Johannes Gerardus Titsing vlucht van de kolonie omdat hij niet wil dat zijn hond wordt doodgeschoten. Veel later sticht zijn zoon een kolonie-dynastie

Als er in 1823 en 1824 aan de buitenkant van de gestichten in Veenhuizen woningen voor arbeidersgezinnen gereed komen, biedt de Maatschappij van Weldadigheid ook haar grote donateurs aan om gratis een gezin op zo'n woning te plaatsen.

De heer Kluppel uit Amsterdam is een van hen, maar hij kan niemand bedenken die dat zou willen en geeft het aanbod terug. Daarop mag de subcommissie van weldadigheid Amsterdam die woning vullen en zij draagt op 20 januari 1825 het gezin van Johannes Gerardus Titsing voor. Zie ook bij de transcriptie van het designatieregister 1824-1825 bij designatie 57.

De Maatschappij laat weten dat het goed is en dat de familie vanaf 20 maart 1825 welkom is in Veenhuizen. Ze komen tegelijk met twaalf andere arbeidersgezinnen aan op donderdag 24 maart 1825 (dus ze zullen het beurtschip van dinsdagavond 19:00 uur genomen hebben) en ze worden ondergebracht in woning nummer 17 van het tweede gesticht.

Gezinssamenstelling
In het register met invnr 1572 staan ze echter op scan 103 als bewoners van eerst woning 3 en later woning 94 van het derde gesticht. Hoe dat kan weet ik ook niet, maar dat laat ik verder rusten.
Uit dit register neem ik de gezinsgegevens over met de geboortedata zoals die daar staan (en waar die niet juist zijn tussen haakjes aangevuld met gegevens die uit familie-onderzoek zijn gekomen).

Johannes Gerardus Titsing, hier geschreven als Tilsing met een 'l', is geboren op 11 februari 1792 (maar hij schijnt al in 1791 geboren te zijn) en van de roomse godsdienst. Hij is getrouwd met
Lucy Bowen, geboren 2 mei 1790 (maar zij is al rond 1786 geboren te Londen) en hervormd. Twee geloven op één kussen dus en de papen hebben gewonnen, want bij de kinderen staat als godsdienstige gezindheid rooms-katholiek:

Thomas Louis (moet zijn Lewis) Titsing, geboren 3 september 1810,
Johannes Christoffel Titsing, geboren 11 september 1811 (maar in het Militieregister staat als geboortedatum 9 september 1811),
Willem Augustus Titsing, geboren 21 september 1813,
Christina Francisca Titsing, geboren 9 december 1814,
Albertina Francisca Titsing, geboren 26 oktober 1818, en
Johannes Franciscus Titsing, geboren in 1824 (maar volgens zijn geboorteakte op 10 oktober 1821 en met de voornamen omgedraaid, dus als Franciscus Johannes).

Te Veenhuizen komt daar bij:
Johannes Albertus Titsing, geboren 27 oktober 1825, maar hij zal 7 september 1826 al overlijden.

Gedeserteerd
Over de eerste periode van de kolonie Veenhuizen is weinig schriftelijk materiaal bewaard gebleven. Er is alleen algemene informatie, zie hier, over de omstandigheden van wat de Maatschappij noemt 'arbeidershuisgezinnen' en er valt niets specifieks over de familie Titsing te vinden tot de zomer van 1826.

Dan meldt het hiervoor al genoemde register van het derde gesticht met invnr 1572: 'J.G, Tilsing gedeserteerd 19 juni 1826'. Waarom Johannes Gerardus Titsing uit Veenhuizen is vertrokken wordt duidelijk uit een brief die hij op 27 juli 1826 vanuit Amsterdam schrijft aan 'de Weledele Heer Faber van Riemsdijk, Lid der Permanente Kommissie van Weldadigheid over de Kolonie Veenhuijzen te ’s Gravenhage', invnr 80 scans 318-320:

Weledele Heer!

Daar ik met mijn huisgezin bestaande in vrouw en zeven kinderen in de maand maart van 1825 door mijne ongunstige omstandigheden door voorspraak mij naar gemelde kolonie heb begeeven en aldaar opgenomen, ofschoon het ons hard viel van onze betrekkingen alle fatsoenlijke lieden te scheiden.

Dat in ons Lot getroost beantwoordden wij aan het doeleinde dier inrichting zoo veel in ons vermogen was, zoo als mijne vrouw en kinderen als nog doen

Dat op den 25 junij laatstleeden, ik een hond aldaar hebbende wierd geordonneerd om dezelve wegtebrengen ofte dat dezelve anders zoude worden doodgeschoten.

Dat ik dezelve alzoo na Amsterdam bij mijn Famielje heb gebracht, mede met intentie om zoo het mooglijk ware aldaar eenige werkzaamheden te verkrijgen waar in ik dan ook zoo verre geslaagd ben, dat ik geplaatst kan worden indien ik ontslagen ware, ten einde daar wij van zeer goede Famielje en opvoeding zijn, daarbij tevens van zwak ligchaamsgestalte gaarne weder onze vrijheid zouden genieten

Dat wel is waar ik alzoo niet in acht genoomen heb om behoorlijk verlof te vragen, ik mij strafschuldig heb gemaakt en nu mijne vrouw bedreigd word, dat zij na het derde gesticht zouden verplaatst worden. -

Dat ik alzoo van UwelEd. vriendelijk verzoek, om zoo het mooglijk is, mij en mijn vrouw & kinderen te willen ontslaan, uit hoofde van ons zwak gestel daar ik een breuk heb, ofte anders aan mij toe te staan, om zonder eenige straf te ondergaan, mij weder bij henlieden te Veenhuijzen te vervoegen

Terwijl wij ons altijd gehoorzaam aan onze verplichtingen en werkzaamheden ons opgelegd, zoo veel mooglijk hebben gedragen.

Mijn vriendelijke verzoek is alzoo UwelEd. bijstand in deeze voor mij te mogen inroepen, ten einde op den een of andere wijze uit mijne neetelige toestand te mogen worden gered.
 
Waarmede UwelEd. ten hoogsten zoude verplichten die zich met de neederigste noemd,
UwelEd. onderdanigste Dienaar
J.G. Titsing

Amst. 27 July 1826.
NB. verzoeke het antwoord op deeze aan mijne vrouw J. Titsingh te Veenhuizen, 2e gesticht

Opmerkingen
Over die brief valt het volgende te zeggen:
▪ Keurig handschrift, keurig. Ook uitdrukkingen als 'UwelEd.' zijn helemaal zoals het hoort. Het tot twee maal toe verwijzen naar zijn goede afkomst lijkt dus gerechtvaardigd.
▪ Dat zijn vrouw gedreigd wordt van het 2de naar het 3de gesticht te moeten verhuizen, snap ik niet, maar goed, ik heb hier boven al aangegeven dat te laten rusten.
▪ Ook niet te begrijpen valt dat hij staat genoteerd als gedeserteerd op 19 juni, terwijl hij schrijft dat hem op 25 juni over de hond verteld is.
▪ Volgens de aantekeningen op de achterkant van de brief (scan 320) bespreekt de permanente commissie dit op 30 juli 1826 bij agendapunt 82. De notulen daarvan moeten in invnr 40 zitten, van dat invnr zijn geen scans.
▪ De commissie schrijft aan Titsing op 3 augustus 1826 met brief nummer N401 en schrijft aan de subcommissie Amsterdam op 4 augustus N402. Afschriften van die brieven zitten misschien in invnr 359 (geen scans). Er valt wel te raden wat de strekking is van die laatste brief: Pak die vent op en stuur hem terug!

Terugkeer?
De subcommissie Amsterdam reageert daarop op 23 augustus 1826, invnr 80 scan 765. Ze schrijft eerst dat ze een andere weggelopen arbeiderskolonist niet hebben kunnen vinden en dan...

(...) wat den gedeserteerden kolonist J.G. Titsing betreft, vlijen wij ons dat hij reeds naar de kolonie teruggekeerd en aan de bestraffing zich zal onderworpen hebben, door den daartoe bevoegden raad nodig geacht, om hem over zijne begane verkeerdheid op te leggen,

Blijkbaar hebben ze hem dus gelokaliseerd en hebben ze streng met hem gesproken. Maar zo gewillig als ze denken is Johannes Gerardus Titsing niet, want voorlopig keert hij nog helemaal niet terug naar Veenhuizen.

Vervolgens klimt zijn vrouw in de pen. Haar brief bevindt zich niet bij de post, maar in het mapje 1826 in de doos met besluiten met invnr 961 (geen scans). Dat komt omdat de penningmeester van de Maatschappij Jeremias Faber van Riemsdijk elk jaar een paar dagen logeert bij Johannes van den Bosch in Huis Westerbeek. Dan stormen ze samen door alle koloniën en nemen ze een hele rits besluiten.

Een brief van vrouw Titsing
Ook over brieven die dan in hun handen vallen, waaronder op 26 september 1826 de brief van Lucy Titsing-Bowen. De brief is moeilijk leesbaar, maar met dank aan Nico Versteeg die het meeste ontcijferd heeft:

Wel Ed. Gestr Heer
den Heer F. v. Riemsdijk

Wel Edele Gestrengen Heer!

Bij dezen neem ik den vrijheid om UWEdGest te herinneren aan dat ik en huisgezin niet op de lijst der ontslagenen ben gevonden, het is dientengevolge dat ik daar in mijn toestand de akelige winter met alle armoede tegemoet zien, mijn man ongeschikt om den Veldarbeid te kunnen doen, heeft mij en mijn talrijke kroost alhier agtergelaten welke kinderen te jong en te zwak op het veld te werken, zien ik alle elend te gemoet, die ik ontslagen zijnde ?? ?? ?? zal kunnen leven

Ben met Hoogachting

Wel.Ed.Gestr. Heer
Uw.Ed.Gestr. ond. Dienares
De Huisvrouw van Johannes Titsing

Op de omslag van de brief staat:

huisvr van J. Titsing, arbeiders koloniste
Verzoekt om ontslag daar haar man is gedeserteerd

Terug in Veenhuizen
Wat Johannes van den Bosch en Faber van Riemsdijk erover besluiten is niet vastgelegd, maar het heeft wel tot gevolg dat Johannes Gerardus Titsing terugkeert in Veenhuizen. Volgens het register met invnr 1572 is hij op 4 oktober 1826 weer in de kolonie. Daardoor mist hij het overlijden op 7 september 1826 van zijn jongste zoon Johannes Albertus Titsing.

Tuchtzittingen uit deze periode zijn niet bewaard gebleven dus het valt niet te achterhalen of en zo ja hoe zwaar Johannes Gerardus Titsing gestraft is voor zijn desertie.

In de zomer van 1827 wordt het bestand aan arbeidersgezinnen groots opgeschoond. Diverse gezinnen die hebben geklaagd of anderszins ontevreden zijn over de omstandigheden in Veenhuizen kunnen vertrekken. Daaronder de familie Titsing die op 13 juli 1827 met ontslag Veenhuizen verlaat.

Is dat het eind van de relatie tussen Titsing en de koloniën?
Absoluut niet!!

Johannes Franciscus
De eerste die weer opduikt is de jongste zoon Johannes Franciscus Titsing (die dus eigenlijk Franciscus Johannes Titsing heet). Hij wordt op 27 februari 1837, vijftien jaar oud, door de Amsterdamse Inrichting voor Stadsbestedelingen het kindergesticht te Veenhuizen binnengebracht. In het wezenregister met invnr 1412 krijgt hij het weesnummer 197.

Hij is wees geworden nadat zijn vader Johannes Gerardus Titsing in 1833 is overleden en zijn moeder Lucy Bowen in 1836. Op 30 augustus 1837 N9 schijnt men in Den Haag doorgekregen te hebben dat hij rooms is, dat moet in invnr 463 (geen scans) zitten.

Thomas Lewis
Dan mag de subcommissie Amsterdam in 1839 diverse nieuwe gezinnen in de vrije koloniën plaatsen 'uit de contributie' (zie voor een uitleg van dat begrip deze pagina). Zij dragen onder meer voor Thomas Lewis Titsing met vrouw en kind. Volgens het designatieregister in invnr 1395 accepteert de permanente commissie de voordracht op 13 juli 1839 N17 (moet in invnr 489 zitten).

Op 24 juli 1839 arriveert het gezinnetje Titsing en ze worden ondergebracht op hoeve 131 van Willemsoord. Ze staan in het stamboek met invnr 1361 op scan 132. Hoeve 131 staat op wat nu de Amsterdamselaan 4 is, kadastraal Steenwijkerwold B 26, met de coördinaten 52.83741 en 6.085621.

Veel verhuizen
Ze wonen daar maar negen maanden, want op 21 maart 1840 worden ze overgeplaatst naar hoeve 16, zelfde stamboek scan 17. Ze komen in huis bij de bejaarde Jacobus de Nekker en de veertienjarige Maaike Elisabeth van Krugten of Kragten, die familie zal zijn van wijlen de echtgenote van De Nekker.

Hoeve 16 is wat tegenwoordig Steenwijkerweg 208 is, kadastraal Steenwijkerwold A 170, met de coördinaten 52.816977 en 6.069351. Johannes de Nekker, de zoon van Jacobus de Nekker, verhuist diezelfde 21 maart 1840 met echtgenote en kind naar een andere hoeve, maar het is allemaal tijdelijk, want op 12 november 1840 keert hij terug.

Nog meer verhuizen
En dan gaat Thomas Lewis diezelfde 12 november 1840 met vrouw en kind over naar hoeve 67, zelfde stamboek scan 68. Dit is tegenwoordig Koningin Wilhelminalaan 21, kadastraal Steenwijkerwold B 140, met de coördinaten 52.829671 en 6.071277. Ze krijgen als ingedeelde in huis Catharina Hoogendoorn, geboren 15 april 1821, uit Vlissingen.

De inschrijving loopt door in het stamboek met invnr 1362 op scan 69. Ze gaan op 6 maart 1841 met medeneming van Catharina Hoogendoorn naar hoeve 12, zelfde stamboek scan 14 en daarna het stamboek met invnr 1363 op scan 15, want hier blijven ze tien jaar wonen. Die woning is later afgebroken, maar lag aan de Steenwijkerweg 212, kadastraal Steenwijkerwold A 168, met de coördinaten 52.815199 en 6.071078.


Broer in huis
Hier stopt de Maatschappij op 1 april 1841, dus kort na de verhuizing, de jongere broer Johannes Franciscus Titsing bij hen in huis.

Dat duurt acht maanden en dan loopt Johannes Franciscus van de kolonie weg. Ze hebben hem op 12 maart 1842 weer te pakken, maar dan brengen ze hem rechtstreeks naar het kindergesticht in Veenhuizen. Een tuchtzitting over die desertie is niet gevonden. Hij blijft in het gesticht tot hij op 29 april 1843 met ontslag de koloniën verlaat.

Broer in bedelaarsgesticht
Maar hij lijkt het probleemgeval van de familie, want op 17 augustus 1843 wordt hij door de stad Leiden het bedelaarsgesticht op de Ommerschans binnengebracht, zie toegang 0137.01 invnr 430 scan 296 bij bedelaars nummer 3750. Op 21 augustus 1843 wordt hij overgeplaatst naar Veenhuizen en vandaar wordt hij 10 juni 1847 ontslagen.

Maar 18 december 1847 is hij er weer. Dit keer vanuit Zwolle dus hoogstwaarschijnlijk is het een vrijwillige opname vanwege winterse omstandigheden, toegang 0137.01 invnr 430 scan 234 bedelaars nummer 3373. Bij de vervolginschrijving, toegang 0137.01 invnr 435 scan 230 is een signalement van hem opgenomen: lang 1 meter 53,4, smal aangezicht, bruin haar en bruine ogen, grote neus en mond, spitse kin en geen bijzondere kenmerken. Hij wordt 8 mei 1851 ontslagen en keert daarna niet meer terug in het bedelaarsgesticht.

Gezinssamenstelling
In het huishouden van Thomas Lewis Titsing wordt ondertussen de ene na de andere ingedeelde geplaatst en weer overgeplaatst, terwijl ook het eigen gezin groeit en krimpt. De samenstelling:

Thomas Lewis Titsing, geboren 3 september 1810, van de roomse godsdienst, is gehuwd met
Lotje Eijkenduijn, volgens de kolonieadministratie geboren 11 december 1808, maar dat moet zijn geboren op 27 december 1807 en gedoopt op 8 januari 1808, hervormd. Wederom dus twee geloven op één kussen, maar bij de kinderen staat geen vermelding van godsdienstige gezindheid. Ze zijn in de kolonie aangekomen met:

Cato Johanna Titsing, geboren 20 december 1838 te Amsterdam, maar zij overlijdt 15 augustus 1842 te Willemsoord (hoeve 12).

Op de kolonie worden geboren, de eerste op hoeve 67 van Willemsoord, de rest op hoeve 12:

Thomas Christiaan Titsing, geboren 19 november 1840,
Willem Berend Titsing, geboren 25 februari 1843,
Christiaan Titsing, geboren 1 februari 1845,
Johannes Gerardus Titsing, geboren 14 april 1847

TIP: De naam Titsing (en de variatie Tilsing) komt ongetwijfeld regelmatig voor in de correspondentie van 1839 tot en met 1847. Dat laat ik over aan anderen en die kunnen zoeken via allekolonisten.nl

Tot 1859
Na tien jaar op hoeve 12 wordt het gezin op 26 oktober 1850 overgeplaatst naar hoeve 24, invnr 1363 scan 27. Die hoeve wordt per 1 januari 1853 omgenummerd tot hoeve 25. Het is Steenwijkerweg 202, kadastraal Steenwijkerwold A 174, met de coördinaten 52.820551 en 6.065969. Het gaat maar door met inkomende en uitgaande ingedeelden. In 1859 wonen ze hier nog.

Ik ga zelf nooit verder dan 1859, dus voor daarna neem ik hier alleen een paar van de gegevens over die vermeld staan in de door mevrouw Kloosterhuis aangelegde kolonistendatabase:

Na 1859
Volgens die database is de familie te vinden als bewoners van hoeve 25 in invnr 3013; hoeve 25 in invnr 3014; hoeve 25 in invnr 3015; hoeve 112 in invnr 3015; hoeve 375 in invnr 3016; hoeve 375 in invnr 3017. Dan worden ze op 8 december 1876 overgeplaatst naar de kolonie Wilhelminaoord en staan ze als bewoners van hoeve 222 in invnr 3009; hoeve 222 in invnr 3010 en hoeve 222 in invnr 3011. Van al die invnrs zijn scans.

Zowel Thomas Christiaan Titsing als Johannes Gerardus Titsing worden zelf ook kolonist en krijgen ritsen kinderen, zodat er in de kolonistendatabase in totaal 23 bewoners van de vrije koloniën de achternaam Titsing dragen. Dat kun je dus wel een kolonie-dynastie noemen. Sommige wonen er nog als Willemsoord rond 1920 ophoudt een kolonie te zijn en de hoeves worden verkocht.