Leendert Vogelsang heeft zich als wijkmeester 'zeer ver­dienstelijk gemaakt', maar krijgt als onderdirecteur ruzie met superieuren en kan vertrekken. Via de achterdeur komt hij terug.

Pas op, pas op! Er is in de kolonie ook een vrije kolonist Barend Vogelzang uit Rotterdam. Die heeft hier niets mee te maken en komt op een andere pagina. En er is ene Jacob Jans Vogelzang die een boerenplaats te Veenhuizen aan de Maatschappij heeft verkocht en die moet procederen om zijn geld te krijgen. Dat verhaal staat er ook los van en staat hier.


Op deze pagina gaat het alleen over de wijkmeester, onderdirecteur, en veel later vrije kolonist Leendert Vogelsang. Zijn eerste vermelding is op 29 juli 1821, invnr 58, in een brief van Johannes van den Bosch vanuit Frederiksoord aan de permanente commissie:


Ik voeg hier bij een brief van Vogelsang, volgens opgave van de Heer Visser en mijn broeder een uitmuntend suject voor een wijk­meester, als mede aan de herinnering van de Kommissie terug te roepen eene van Oot­maarsen, reeds vroeger door de Heer Visser opgegeven.

Er ontbreken ons volstrekt men­schen voor de administratie om het oude bij te werken.

De aanwezige hebben met het dagelijksche de handen zo vol dat het nau­welijks afgedaan kan worden.

Uit die hoofde zal een spoedige overkomst van de Heer van Riemsdijk dubbel aangenaam zijn, vergezeld van de boekhouder.


Ter dispositie

De door Johannes genoemde referenties zijn zijn broer en voormalig directeur Benjamin van den Bosch en de huidige directeur der koloniën Wouter Visser. Bijgevoegd was de sollicitatiebrief van Vogelsang, maar die bevindt zich nu elders in het archief en heb ik nog niet teruggevonden.

Bij Koninklijk Besluit van 14 december 1821 worden enkele onderofficieren waaronder Vogelsang ter beschikking van de Maatschappij gesteld en op 24 januari 1822, invnr 60, deelt de commissaris-generaal van oorlog dat mee. Hij 'stelt ter dispositie van de Maatschappij de sergean­ten F. Lindemans, Vogelsang en de ser­geant-majoor H. Jurgens'. De laatste met behoud van volledig soldij.

Aankomst

Directeur Visser zit zondag 24 februari 1822, invnr 60, net een brief aan de permanente commissie te schrijven, als hij opmerkt:

 
P.S. Zoo op het moment arriverend de sergt: Vogelsang.

Daarmee is de exacte aankomstdatum van Leendert Vogelsang in de koloniën gegeven. We vinden hem vervolgens in het stamboek Willemsoord met invnr 1407, waaraan deze pagina gewijd is. Helemaal onderaan, bij woning 97bis.

Gezinssamenstelling

De gezinssamenstelling volgens die inschrijving:

Leendert Vogelsang is geboren 29 januari 1782. Hij heeft gediend bij de 8e Kompagnie van het 2e Batallion Infanterie te Brugge. Hij is getrouwd met:

Maria Magdalena Jans, geboren 3 december 1789. Ze hebben een kind bij zich:

Willem Vogelsang, bij wie geen geboortedatum is vermeld.


Bevordering

Op dinsdag 29 oktober 1822, invnr 63, schrijft de directeur:


Het huis door den wijkmr. L. Vogelzang be­woond is N87b.

Dat is een ander nummer dan in invnr 1407, maar laat maar zitten. Belangrijker is dat hij goed voldoet en op zaterdag 19 april 1823, invnr 65, als de stichting van de nieuwe kolonie Veenhuizen in volle gang is, schrijft Johannes van den Bosch:


Vogelzang, wijkmeester in de vierde wijk, derde kolonie, die zich zeer ver­dienstelijk gemaakt heeft, proponeer ik tot onderdirekteur te Veenhuyzen onder Poel­man.

Ik weet werkelijk geen andere men­schen tot deze betrekking voortedragen.

Bei­de waren ons hier zeer nuttig, maar het ge­wigtig te moeten voorgaan.

Een zo uitgebrei­de onderneming laat zich niet door een man beheren dus de uitvoering der details surveil­leerd een ander die het geheel overziet en op de comptabiliteit let.

Naar Veenhuizen

Het voorstel wordt gevolgd. Volgens het brievenboek met invnr 20 besluit de permanente commissie op donderdag 24 april 1823:


Om aan den Heer Direkteur (...) te berigten de aanstelling van L. Vogel­zang tot Onder Direkteur bij het gebouw te Veenhuizen.

In het stamboek Willemsoord met invnr 1407 wordt zijn naam doorgestreept en wordt vermeld: 'L. Vogelsang thans onderdirecteur in Veenhuizen'. Later, zie verderop bij 9 juli 1824, zal meer duidelijk worden over zijn woonomstandigheden in zijn nieuwe functie.

Conflict met Poelman

Maar na een maand of zeven haten Leendert Vogelsang en zijn superieur in Veenhuizen adjunct-directeur Jannes Poelman elkaar intens. Zie over de onderlinge wanverhouding deze pagina.

Leendert Vogelsang doet liever een stapje terug in loon dan langer met Poelman te maken te hebben en hij wordt onderdirecteur van de nog minieme kolonie 7, een gebied met zo'n twintig koloniehuisjes dat later bij de kolonie Wilhelminaoord getrokken zal worden. Zie het besluit over die aanstelling op 6 december 1823.

Op welke dag er ook aangifte wordt gedaan van gezinsuitbreiding:

Susanna Magdalena Vogelzang, geboren te Westervelde (Norg) op 5 december 1823.


Met een stok geslagen

Na een half jaar is de volgende ruzie. Als onderdirecteur van kolonie 7 valt Vogelsang onder de adjunct-directeur van die kolonie en dat is Bernard Diederik Gijsbert van Waardenburg. Die zal later in ongenade vallen bij de permanente commissie, maar vooralsnog is hij de superieur en op woensdag 16 juni 1824, invnr 69, schrijft de directeur:


Bij deze vind ik mij in de onaangename verpligting der Permanente Kommis­sie te rapporteren dat den onder-Direkteur Vogelsang van kol. no.7 na meermalen met de Heer Adj. Direkteur Waardenburg verschil te hebben gehad, waar bij hij zich nimmer ontzach zijne superieur op de onbetamelijkste wijze te beledigen, eindelijk zoo verre is gegaan van hem met een stok te hebben geslagen, zodanig dat Waardenburg verpligt was de adsistentie van werklieden interoepen ten einde nog meer bezwarende daadzaken te verhoe­den;

ten gevolge waar van ik gemeend heb hem dadelijk van zijne funktien als onderDirekteur provisioneel te moeten ontslaan en zijn finaal ontslag uit den dienst der Maatschappij te vragen.

Ontslag

Deze kwestie wordt vermeld in De proefkolonie pagina 360-361.

Op 22 juni 1824 volgt dan het ontslag van Leendert Vogelsang, zie het besluit (overigens weer een van die besluiten waarbij men er in slaagt om in EEN besluit TWEE spellingswijzen van een naam te combineren).

Hij moet de kolonie verlaten, maar daar blijft het niet bij, want voor de mishandeling van Van Waardenburg krijgt hij bij de rechtbank in Assen ook een maand cel aan de broek.

Woninghuur

En hij vindt dat hij nog geld van de Maatschappij te goed heeft. Op vrijdag 9 juli 1824, invnr 70, schrijft de directeur der koloniën:


De gewezene Ond: Direkt: Vogelzang was bij zijne aanstelling en komst als Ond: Direkt: te Veenhuizen in den voorleden jaren verpligt een kamer of huisje te huren om zelve intewonen wijl destijds de Maatschappij aldaar nog geen andere woningen disponibel hadt, dan een boerenhuis het welk door den Adj: Direkt. Poelman wierd geoccupeert.

Gem. OnderDirekteur vraagt thans vergoeding voor de huurpenningen welke hij zelf heeft betaald en dies niet minder dan f 100- bedragen;

geen vrijheid vindende deeze gelden te restitueren uit hoofde het montant mij veel te hoog voorkomt en den Permanente Kommissie misschien van gevoelen mogt weezen dat hier aan in het geheel niet behoren te worden voldaan, heb ik het echter van mijn pligt geacht het verzoek van Vogelzang ter hare kennis te brengen,

en neem de vrijheid hierbij aan te merken dat naar mijn inzien de billijkheid vorderde, wijl aan de Onderdirekteur bij zijn gewoon salaris vrije woning wordt gegeven, dat hij ook daarvan jouisseerde,

en om dien reden zoo veel aan hem mogt worden gerestitueerd als men redelijke wijze kan veronderstellen, dat gedurende 8 maanden aan huur moest worden betaald dat ik tenminste op f 35 a f 50- zoude berekenen,

en waar om ik dan al verder de vrijheid neem te vragen tot autorisatie tot uitbetaling van laatstgemelde som.

Buiten eenig middel van bestaan

Of hij dat geld heeft gekregen weet ik niet. Hij heeft het wel hard nodig, want op vrijdag 3 september 1824, invnr 70, smeekt hij om een betaalde baan:


Leendert Vogelsang geeft met schuldige eerbied der Permanente Kommissie te kennen.

Dat hij sints de onangename gebuertenis plaats gehad, in zijne betrekking als onder directuer in kolonie zeven, en ten gevolge waar van hij uit den dienst der Maatschappij is ontslage geworden, zich tot op heeden geheel buiten eenig middel van bestaan bevind.

Dat ofschoon hij de billijkheid der handelswijze, van de Permanente Kommissie in dezen volkoomen herkend, eevenwel vermeend door het openleggen zijner belangen als nog eenige aanspraak op haren zoo blijk­baar betoonde edelmoedige gevoelens omtrent het ongelukkige natuurge­nooten te moogen maaken.

Als sergeant bij de 6de afdeling infantirie van waar hij tot den dienst der Maatschappij is overgegaan en daar bij met den rang van onder directeur is gebenificeerd geworden vermeend hij de meeste blijken van onderwerping te hebben aan den dag gelegd.

Door overijling tot de ongelukkige hoogte gekoomen, van zich zelven te vergeeten, heeft hij een misstap begaan, waar van het besef van schuld een diepen indruk op hem heeft gemaakt en zijn gevoel met smart en rouw vervuld.

Overtuigd der goede gezindheeden welke men voor zijne belangen heeft gekoesterd en waar van hij staande zijns diensttijd bij de Maatschappij de waarlijke gelukkige ondervinding heeft gehad en hoop van nog niet geheel onverschillig te worden voorbijgegaan, hebben hem de moed gegeven zijn persoon en belangen nogmaals an de opmerking van de Permanente Kommissie aan te bevelen.

Denzelve met gevoelens van gepaste eerbied ootmoedig verzoeken­de van hem tot souteen zijner behoefte als ook van dat zijns gezins van vrouw en twee kinderen andermaal bij de kolonie der Maatschappij van Weldadigheid in eene of andere betrekking te willen plaatsen op zoo danige voet en wijze als zij het geliefde te bepaalen.


Ambtenarij

Dat verzoek wordt afgewezen. Het is onduidelijk of hij ook nog een maand de cel is ingegaan, want zijn verzoekschrift aan koning Willem I om daarvan vrijgesteld te worden, is tussen de paperassen van het ministerie van Binnenlandse Zaken een tijd zoek geraakt. Uiteindelijk, op 28 oktober 1825, invnr 76, dus ruim een jaar later, schrijft het ministerie:


Toevallig is onafgedaan blijven liggen zeker rapport der commissie van gratie uit het Hooggeregtshof te 's Gravenhage aan Zijne Majesteit uitgebragt op de rekweste van zekere Leendert Vogelzang sergeant bij de infanterie en gewezen onder Direkteur bij de Maatschappij van Weldadigheid te Dolder­sum, daarbij verzoekende remissie der gevangenisstraf van ééne maand waartoe hij bij vonnis der correctionele regtbank te Assen was gecondem­neerd.

Hetzelve rapport en bijgevoegde rekwest door Zijne Majesteit aan dit departement ten fine van consideratien en advies gerenvoyeerd zijnde, zal dit commissoriaal als nu behooren te worden aangezuiverd.

Vermits echter hetzelve renvoij reeds gedagteekend van den 27 october des voorleden jaars 1824, en ik onbewust ben of het voornoemde geslagen vonnis reeds niet dadelijk aan den gecondemneerde is uitgevoerd, in welk geval het aan Zijne Majesteit uit te brengen rapport ondoelmatig zoude worden, heb ik gemeend UWelEd: te moeten verzoeken gelijk ik de eer heb te doen bij deze om mij ten dezen aanziene een stellig berigt zoo spoedig mogelijk te willen doen toekomen.


Vrije kolonist

Leendert Vogelsang lijkt voorgoed van de kolonie verdwenen. Maar hij komt terug. In 1842 mag de Provinciaal Commandant van Friesland een gezin in de vrije koloniën plaatsen 'uit de contributie'. Zie een uitleg van dat begrip. Ze kiezen voor Leendert Vogelsang en gezin en op 15 juni 1842 komen ze aan in de kolonie Wilhelminaoord.

Ze worden gehuisvest in hoeve 71 van die kolonie, zie de locatie op dit kaartje. Dat is het gebied waar hij ooit onderdirecteur geweest is. Ze staan geadministreerd in het stamboek Wilhelminaoord met invnr 1356 op scan 71. Zie helemaal bovenaan de pagina hoe die scans te bereiken zijn.

Gezinssamenstelling revisited

Zowel de spelling van de naam als de geboortedatum is anders, dus ik neem de gezinssamenstelling nog eens over uit deze inschrijving:

● Leendert Vogelzang zou nu zijn geboren 15 april 1781. Welk van beide data dan ook klopt, hij is in ieder geval al in de zestig jaar als hij als vrije kolonist begint. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met

Anna Magdalena Jans, die een andere voornaam heeft dan bij de eerste inschrijving, maar wel dezelfde geboortedatum, 3 december 1789. Ze hebben bij zich de dochter:

Susanna Magdalena Vogelsang, volgens de kolonieadministratie geboren 6 december 1823, maar dat is de aangiftedatum, het moet zijn 5 december 1823, zie boven.

Ze hebben een man bij zich die te boek staat als schoonzoon, maar ik betwijfel of hij dat echt is, want ik kan geen huwelijk van hem met een Vogelsang vinden:

Johannes Wilhelmus Mol, geboren 31 mei 1814.

En die heeft een zoon bij zich, die een kleinzoon zou zijn van Leeendert Vogelsang en Anna/Maria Magdalena Jans, wat ik dus ook betwijfel:

Beerend Johannes Wilhelmus Mol, geboren 19 januari 1841.


1843-1845

■ Na negen maanden, op 24 maart 1843 wordt het gezin overgeplaatst naar hoeve 55 van Wilhelminaoord, zie de locatie op dit kaartje.

■ Op 19 april 1845 verlaat de 'schoonzoon' Johannes Wilhelmus Mol  met ontslag de kolonie. Zijn nog kleine zoontje Beerend Johannes Wilhelmus Mol blijft bij zijn 'grootouders'. Johannes Wilhelmus Mol trouwt 1 mei 1845 met de kolonistendochter Aleida Frederika Schnoor, dochter van de Amsterdamse vrije kolonist Johan Friedrich Adolph Schnoor, over wie deze pagina gaat.

1848

De inschrijving als bewoners van hoeve 55 loopt door in het stamboek met invnr 1357.

■ Op 19 oktober 1848 trouwt dochter Susanna Magdalena Vogelsang met Anne Alberts Uidinga of Udinga uit Noordwolde, geboren 11 mei 1827. Ze volgen haar ouders op als kolonisten en de bejaarde Leendert Vogelzang en Anna Magdalena Jans worden ingedeelden bij hun dochter en schoonzoon. Hun 'kleinzoon' blijft er ook wonen.

Nieuw gezin

Susanna Magdalena en haar echtgenoot krijgen drie kinderen:

Anna Magdalena Udinga, geboren 13 mei 1850,
Jantien Udinga, geboren 25 april 1852, en
Leendert Udinga, geboren 17 mei 1854.


Onbepaald verlof

■ In de tussentijd wordt bij besluit van 16 september 1851 N5 aan 'Vogelzang en vrouw onbepaald verlof verleend'. Dat is iets te laat want ze zijn op 12 september 1851 al vertrokken.

■ Maar op 27 mei 1855 overlijdt Susanna Magdalena Vogelsang. Daarop keren Leendert en zijn echtgenote weer terug op 7 juni 1855.

■ Op 10 december 1856 overlijdt Jantien Udinga.


De ingedeelde

Inmiddels heeft Anne Alberts Udinga plannen om te hertrouwen met:

Adriana Gerarda van Driel. Zij is geboren 11 november 1832 en zij is op haar negende op 25 november 1841 in de kolonie geplaatst door de Commissie van Oppertoezigt over het Algemeen Armbestuur te Rotterdam op basis van het contract A12, zie een uitleg over A-contracten. Ze heeft nummer B119 in het stamboek van alle op contract geplaatste koloniebewoners met invnr 1389.

Zij wordt zestien jaar lang ingedeeld bij diverse koloniale gezinnen op diverse hoeves in de directe omgeving van hoeve 55 (maar niet in hoeve 55 zelf).

Volgende verlof

■ Bij besluit van 13 oktober 1857 N3 wordt door de permanente commissie toestemming gegeven voor dit huwelijk én wordt aan Leendert Vogelsang en Anna Magdalena Jans opnieuw een verlof voor onbepaalde tijd toegestaan.

■ Op 12 december 1857 trekt Adriana Gerarda van Driel in bij het huishouden Udinga en op 31 december 1857 verlaten Leendert Vogelsang en Anna Magdalena Jans de kolonie met verlof en dit keer voorgoed, ze komen nooit meer terug. Van Leendert Vogelsang zag ik dat hij januari 1866, dus in de tachtig, te Leiden overlijdt.

■ Op 3 april 1858 vertrekt hun 'kleinzoon' Beerend Johannes Wilhelmus Mol 'met verlof onder inwachting van zijn aangevraagd ontslag' en ook hij komt nooit meer terug.

Tot slot

Over Anne Alberts Udinga valt nog te melden dat hij en Adriana Gerarda van Driel de volgende kinderen krijgen:

● Albert Udinga, geboren 31 juli 1858,
Geertruida Adriana Udinga, geboren 14 maart 1860,
Jannetje Udinga, geboren 11 maart 1862, en
Anne Udinga, geboren 1 maart 1865,

Op 18 maart 1864 overlijdt de negenjarige Leendert Udinga en vader Anne Alberts Udinga overlijdt op 20 juni 1864. De dochter uit zijn eerste huwelijk Anna Magdalena Udinga verlaat de kolonie op 27 oktober 1866.
Adriana Gerarda van Driel weduwe Udinga verlaat met haar vier kinderen op 30 april 1870 de kolonie.