopt (wat lang niet altijd het geval is) en hij echt in 1772 is geboren, dan heeft hij in 1847 de leeftijd van 75 jaar bereikt. En het winkelhouden in het derde gesticht lukt niet goed meer. Het ouderdomspensioen is nog niet uitgevonden. Op 9 augustus 1847 schrijft hij aan de directeur. De brief, met een heel fijn handschrift, bevindt zich in invnr 342 scan 594:


Veenhuizen, den 9e Augustus 1847

Sedert ruim 15 jaren dat de Maatschappij van Weldadigheid mij tot haren dienst heeft geroepen, heb ik, voor zoo veel ik vermogt, vroeger als Onderdirecteur der Fabrijk te Ommerschans en later, tot op dit ogenblik, als winkelhouder aan het 3e Gesticht alhier, de mij opgedragene pligten getrouw trachten te vervullen.

Zeer gaarne zoude ik blijven voortgaan met de werkzaamheden aan mijnen dienst verbonden te blijven waarnemen, vooral ook om daardoor in het onderhoud van mij en mijne vrouw te kunnen blijven voorzien, doch mijnen bijna 76 jarigen ouderdom heeft mijne ligchaamskrachten zoodanig verzwakt, dat ik niet dan met de grootste inspanning het ligste dagelijksche werk meer kan verrigten.

Reeds sedert lang heeft mijne vrouw het zwaarste voor mij afgedaan, doch ook die, hoewel slechts 68 jaren tellende en vast besloten om tot het uiterste toe voltehouden, gevoelt, in weerwil daarvan, maar al te zeer, dat haren goeden wil alleen niet genoeg is en dat zij niet meer zoo veel werk kan doen als vereischt wordt tot eene goede winkel bediening.

Het is om opgemelde reden dat UwelEd bij deze, eerbiedig wordt verzocht, mij, zoo mogelijk nog vóór den naderenden winter, wel te willen ontheffen van eene betrekking die ik niet langer in staat zoude zijn naar behoren te blijven waarnemen.

Doch, dewijl het tot hiertoe door mij genotene salaris, hoewel genoegzaam tot onderhoud van mijn gezin, niet groot genoeg is geweest om daarvan zoo veel te kunnen besparen dat ik voortaan de ondersteuning der Maatschappij zoude kunnen ontberen, zoo is mijne bede dat mijn ontslag als winkelhouder verleend mogte worden onder toekenning van eene wekelijksche toelage, voor de welligt weinige jaren levens die mij nog zullen geschonken worden.

De winkelhouder aan het 3e Gesticht
H: Steenbeek


De oplossing

Wat nou? Een toelage terwijl je niet werkt? Dat bestaat helemaal niet. De manier waarop de directeur het toch probeert te regelen is tamelijk dubieus. Hij zoekt iemand die voor nog minder geld de winkel wil drijven om zo het geld te hebben voor Steenbeeks ouderdomsvoorziening. De directeur schrijft daarover aan de permanente commissie, waarbij hij de brief van Hendrik Steenbeek meestuurt, op 23 augustus 1847, invnr 342 scans 591-592:


Ik heb de eer aan UwelEdG bij dezen over te zenden een verzoekschrift van den winkelhouder aan het 3e Gesticht te Veenhuizen H Steenbeek, om, uit hoofde van ouderdom van zich en zijne vrouw, tegen den aanstaanden winter van zijne betrekking te mogen worden ontslagen, onder toekenning van zoodanige toelage, als UwelEdG aan die oudeliên, na 15 jaren trouwe dienst van dezelve, zouden kunnen goedvinden toe te leggen.

Hun verzoek komt mij niet ongegrond voor, waarom ik bereids heb rondgezien naar een geschikt huisgezin, hetwelk de betrekking van winkelhouder, aanvankelijk tegen eene mindere belooning, behoorlijk zoude kunnen waarnemen, om de aftredende Steenbeek, gedurende het leven van hem en zijne vrouw, van het salaris f 2 of f 3 's weeks te kunnen uitkeeren, op dat de Maatschappij hiervan geene schade zoude lijden; doch ben ik in het vinden van zoo danige personen nog niet kunnen slagen.

Daarmede zullende voortgaan, heb ik, intusschen gemeend, UwelEdG met het gedaan verzoek niet langer te moeten onbekend houden.


Nee dus

De permanente commissie heeft op de brief geschreven dat zij hem bespreekt op 31 augustus 1847 bij agendapunt N9, invnr 596. Hieronder een gedeeltelijke transcriptie en gedeeltelijke (cursief) samenvatting daarvan:


Gelet op ontvangen brieven, waaronder die van de magazijnmeester op de Ommerschans, die graag winkelhouder wil worden, besluit de permanente commissie (pc):


1. tegen 1 October aanstaande den winkelhouder Steenbeek voormeld eervol ontslag te verleenen uit zijne genoemde betrekking, onder kennisgeving tevens, dat zijn verzoek om eenige toelage niet vatbaar is voor een gunstige beschikking, uit hoofde de PC geene vrijheid heeft noch de Maatsch. de middelen bezit, om pensioenen of toelagen te verleenen.

2. Ommerschans-magazijnmeester Klaas Koster wordt dan winkelhouder, zie zijn file.

3. De pc geeft directeur Van Konijnenburg op zijn flikker omdat die Steenbeeks ontslagaanvraag niet meteen naar de pc opgestuurd heeft.


Het zat er wel een beetje in. Negentiende eeuw ja? Ik heb hier trouwens eerder een verhaaltje over gemaakt dat staat op de site van Vele Handen. Daar staan ook scans van het besluit.


Tot slot

Hendrik Steenbeek overlijdt 7 augustus 1852 te Avereest, dus vlak bij de Ommerschans. Echtgenote Elisabeth Mooij overlijdt ook daar op 19 december 1863.

Jan Steenbeek, fabrieksbaas op de Ommerschans, wordt ontslagen op 21 januari 1859 bij besluit van 11 januari 1859 N2 (invnr 904). Wat er met de directeur van de stoomspinnerij Gerrit Steenbeek precies gebeurt kan ik door het gekrabbel in het personeelsregister niet goed lezen, maar ik meen te begrijpen dat hij december 1859 ook moet vertrekken. Zodat er niemand van de familie meer in de koloniën is als de Staat de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen overneemt van de Maatschappij van Weldadigheid.