Op 1 april 1823 staat bij dezignatie 19 in het designatieregister
1823 dat A. Vorheim is aangesteld tot assistent op het algemeen
bureau in Frederiksoord. Dat is meestal de plek waar nieuwe
employés beginnen en waar geobserveerd wordt wat ze in hun mars
hebben.
Assistent van de magazijnmeester
In hetzelfde designatieregister staat bij nummer 60 dat hij per 31
augustus 1823 is benoemd tot assistent van de
magazijnmeester. Daarbij hoort het besluit van
die dag waarin staat: 'Den provisioneel geemploijeerde A. Vorheim,
adsisterende de boekhouder van het magazijn, wordt eene
vermeerdering van traktement toegelegd van 1- 's weeks en
hetzelve dus op 5- per week gebragt.'
Naar Veenhuizen
Dan worden de eerste bewoners van de nieuwe kolonie Veenhuizen verwacht en is daar personeel nodig. Op 13 december 1823, invnr 67, schrijft de directeur:
Ik neem de vrijheid hier nog bij te voegen dat de adsistend Vorheim is gezonden naar Veenhuizen als provisioneel magazijnmeester.
Suppoost en magazijnmeester
De directeur doet regelmatig voordrachten voor aanstellingen en
verplaatsingen van personeel en zo ook op 20 december 1823,
waarbij hij over Vorheim schrijft:
Ook deeze geemployeerde was vroeger door de Permanente Kommissie tot provisioneel adsistend op het Algemeen Bureau benoemd en alhier aan den boekhouder van het algemeen magazijn zo lange als adsistend toegevoegd.
Den ondergetekende stelt alzo bij deze voor, om hem tot supoost in het gesticht te Veenhuizen te benoemen, waarnemende de functien van magazijnmeester, en zulks op het gewoon traktement van 2,50 in geld, en 2,70 in verstrekking.
Dat advies wordt zoals gebruikelijk nagevolgd door de permanente
commissie in een
besluit dat op 31 december 1823 wordt genomen en 1
januari 1824 in werking treedt.
Sterke drank
De eerste arbeidersgezinnen zijn er dan al en vanaf half februari
1824 komen ook de eerste weeskinderen, maar op 3 april 1824,
invnr 69, schrijft de directeur:
Eindelijk ter kennis van de Permanente Kommissie te brengen dat de te Veenhuizen als magazijnmeester geemployeerde Vorheim, aan wien tevens het houden eener winkel ten geryve der huisgezinnen was vergunt, zich niet heeft ontzien, niet tegenstaande het strengsten en meermalen herhaald verbod, sterken drank te verkopen.
Deze daadzaak heeft hij na lang tegenspreken bekend, terwijl de Heer Poelman bij verder onderzoek in zijn huis heeft gevonden een anker genever waar uit een gedeelte was verkogt;
men verzekert al verder en de Direkteur te Veenhuizen zal de bewijzen daar van tragten te ontwinnen, dat gem. Vorheim kleederen, zelfs goederen der Maatschappij toebehorende van de kolonisten zoude hebben gekogt, of tot pand aangenomen om alle welke reeden ik mij verpligt vind de Permanente Kommissie in overweeging te geven, om meer gem. geemployeerde uit den dienst der Maatschappij te ontslaan.
Dat voorstel wordt door de permanente commissie overgenomen en
uitgevoerd door een
besluit op 12 april 1824 waarmee Vorheim wordt
ontslagen.
Vergiffenis
Na het vernemen daarvan richt Vorheim zich met een brief in een
keurig handschrift tot de permanente commissie op 29 april
1824, invnr 69 scan 224:
A. Vorheim suppost waarnemende de funcktie van magazijnmeester te Veenhuizen aan de Permanente Kommissie van Weldadigheid
In de hoop mijne vrijpostigheid te verschoonen neem ik bij deze de vrijheid mijne verwondering en smart te kennen te geven bij het ontvangen mijner demissie bij besluit van den 12 dezes wegens het verkopen van sterke dranken etc:
Ik wil mij geenszins van de daad waarmede ik beschuldigd ben verontschuldigen, hoewel ik nooit iets van dien aard aan kolonisten nog gekogt nog verkogt heb, hebbende gisteren de eer gehad zelve de zuivere waarheid van het geene is voorgevallen aan den Heer Direkteur Visser te zeggen.
Ik verzoek de Permanente Kommissie allerdringendst voor ditmaal om vergiffenis, dezelve smekende in overweging te willen nemen dat ik geen crimineel feit begaan heb, maar in tegendeel ten allen tijde getragt heb mijne pligten te vervullen en de belangens der Permanente Kommissie te harte te nemen, waaromtrent ik verzoek informatie te nemen.
Hoe ongelukkig zoude voor mij als vader van een huisgezin dit mijn lot niet zijn, door van de post welke de Permanente Kommissie de goedheid had mij te schenken, en welke ik mij in staat reken te kunnen waarnemen, ontslagen te zien.
Ik smeek dan eindelijk nogmaals alle informatie ten mijnen opzichte intewinnen, voor dat een definitief besluit overtegaan, en vraag niets dan regt en regtvaardigheid.
Met de onderdanigste hoogachting heb de eere te zijn,
onderdanige dienstwilligen dienaar,
Vorheim.
Kolonie Veenhuizen, 29 april 1824
Gedeklineerd
Tyisch is dat hij tegelijkertijd ontkent iets gedaan te hebben en
vergiffenis vraagt voor wat hij gedaan heeft. Zoiets heet denk ik
een subsidiair verzoek. Maar het maakt niet uit, de permanente
commissie heeft op de brief genoteerd dat ze hem beantwoord op 7
mei met een brief met nummer N78 en dat het verzoek is
'gedeklineerd', afgewezen.