Op 15 mei 1826 wordt door de provincie Boord-Brabant een
groep van achttien kinderen bij het kindergesticht te Veenhuizen
afgeleverd. Een aantal komt uit 's Hertogenbosch, verder komen ze
uit onder meer Lith, Worm, Ossendrecht, Aarle Rixtel, Etten en
Leur, Nieuw Vosmeer en Halsteren. Er zijn er ook vier uit 'Hooge
en Lage Zwaluwe'.
Daaronder ene Evert Hoop, geboren 9 januari 1813, maar die heeft er duidelijk geen zin in. Hij loopt na drie maanden, op 21 augustus 1826, weg, wordt gevankelijk teruggevoerd op 21 oktober 1826, maar loopt opnieuw weg op 9 maart 1827 en dan vinden ze hem niet meer terug.
Broers en zus
En er zijn uit Hoge en Lage Zwaluwe drie kindjes met de
achternaam 'De Winter' die vast en zeker alle drie familie van
elkaar zijn. Ze hebben de designatienummers 43/17, 43/18 en 43/20
en de designatielijst 43 zal hun verwantschap waarschijnlijk
bevestigen, maar die heb ik niet bekeken. Het zijn in de volgorde
van oud naar jong:
● Willem de Winter staat met het weesnummer 1959 in het
register van het derde gesticht te Veenhuizen met invnr 1572 (zie
bovenaan de bladzijde hoe dit en andere invnrs te bereiken).
Volgens die inschrijving is hij geboren in 1812. Hij mag
de oudste zijn, maar hij is niet de sterkste van de drie, hij
overlijdt na zes maanden, op 4 november 1826. Het kan te
maken hebben met de bedenkelijke gezondheidstoestand in het derde
gesticht, zie hier
(pagina nog niet af).
● Neeltje Adriana de Winter staat met het weesnummer 1960
in de registers 1572, 1410, 1411 en 1413. Volgens de op dit punt
niet altijd betrouwbare kolonieadministratie is zij geboren op 28
oktober 1817.
● Aart de Winter staat met het weesnummer 1961 ook in de
registers 1572, 1410, 1411 en 1413. Volgens die registratie is hij
geboren op 25 oktober 1818.
Ontslag Neeltje Adriana
Neeltje Adriana en Aart behoren tot de kinderen in Veenhuizen die
'stellig weten dat hunne ouders overleden zijn', zie deze scan.
Ze komen voor op enkele staten van het derde gesticht, zoals deze
van 1 augustus 1829 en een andere
van later in die maand waarin de indeling van de zalen bijgehouden
wordt.
Als een wees twintig jaar is komt die in aanmerking voor ontslag.
Dus Neeltje Adriana mag in 1837 vertrekken. Volgens een overzicht
in invnr 191, klik
hier en vul rechtsonder het scannummer 202 in, is 'haar
voornemen te vertrekken naar Lage Zwaluwe om aldaar een dienst te
zoeken'.
Of toch maar niet
Maar het jaar verloopt en uiteindelijk vindt ze het toch te eng.
Op 17 oktober 1837 schrijft de directeur der koloniën aan
de permanente commissie, invnr 188, klik
hier en vul scannummer 283 in:
Frederiksoord, den 17 October 1837
De wees N.A. de Winter, N1960, aan welke thans ontslag zoude moeten worden gegeven, ingevolge UwEdG resolutie van den 29 Junij ll N4 – als hebbende zij verleden week belijdenis des geloofs afgelegd - verlangt nog den winter over te mogen blijven, daar zij thans tegen de reis opziet, hare familie niet kent en alzoo vreest, in dit saizoen, aan geen plaatsing te zullen komen, terwijl haar broeder misschien in het aanstaande voorjaar ontslagen wordt, met wien zij dan tegelijk konde vertrekken.
De eer hebbende UwEdG daarvan berigt te geven, meen ik er het advijs te moeten bijvoegen, om dat verzoek bevorderlijk te willen zijn.
De Directeur der Kolonien
J. van Konijnenburg
Het gemeentebestuur
De permanente commissie heeft op de brief aangetekend dat ze dit
bespreekt op 27 oktober 1837 onder agendapunt N7. Dat heb
ik niet bekeken, maar ik neem aan dat ze Neeltjes wens om samen
met haar broer te vertrekken honoreert en aan het ministerie van
Binnenlandse Zaken voorlegt. En daarop komt een onverwacht
antwoord.
Het ministerie laat weten dat het gemeentebestuur van Hoge en
Lage Zwaluwe per se wil dat Neeltje Adriana het gesticht verlaat.
Zie de brief van 20 november 1837, invnr 189, klik
hier en vul scannummer 294 in. Misschien heeft het
gemeentebestuur geen zin om nog een keer de ƒ 45,- te betalen die
een jaar verblijf van een wees in Veenhuizen kost. Of - positief
gedacht - ze hebben al een dienstje voor Neeltje Adriana.
Hoe dan ook zit er niets anders op. Op 12 december 1837
verlaat Neeltje Adriana de Winter het kindergesticht in
Veenhuizen.
Ontslag Aart
Het jaar erop behoort broer Aart de Winter tot de
'jongelieden geboren in het jaar 1818 en vroeger van welken het
ontslag in het jaar 1838 in overweging moet worden genomen'. Op de
concept-voordracht tot ontslag van het derde gesticht in invnr
1433 (daarvan zijn geen scans) wordt ten aanzien van zijn 'Graad
van Geestonwikkeling' opgemerkt dat er sprake is van een
'tamelijke ontwikkeling', maar wordt ook opgemerkt: 'leest en
schrijft gering'.
Al met al acht men hem wel in staat om in de gewone maatschappij
de kost te verdienen. Dat wordt in Hoge en Lage Zwaluwe
toegejuicht en als een van de eerste geconsulteerde provincies
reageert Noord-Brabant. Op 13 maart 1838, invnr 193, klik
hier en vul scannummer 184 in, komt namens die provincie het
ministerie van Binnenlandse Zaken met de toestemming tot ontslag
van Aart.
Op 27 maart 1838 verlaat ook Aart de Winter Veenhuizen. En naar later blijkt komt hij dan in een gespreid bedje. Want in een overzicht uit januari 1839, invnr 204, klik hier en vul scannummer 358 in, staat over zijn vertrek: 'Naar de Lage Zwaluwe vertrokken alwaar zijn zuster een dienst voor hem had'. Nog een bewijs dat broer en zus veel voor elkaar betekenen.