Eerst ene F. de Bruin met zijn gezin en dan Adrianus Wijnmaalen met zijn gezin: de Delftenaren vinden het maar niks in de kolonie, maar het is makkelijker er in te komen dan er uit te gaan

De subcommissie van weldadigheid te Delft mag in 1822 een gezin in de vrije koloniën plaatsen 'uit de contributie'. Zie hier voor een uitleg van dat begrip. Ze sturen eerst ene F. de Bruin met zijn gezin, totaal vier personen, blijkens het opschrift op een brief van 11 mei 1822, invnr 61 scan 338 (de brief zelf is scan 337). Zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn.

Retour De Bruin

Op 30 juni 1822, invnr 61 scan 913, kondigt Delft aan dat het gezin in de tweede week van juli in Amsterdam de boot over de Zuiderzee zal pakken, in een brief met ook bijzonderheden over de dienstregeling van de schuiten. Dat gebeurt ook, maar op 16 juli 1822, invnr 62 scan 197, schrijft de directeur der koloniën vanuit Frederiksoord naar de permanente commissie in Den Haag:


Voorts te berichten dat hier is aangekomen het huisgezin van de Bruin uit Delft, doch dat zijne vrouw hier niet kunnende aarden, en zij zich voor haar vertrek daar tegen hadt ge­stelt, hij heden morgen, zonder schulden dan die zijner transportkosten, bij de Maatschap­pij te hebben gemaakt, ook zonder beko­men permissie is vertrokken.

Kwaadwilligheid

Dat is snel. De subcommissie Delft laat 31 juli 1822, invnr 62 de scans 288 en 289, weten dat ze het teruggekeerde gezin meteen voor zich heeft geroepen en zij constateert dat 'voorgegeven ziekelijkheid en vooral kwaadwilligheid der vrouw' de oorzaak zijn van hun snelle vertrek en dat het weinig zin heeft hen terug naar de kolonie te sturen. En:


Het is uit dien hoofde dat de Commissie bij deze het genoegen heeft aan UED. opnieuw voor te dragen het huisgezin van Adrianus Wijnmaalen bestaande uit man, vrouw en drie kinderen.

De ouderdom der man is 30 jaren, die der vrouw 32 en die der kinderen een en een half, drie en één van zeven jaren; dit gezin is ons ten delen zelfs bekend en na alle ingewonnen informatiën is ons genoegzaam gebleken dat huishouden in alle opzigten die vereischte bezitte, welke nodig zijn om voor de kolonie en hun zelve goed te kunnen slagen; te meer daar de man in zijne jeugd altoos bij tuinlieden geärbeid heeft, en hem dus dit werk geenzints vreemd is.

Het strekt ons tot een bijzonder genoegen dit huisgezin weder zo spoedig te kunnen aanbieden daar het ons bedunkens van de uiterste noodzakelijkheid is, het voorgevallene met het andere huishouden, hierdoor weder te herstellen, opdat het een en ander geene verkeerde indruk op de ingezetenen maken.

Waarna ze vragen of ze het gezin van Wijnmaalen, dat blijkbaar zit te popelen, meteen kunnen laten vertrekken. Ze hebben natuurlijk gelijk, de burgers van Delft die contributie betalen aan de Maatschappij van Weldadigheid zullen hun wenkbrauwen fronsen over het feit dat hun armen niet in de kolonie willen zijn en dat moet snel weggepoetst.

Willemsoord-Steggerda

De permanente commissie gaat akkoord met de voordracht en op 10 augustus 1822, invnr 62 scan 358, schrijft een blije subcommissie Delft dat het gezin Wijnmaalen op reis zal gaan. Dat gebeurt ook, want volgens de 'Nominative Staat der Aangekomen Kolonisten met vermelding op welke hoeven dezelfde zijn geplaatst', waarvan hier een gedeelte is afgedrukt, invnr 1370 (daarvan zijn geen scans), komen ze op 18 augustus 1822 aan:


Ze worden gehuisvest in hoeve nummer 30 van wat dan kolonie 6 genoemd wordt, Willemsoord-Steggerda. Nou ja gehuisvest... Veel meer dan een week hebben ze niet in die hoeve gezeten. Want nauwelijks aangekomen richt Adrianus Wijnmalen zich per brief tot de subcommissie Delft. De brief zelf is niet in het koloniearchief aanwezig, maar het zal er op neerkomen dat hij on-mid-del-lijk weer naar huis wil.

Ontsnappen

Dat leidt tot 'verontwaardiging' bij de subcommissie en tot zoveel paniek dat ze onduidelijk beginnen te schrijven, 23 augustus 1822, invnr 62 scan 423. Ze kunnen dit er niet bij hebben! Ze willen 'dat er met de meesten spoed gezorgd worde, dat Wijnmalen in de onmogelijkheid geplaatst worde, te ontsnappen'. Ze schetsen de gevolgen van zo'n vlucht voor zowel het aantal contribuerende leden in Delft als voor de bereidheid onder arme gezinnen om naar de kolonie te gaan.

Op de achterkant van de brief, invnr 62 scan 424, heeft men te Den Haag genoteerd dat men de brief van de subcommissie Delft 'kopielijk' heeft doorgezonden aan 'de leden' in de koloniën, 'met den brief in originali van Wijnmaalen'. Er zijn rond deze tijd van het jaar altijd twee leden van de permanente commissie in de koloniën, Johannes van den Bosch en Jeremias Faber van Riemsdijk.

Strafkolonie

En die weten wel hoe ze een ontsnapping tegen moeten gaan. Ze sturen het gezin naar de strafkolonie op de Ommerschans, waar ze blijkens dit overzicht op 27 augustus 1822 aankomen.

Van het stamboek van strafkolonisten 1822-1827 met invnr 1442 zijn geen scans, maar wel foto's op bonmama. Klik op 'spring naar eerste blad' en vul daarna bij 'record' 9 in en je bent op de bladzijde waar de Wijnmalens staan. Bij het gezin is vermeld: '27 augustus 1822 om wangedrag van kolonie N6 hoeve 30 naar deze kolonie verwezen'.

Gezinssamenstelling

Van deze plek neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie qua geboortedata lang niet altijd betrouwbaar is.

Adrianus Wijnmaalen is geboren 6 juli 1793. Hij is net als de rest van het gezin gereformeerd. Hij is getrouwd met:

Hendrina Hissels, geboren 14 december 1791. Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:

Hendrik Wijnmalen, geboren 7 januari 1815,
Hendrina Adriana Wijnmalen, geboren 1 mei 1819, en
Pieter Wijnmalen, geboren 30 april 1821.

In de strafkolonie komt daar bij:
Adrianus Wijnmalen, geboren 6 februari 1824.

Arbeidershuisgezin

Ze worden twee jaar vastgehouden. Dan mogen ze weg uit de strafkolonie, maar niet naar de vrije koloniën, ze krijgen per 14 september 1824 de (lagere) status van arbeidershuisgezin bij het eerste gesticht te Veenhuizen. De pagina's over arbeidershuisgezinnen zijn nog niet af, maar op een gegeven moment komt:
- op deze pagina algemene informatie over arbeidershuisgezinnen, en
- een lijst van de eerste arbeidersgezinnen in het eerste gesticht op deze pagina.

Weer een brief

Ze staan nu in het stamboek van het eerste gesticht met invnr 1571 op scan 7. Ze bewonen woning 13. En vandaar grijpt Adrianus Wijnmalen weer de pen. Op 11 november 1824, invnr 71 scan 386, schrijft de subcommissie Delft:

(...)

Wij krijgen nu en dan brieven van kolonisten, met verzoek om ontslagen te worden; onder dezelve was er eene geschreeven door Ad Wijnmalen, zich bevindende in het eerste gestigt te Veenhuizen No 13, welke man ontevreden met zijnen toestand, verzocht om in deszelfs plaats een ander huisgezin optezenden; daar wij echter aan soortgelijke klachten, of voorstellen geen gehoor kunnen geven, was ons verlangen, om ter vermijding van onnodige uitgaven, van dergelijke brieven verschoond te blijven.

Er zijn bij ons verschij­de aanzoeken gedaan van huisgezinnen om in de koloniën der Maatschappij geplaatst te worden, doch daar onze finantiële toestand, door het jaarlijks afnemend getal der contribuerende leden alhier, niet gedoogt dat wij deze menschen beloven kunnen, dat hun verzoek zal worden ingewilligd; zoo zoude het ons tot genoegen verstrekken het gevoelen der Permanente Kommissie dienaangaande bij gelegenheid te vernemen.

En nog een brief

Met die onnodige kosten bedoelt de subcommissie dat in die tijd de ontvangers van een brief de porti betaalden. Het lijkt dan een half jaartje rustig te blijven, maar op 14 april 1825 meldt Delft zich weer, invnr 73 scan 172:

(...)

Wij hebben onlangs van den kolonisten Wijmalen wederom eene brief ontfangen, waarin hij deszelfs ontevredenheid met deszelfs lot zonder omwegen te kennen geeft, en om zijn ontslag verzoekt.

Wij kunnen aan deszelfs petitie geen gehoor geven, en zouden gaarne zien, dat aan den genoemde Wijmalen geïnterdiceerd werdt, onze subkommissie verder met zijn brieven lastig te vallen, ter vermijding van onnodige uitgaven voor brievenport;

wijders verlangen wij, dat het huisgezin van meergemelden Wijmalen, door ons bevorens naar de vrije koloniën opgezonden, en zich thans te Veenhuizen bevindende, zoude beschouwd worden, als een der huisgezinnen, 't geen wij in dit jaar nog gratis in het etablissement aldaar zouden kunnen plaatsen, op dat deszelfs plaats in de vrije koloniën der Maatschappij van onzen t'wege door een ander, meer waardig huisgezin, zoude kunne geremplaceerd worden.

Mogelijke verbetering

Met 'geïnterdiceerd' zullen ze bedoelen 'verboden'. Daarin gaat de permanente commissie mee, maar met het laatste verzoek niet. De plek in de vrije koloniën kan niet door een ander worden ingenomen, want de mogelijkheid om weer naar de vrije koloniën te mogen terugkeren, moet Van Wijnmaalen als een worst worden voorgehouden om zijn gedrag positief te beïnvloeden. Op 30 april 1825, invnr 356 (daarvan zijn geen scans) schrijft zij aan de subcommissie Delft:

(...)

Wat verder aangaat UWEd. verlangen, om het huisgezin van van Wijnmalen, primitief voor de vrije kolonien gedesigneerd, doch thans in het etablisse­ment te Veenhuizen, uit dat der strafkolonie alwaar hij om wangedrag verwezen was, geplaatst, ter oorzake van zijn onbetamelijk gedrag stellig voor het etablissement te Veenhuizen te bestemmen, om bij het verkrijgen eerlang van disponibele plaats in dit gesticht daarentegen een meer waardig huisgezin in de vrije kolonien op te nemen; hieraan kunnen wij niet wel voldoen, uithoofde zulks strijdig is met de koloniale bepalingen, waarbij ter aanmoediging van het gedrag der uit de vrije kolonien naar de Ommerschans of het etablisse­ment van arbeiders verwezene vrije kolonisten, hun de weder aanneming als zoodanige is voorgesteld, welk uitzigt derhalve den kwaadwilli­gen tot derzel­ver mogelijke verbetering billijker wijze nimmer kan worden ontnomen.
Het menigvuldig brieven schrijven van Wijnmalen aan UWEd. zullen wij zoo veel mogelijk trachten te verhinderen.

November 1825

Maar geleidelijk dringt het door dat het met onwillige kolonisten kwaad kersen eten is. Er moet meer correspondentie zijn, maar die heb ik niet kunnen vinden. Het volgende is een brief van de directeur der koloniën die op 11 november 1825 aan de permanente commissie schrijft, invnr 76 maar het scannummer weet ik niet:

(...)

De rekening van van Wijnmalen gaat hier nevens; dezelve heeft nimmer eenig huisraad of kleding op 16-jarige schuld gehad: tot opheldering daar van diend dat hij dadelijk bij zijne eerste aan­komst in de koloniën wilde deserteeren, dan daar in verhinderd zijnde door de Permanente Kommissie, welke zich destijds in de kolonie bevond, naar de Ommerschans is verwezen, alwaar hij bij een ander huisgezin heeft inge­woond tot zijn vertrek naar Veenhuizen, hebbende hij aldaar mede niets genoten dan oplopende schuld.

En tenslotte

Het is slim van Van Wijnmalen om niets aan te pakken, anders zit je gelijk met een schuld die je moet terugverdienen. Ook Delft heeft er genoeg van, blijkens een brief van de subcommissie op 7 december 1825, invnr 76 en ook hier weet ik het scannummer niet:


Op UWEds. missive van den 11 en 25 november ll. hebben wij de eer te berigten dat de kolonist Wijnmalen onlangs met verlof te Delft geweest zijnde, verklaart heeft geene schulden te hebben,
in deze mening hebben wij aan deszelfs verzoek, om ontslagen te worden gehoor gegeven en het zelve aan de Permanente Kommissie voorgesteld;
uit dien hoofde is het de intentie van onze subkommisie, om zich met de betaling der nog loopende schulden van den reeds gemelden kolonist niet te chargeren, met verzoek dat hem zulks door de koloniale direktie betekend worde, opdat hij voor deszelfs vertrek, door zijne meerder verdiensten zijne schulden aflosse.

Of Van Wijnmaalen eventuele schulden nog heeft afbetaald, weet ik niet. Maar op 29 december 1825 verlaat het gezin, na een dikke drie - niet al te succesvolle - koloniale jaren, Veenhuizen en de koloniën.