Anna Christina is een dochter van Nicolaas Wicart en Johanna
Margrieta Geerling. Haar vader (1748-1815) is schilder van
porselein geweest bij een porseleinfabriek in Loosdrecht en is een
bekende landschapstekenaar te Utrecht van wie honderden werken
bekend zijn. Aquarellen en tekeningen van zijn hand bevinden zich
in diverse musea.
Twee-na-jongste
Het echtpaar Wicart-Geerling krijgt tien kinderen, waarvan Anna
Christina, vernoemd naar haar grootmoeder van vaders kant, de
twee-na-jongste is. Zij wordt gedoopt op woensdag 22 december
1790. Gegevens over de familie en hun woongeschiedenis zijn
verzameld door Ludmilla van Santen op deze Mijn-Genea
pagina, van welke site ik ook de gegevens van de kinderen
van Anna Christina heb overgenomen.
Kort na haar 22e verjaardag baart Anna Christina haar eerste kind van een onbekende vader. Daar gaat ze daarna zo'n twintig jaar mee door met dus een gemiddelde van bijna één kind per jaar, altijd van een onbekende vader. Of zij is de maitresse van een of meer hoge en getrouwde heren of - al is het natuurlijk ondoenlijk om iemand over een afstand van twee eeuwen heen te diagnosticeren - zij is iemand met een psychische beperking van wie makkelijk misbruik gemaakt kan worden.
Ik weet niet of iemand al eens onderzoek naar die kinderen
gedaan heeft bij de Stadsaalmoezenierskamer in Utrecht. Het
notabeldom vindt in de 19e eeuw vrij snel dat mensen niet geschikt
zijn om kinderen op te voeden en kan dan ingrijpen zonder dat er
een rechter aan te pas hoeft te komen. Het lijkt me erg
onwaarschijnlijk dat de opvoeding van de kinderen aan Anna
Christina is overgelaten. Dus ik denk dat ze onder de zorg van de
Aalmoezenierskamer zijn gekomen en in dat archief misschien terug
te vinden zijn.
Van de zestien kinderen die ze vanaf 27 december 1812 tot en met
7 januari 1832 ter wereld brengt, halen er zes het zesde
levensjaar niet. Dat is een voor die tijd laag percentage,
landelijk wordt 55 procent niet ouder dan zes jaar. Op deze pagina
besteed ik alleen aandacht aan die nakomelingen van Anna Christina
die met de koloniën van weldadigheid in aanraking komen.
Drie kinderen in het
wezengesticht
Dat zijn er meteen drie op 20 september 1841. Opgezonden
door de stad Utrecht arriveren die dag in het eerste- of
kindergesticht te Veenhuizen:
● Anthonie Wicart, geboren 18 mei 1824 en bij aankomst
dus 17 jaar. Hij krijgrt het weesnummer 1718. Hij is de derde zoon
van Anna Christina met de naam Anthonie, maar de eerste die in
leven blijft. Je vraagt je wel af wat Anna Christina met de naam
Anthonie heeft??
● Willem Wicart, geboren 15 december 1825 en bij aankomst
dus 15 jaar oud. Hij krijgt het weesnummer 1719.
● Christiaan Wicart, geboren 28 oktober 1830 en bij
aankomst dus 11 jaar. Hij krijgrt het weesnummer 1720.
Ze zijn op weesnummer terug te vinden op de scans van het
wezenregister met invnr 1413. Zie helemaal bovenaan de pagina hoe
de scans te bereiken zijn. Ter toelichting: het begrip wees
betekent in deze tijd niet altijd dat je geen ouders meer hebt.
Het wordt ook gebruikt als of de notabelen of de ouders zelf
vinden dat de ouder(s) niet voor een kind kunnen zorgen.
De volgende
Een jaar later komt de volgende. De Stadsaalmoezenierskamer van
Utrecht heeft maar liefst VIER contracten met de Maatschappij van
Weldadigheid voor de plaatsing van mensen in de koloniën, zie op deze pagina onder
'Utrecht'. Het zijn A-contracten en D-contracten en wat dat
precies inhoudt wordt uitgelegd op de contractenpagina.
Op 8 oktober 1842 schrijven zij, invnr 265 scan 279, dat er bij
die contracten twee opengevallen plaatsen zijn en dat zij dus twee
nieuwe voordrachten mogen doen. Daaronder:
Wilhelmina, dochter van Anna Christina Wicart, geboren 9 december 1827.
De permanente commissie bespreekt dit op 13 oktober 1842. De
notulen daarvan bevinden zich in invnr 533 en daarvan zijn geen
scans, dus dat moet op het Drents Archief ingekeken. Blijkbaar
vindt de commissie het goed, want op 26 oktober 1842 is Wilhelmina
in de kolonie. Ze krijgt het B-nummer (B van bijzonder contract)
811 en is op dat nummer te vinden op de scans van het register van
alle op contract geplaatste personen met invnr 1389.
De geboortedatum die ik in de aan het begin van deze pagina
genoemde genealogie tegenkom, verschilt drie dagen met de opgave
van Utrecht:
● Wilhelmina Wicart, geboren 12 december 1827 en bij aankomst dus veertien jaar. Zij is het tweede kind binnen veertien maanden van Anna Christina met de naam Wilhelmina.
Wilhelmina wordt ingedeeld op hoeve 34 van Wilhelminaoord bij de
bejaarde kolonist Gerrit Dirks, zie het stamboek Wilhelminaoord
met invnr 1356 op scan 34. Na een jaar wordt Dirks als kolonist
opgevolgd door zijn schoonzoon Johan Adolf Hensbergen. Hier blijft
Wilhelmina lang wonen.
En dan komt moeders
Het kan geen toeval zijn dat nu vier van haar kinderen in de
koloniën zijn, ook Anna Christina opduikt. Ze wordt, bijna 52 jaar
oud, op 12 november 1842 door de stad Utrecht het
bedelaarsgesticht op de Ommerschans binnengebracht. Volgens latere
berichten, zie onder, heeft ze zich vrijwillig aangemeld.
Ze wordt als Anna Christina Wiekart ingeschreven in het
bedelaarsregister 'gemerkt L' met bedelaarsnummer 2074. Die
bedelaarsregisters werken net even anders als de andere scans.
Ga weer naar http://alledrenten.nl/scans, maar kies nu voor
'Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen/Ommerschans' en bevestig die
keus in het vakje dat eronder verschijnt. Je hebt nu toegang tot
alle scans die gemaakt zijn van toegang 0137.01 bij het Drents
Archief, het archief van de Rijkswerkinrichtingen.
Het register 'gemerkt L' is invnr 430. Bij bedelaarsnummer 2074
staat een foutieve geboortedatum, maar dat is bij deze registers
schering en inslag. In het signalement lezen we dat Anna Christina
1 meter 60 lang is, een normale lengte in die tijd. Verder heeft
ze een rond 'aangezigt', bruin haar en bruine ogen, een ronde kin
en geen bijzondere kenmerken. Ze wordt op 25 november 1842
overgeplaatst naar Veenhuizen.
Samen in Veenhuizen
Ze zit dan of in het tweede gesticht of in het derde gesticht en
haar drie zoons zitten in het eerste. Dat is best nog een flinke
tippel maar het is wel dezelfde kolonie en het valt te doen. De
mogelijkheid tot contact met haar zoons duurt tot juni 1845 als ze
Veenhuizen verlaat.
Als onderzoekmogelijkheden voor deze periode zou ik suggereren de
invaliditeitsregisters. zowel voor Anna Christina als haar zoons.
Hebben ze wat, een of ander gebrek? De Maatschappij van
Weldadigheid noteert elk ongemak omdat ze een extra vergoeding
krijgt voor elke niet valide kolonist.
De concept-invaliditeitsregisters van het tweede gesticht bevinden
zich in invnr 1561a, tot mei 1843, en invnr 1562, vanaf juni 1843.
De andere zijn niet bewaard gebleven, maar de definitieve
invaliditeitsregisters over deze jaren van én wezen én bedelaars
moeten zich bevinden in het archief van Binnenlandse Zaken,
Nationaal Archief toegang 2.04.56, 7e afdeling Armwezen.
Uitvliegende zoons
Het houdt op als de jongens uitvliegen als ze daarvoor de leeftijd
hebben. Op 9 maart 1844, invnr 288 scan 8, geeft het ministerie
van Binnenlandse Zaken toestemming voot het ontslag uit de
koloniën van Antonie Wicart en op 5 april 1844 verlaat hij de
gestichten. Op de 'Nominative staat van ontslagen weezen,
gedurende het jaar 1844', invnr 307 scan 243, staat dat hij na
zijn ontslag werkzaam is bij de 'boerenstand'. Interessant kan
zijn de ontslagvoordracht voor wezen in 1844, invnr 1434, want
daarin staat vaak welke toekomstplannen iemand heeft voor na het
ontslag.
Op 17 maart 1845, invnr 302 scan 843, doet de minister hetzelfde
ten aanzien van Willem Wicart en hij vertrekt op 15 April 1845. De
ontslagvoordracht zit ook in invnr 1434. Op de lijst van in 1845
ontslagen weeskinderen, invnr 322 scan 94 staat genoteerd dat
onbekend is waar hij na zijn ontslag naar toe is gegaan.
Afschriften van alle ontslagvoordrachten moeten zich ook weer
bevinden bij de hiervoor genoemde toegang bij het Nationaal
Archief.
Nu is alleen zoon Christiaan Wicart er nog. Anna Christina meldt
zich aan voor ontslag en komt voor op de op invnr 307 scan 7
beginnende
STAAT VAN PERSONEN, die zich in de gestichten der Maatschappij van Weldadigheid bevinden, ten gevolge van derzelver geheel vrijwillige aangifte, tot opzending naar dezelve, en tot wier ontslag de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid bij dispositie van den Minister van Binnenlandsche Zaken van den 4 juny 1845 N125 voorwaardelijk is gemachtigd.
Op de volgende scan is bij haar als te ondernemen actie genoteerd
'dadelijk te ontslaan'. Anna Christina Wicart wordt uit de
bedelaarsgestichten ontslagen op 19 juni 1845. Ook hier
kan de voordracht tot ontslag van bedelaarskolonisten voor 1845
interessant zijn, invnr 1487 of Nationaal Archief.
Terug in Utrecht
Ze keert terug naar Utrecht, maar daar ziet de familie haar liever
gaan dan komen. Een maand later, op 26 juli 1845, invnr 308 scan
202, schrijven de regenten van de Stadsaalmoezenierskamer aan de
Maatschappij van Weldadigheid:
Zekere Anna Christina Wicart, oud 54 jaren, is in de maand November 1842 vrijwillig naar de Ommerschans vertrokken, doch aldaar slechts 14 dagen verbleven, en alstoen, bij gunstige uitzondering, naar Veenhuizen overgeplaatst.
Hoewel slechts voor één jaar zich aangegeven hebbende is zij aldaar tot 20 Juny ll gebleven, doch alstoen vertrokken, om rede het haar te zwaar viel, en in de hoop door hare betrekkingen alhier te zullen worden voortgeholpen.
In die verwachting te leur gesteld heeft zij zich tot ons gewend, bepaaldelijk met verzoek om alsnu in de vrije koloniën der Maatschappij te worden geplaatst, hetwelk zij opgeeft door of vanwege de Directie der Kolonien haar verzekerd te zijn, op onze voordragt plaats te kunnen hebben, onder bijvoeging, dat ze in dat geval gehuisvest zoude kunnen worden bij of door J. Bijlaart, vanwege de sub-commissie alhier in der tijd opgezonden en thans, zoo het schijnt, eene ondergeschikte betrekking in de koloniën vervullende.
Vermits die vrouw alhier voor onze rekening zoude komen, en besteed moeten worden, bestaan er aan onze zijde geene bedenkingen, dat zulks ten onzen laste in de koloniën plaats hebbe, te minder daar reeds twee harer kinderen onzentwege naar Veenhuizen zijn opgezonden en hare dochter zich te Frederiksoord bevindt, in wier nabijheid zij verlangt gevestigd te worden.
Uit hoofde van een en ander hebben wij de eer om UwEdGeb de opzending en vestiging van die vrouw in voege omschreven, en ter onzen koste voortestellen.
Regenten deze stads Aalmoezenierskamer
namens dezelve
B.C.J. Visscher, secretaris
Over deze brief...
Er staat wat onzin in deze brief. Overplaatsing van de Ommerschans
naar Veenhuizen is geen gunstige uitzondering, dat gebeurt met
nagenoeg alle bedelaars. En iemand kan zich niet voor één jaar
opgeven voor het bedelaarsgesticht, ook als je vrijwillig komt
moet je blijven tot ze je laten gaan. Tenslotte hebben ze het over
twee naar Veenhuizen gezonden kinderen, maar dat zijn er dus drie.
De rest zal wel kloppen, zoals dat de Utrechtse 'betrekkingen' (=
familie) haar niet willen helpen en de wens om in de buurt van
haar dochter te wonen. De 'ondergeschikte betrekking' van Willem
Hendrikus Bijlaart is 'opperman', maar dat wil niet zeggen dat de
directie van de koloniën het in hem ziet zitten, zie deze pagina.
De permanente commissie houdt deze brief in advies op 5 augustus 1845 bij agendapunt 9 en bespreekt hem op 8 augustus 1845 agendapunt 2, allebei invnr 570. Waarschijnlijk staat daar in dat ze constateren dat de Stadsaalmoezenierskamer geen open plekken meer heeft. Dus sturen ze Utrecht een nieuw contract.
Utrecht moet bijbetalen
Het gaat dan om een zogenaamd E-contract voor de plaatsing van één
persoon voor 60 gulden per jaar, zie de uitleg bij E-contracten op
de contractenpagina. Dat
contract zenden de regenten van de Stadsaalmoezenierskamer terug
op 15 augustus 1845, invnr 308 scan 534:
Wij hebben de eer aan UwEdGeb hierbij terug te zeneden het contract van uitbesteding van Anna Christina Wicart, zoodanig als hetzelve gevoegd was bij UwEdGeb missive van 8 dezer N2, en thans ook door ons is onderteekend.
(...)
Deze brief en het contract komen bij de permanente commissie
binnen op 21 augustus 1845 N3, ook invnr 570. Waarschijnlijk
besluiten ze dan de directeur der koloniën kennis te geven dat
Anna Christina er aan komt, want er is een melding, invnr 332 scan
71, van een briefje van de directeur der koloniën dd 25 augustus
1845 aan de adjunct-directeur voor de vrije of gewone koloniën dat
de permanente commissie op 21 augustus 1845 N3 heeft aangekondigd
de komst van 'A.C. Wicart, ter indeeling in de gewone kolonien'.
Aankomst
Op 31 augustus 1845 is ze er dan. In het register van alle
op contract geplaatste personen met invnr 1389 staat ze met het
nummer 1011B op scan 315. De geboortedatum is overgenomen uit het
bedelaarsregister en dus nog steeds fout. Gemeld wordt dat ze is
geplaatst op contract E nummer 182, maar of en waar dat contract
in het archief is opgeborgen zou ik ook niet weten.
Ze begint in kolonie 1, Frederiksoord, op hoeve 129. Dat is
inderdaad als ingedeelde bij de familie Bijlaard. Zie het stamboek
Frederiksoord 1841-1848 met invnr 1350 op scan 136. Opgemerkt moet
worden dat de grenzen tussen Frederiksoord en Wilhelminaoord in
die tijd héél anders liepen dan tegenwoordig.
Ik hoop dat het Drents Archief weer snel een kaartje met de
ligging van hoeves op internet krijgt, maar volgens oude
informatie ligt die hoeve vlak bij de 'Vriese Brug' over de
Vierdeparten die Drenthe en Friesland verbindt. Hoe ver dit
verwijderd is van hoeve 34 van Wilhelminaoord waar dochter
Wilhelmina woont, mag iemand anders uitzoeken.
Overplaatsing
Het duurt niet zo heel lang, op 6 november 1845 wordt Anna
Christina overgeplaatst. De reden daarvoor is misschien te vinden.
Overplaatsingen worden (meestal) behandeld in de 'Kleine Raad voor
de Gewone Koloniën'. De notulen daarvan stuurt de directeur elke
maand naar de permanente commissie dus die zullen zich bevinden
bij de agenda's van die commissie in december 1845, invnr 575.
Anna Christina komt nu terecht op hoeve 95 van Wilhelminaoord,
zie het stamboek Wilhelminaoord 1841-1848 met invnr 1356. Dat is
het gezin van Bartholomeus de Jong, dat pas op 19 mei 1845 vanuit
Utrecht in de kolonie is aangekomen. Naast die ongeveer 48-jarige
kolonist en zijn één jaar oudere echtgenote, bestaat het
huishouden uit dochters van 10, 14 en 20 jaar en een aantal
ingedeelden.
Er is ook een zoon Hendrik van 23 jaar die zich later bij het
gezin voegt. Officieel keert hij pas 6 maart 1847 bij zijn ouders
terug, maar het is mogelijk dat hij eerder al langs komt. De naast
Anna Christina enige andere ingedeelde is de 19-jarige Antoine
Nicolaas Fortanier.
Het gaat fout
In dit huishouden gaat het binnen enkele maanden fout. De
adjunct-directeur van de vrije of gewone koloniën schrijft op 29
maart 1846, invnr 317 scans 332-333, aan de directeur der
koloniën:
(...)
Tevens wenschte ik wel van hier verplaatst te hebben zekere vrouw A.C. Wiecart, thans ingedeeld bij B: de Jong.
Die vrouw moet niet minder dan 10 a 12 onechte kinderen gehad hebben; bewijs genoeg voor haar onzedelijk bestaan, en daar mij de man bij wien zij is ingedeeld, geklaagd heeft, dat er bij voortduring eene ontuchtige geaardheid bij haar bleef, zich openbarende bij nog jeugdige ingedeelden en eigen kinderen, acht ik het van het grootste belang, om der zedelijks wille, genoemde vrouw van hier te verwijderen.
Zulke voorwerpen behooren hier niet te huis, zij is, meen ik, van den Ommerschans naar deze kolonie overgeplaatst.
Het laatste klopt dus niet, ze komt niet van de Ommerschans, de
rest onttrekt zich aan onze beoordeling. Met 'ontuchtige
geaardheid' kan van alles bedoeld zijn, ook grof taalgebruik kan
zo genoemd worden. De directeur der koloniën stemt hiermee in en
op 2 april 1846 brief N853, invnr 317 scan 330, schrijft hij aan
de permanente commissie:
Ik heb de eer UwZedG. voortestellen de verplaatsing naar een der bedelaarsgestichten te Veenhuizen van de bestedelingen in de gewone kolonien:
(...)
en Anna Christina Wicart 1011B bij particulier contract van Utrecht overgenomen.
De eerste om haar onreinheid en de laatste om haar ontuchtige geaardheid, zoo als de Adjunct-Directeur bij nevensgevoegde copij brief van 29 Maart jl N165 te kennen geeft.
Veenhuizen revisited
De permanente commissie bespreekt dit op 14 april 1846 N10, invnr
579, en gaat blijkbaar akkoord met het voorstel. Tussen het
overzicht van brieven van de directeur bevindt zich, invnr 332
scan 428, een mededeling van de directeur dd 17 april 1846 aan de
adjunct-directeur voor de vrije koloniën dat de permanente
commissie bij resolutie van 14 april N10 heeft 'goedgekeurd de
overplaatsing naar een der bedelaarsgestichten te Veenhuizen van
de bestedelingen B.A. Holwerda N148bis en A.C. Wicart N1011B,
welke aanstaanden maandag vanwege het 2e Gesticht zullen worden
afgehaald, om dingsdagmorgen te vertrekken'.
Zodat ze dinsdagmiddag 21 april 1846 haar intrek neemt op
een van de zalen voor bedelaars in het tweede gesticht te
Veenhuizen. In die kolonie zit nog één zoon, Christiaan Wicart, en
dat blijft een dik jaar zo. Maar dan scheiden hun wegen. Op 29 mei
1847 wordt Christiaan uitverkoren voor het Instituut van
Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, een uurtje van Veenhuizen
vandaan. Aldus de melding in het register van kwekelingen met
invnr 1583 waarvan geen scans zijn. Hij krijgt kwekelingennummer
47.
Tenslotte
Dat is een hele eer voor Christiaan en de verzorging in Wateren is
ook beter dan waar ook in de koloniën, maar het lijkt hem er niet
te bevallen. Hij deserteert op 28 augustus 1847. Op 3 september is
hij weer terug, maar er staat niet bij of hij zelf terug komt of
door een veldwachter is teruggebracht. Normaal volgt op zoiets een
zitting van de tuchtraad, maar die heb ik niet kunnen vinden.
Daarna blijft Christiaan in Wateren, zodat Anna Christina zonder
kinderen in Veenhuizen achterblijft. Ook van deze periode zouden
de invaliditeitsregisters interessant kunnen zijn, want nu heeft
ze zeker gebreken, invnr 1562 of 1565, want ze overlijdt op 13
oktober 1847.
Zoon Christiaan verlaat Wateren en de koloniën met ontslag op 4
juni 1850, de ontslagvoordracht is invnr 1435. Dochter Wilhelmina
verhuist eerst op 1 november 1849 naar het gezin van Albert Bouke
Krol op hoeve 21, zie het stamboek Wilhelminaoord met invnr 1357
de scans 35 en 22. Ze verlaat de kolonie met ontslag op 26 mei
1853. Daarover heeft de permanente commissie beslist op 27 april
1853 N6 en dat moet in invnr 750 zitten.
Vele, vele jaren later zal de eerder in dit verhaal genoemde zoon
Willem Wicart nog een keer, als Willem Wickart, in de
bedelaarsgestichten terechtkomen. Hij woont dan blijkbaar in
Amsterdam en wordt vandaar op 15 september 1876 het gesticht
binnengebracht na een rechterlijke veroordeling (moet te vinden
zijn). Hij mag op 15 september 1877 weer met ontslag weg, toegang
0137.01 invnr 293.
Er lopen in de bedelaarsgestichten diverse mensen rond met
(ongeveer) dezelfde achternaam die er volgens mij niets mee te
maken hebben. Er is een Jacoba Wicart (1793-1849) uit Leiden, die
wordt genoemd invnr 243 de scans 142, 259, 354 en 429, en in invnr
1389 te vinden is onder nummer 944. Ene Jacobus Wiekard/Wiecard
die kleermaker schijnt te zijn en genoemd wordt invnr 256 de scans
507 en 523. En een Evert Wiekart uit Utrecht, geboren 1795, die
heel in de verte wel familie lijkt te zijn en die met zijn vrouw
in het bedelaarsgesticht aankomt als Anna Christina net is
ontslagen, genoemd op invnr 326 scan 190.
Als gezegd hebben die er volgens mij niets mee te maken, maar voor
wie hun bedelaarsgegevens wil nachecken heb ik de laatste twee op
deze
pagina gezet.