Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie
HOOFDSTUK I
Van de Leden der Maatschappij
Art. 1.
Ieder Nederlander kan Lid zijn van de Maatschappij van
Weldadigheid.
Art. 2.
Om Lid te worden, moet men door een der Leden voorgedragen, en
door het Bestuur der Maatschappij worden goedgekeurd.
Art. 3.
Niemand kan tot Lid voorgedragen of aangenomen worden, die door
een regterlijk vonnis onteerd is. Ieder reeds Lid zijnde, tegen
welken zoodanig vonnis geslagen wordt verliest het regt van
Lidmaatschap.
Art. 4.
Ieder, die tot Lid aangenomen wordt, is gehouden, naar zijn
beste vermogen mede te werken, om den toestand der behoeftigen
door alle gepaste en geoorloofde middelen te verbeteren.
Art. 5.
Ieder Lid is tot eene jaarlijksche contributie van 52 stuivers
verpligt. Alle overige bijdragen geschieden geheel vrijwillig.
Art. 6.
Deze bijdragen worden besteed tot algemeene en erkende uitgaven,
als tot onderhoud der noodige localen, ter aanmoediging van
dagblad- en andere schrijvers over nuttige onderwerpen tot de
armen-inrigtingen betrekkelijk, gelijk mede tot premien ter
aanmoediging van arbeidzaamheid en tot andere soortgelijke
uitgaven, welke bij een bijzonder Reglement nader zullen worden
geregeld en bepaald.
Art. 7.
Ieder kan, des verkiezende, voor het Lidmaatschap bedanken, en
zich daar door van de op hem genomene verpligting ontslaan.
HOOFDSTUK II
Over het doel en de middelen
Art. 8.
Het doel der Maatschappij is hoofdzakelijk, om den toestand der
armen en lagere volksklassen te verbeteren, door zoodanige
ontwerpen, die voor dezelve dienstig geoordeeld worden, ter
uitvoering te brengen, inzonderheid door aan dezelve arbeid,
ouderhoud en onderwijs te verschaffen, en hen uit dien toestand
van verbastering, waartoe deze menschen, in het algemeen,
vervallen zijn, optebeuren, en tot eene hoogere beschaving,
verlichting, en werkdadigheid opteleiden.
Art. 9.
De middelen, van welke de Maatschappij zich bedient, zullen alleen
bestaan in de zoodanige, die binnen het bereik vallen van
bijzondere personen, en volgens de wetten van het Rijk door ieder
kunnen en mogen worden aangewend.
Art. 10.
Het onderhoud, dat den armen verschaft wordt, zal alleen gegeven
worden in vergelding van arbeid, en nimmer zal men trachten dit
oogmerk door liefdegiften te bereiken.
Art. 11.
Ten aanzien van het zedelijk onderwijs, zullen de beginselen
gevolgd worden, bij de armen-scholen in de Noordelijke Provintien
aangenomen.
HOOFDSTUK III
Over het Bestuur der Maatschappij
Art. 12.
Het Bestuur wordt uitgeoefend door twee Commissien, waarvan de
eerste met alle de werkzaamheden, die de bereiking van het doel
vordert, belast
is, en de tweede met het toezigt dat de reglementen betracht, en
de belangen der deelgenoten en der armen behartigd worden.
Art. 13.
De Presidenten en overige Leden der Commissien nemen hunne
functien gratis waar.
AFDEELING I
Over de Commissie van Weldadigheid
Art. 14.
De eerste Commissie bestaat uit een President en twaalf Leden, en
wordt de Commissie van Weldadigheid genaamd.
Art. 15.
De President wordt, bij meerderheid van stemmen door de
gezamenlijke presente Leden levenslang gekozen.
Art. 16.
Aan den President komt het beleggen der vergadering toe. Hij doet
de Commissie zamen komen en naar goedvinden scheiden.
Art. 17.
Hij kiest uit de gezamenlijke Leden een' eersten en tweeden
Adsessor, die hem in de uitoefening zijner werkzaamheden
behulpzaam zijn. Ieder jaar gaan deze af, doch zijn op nieuw
verkiesbaar. Een der andere Leden van de Commissie zal den post
van Secretaris der vergadering waarnemen.
Art. 18.
De President heeft het oppertoezigt over alle aangelegenheden der
Maatschappij. Hij doet deswegens zoodanige voorstellen aan de
vergadering, als hij dienstig acht en besluit met meerderheid van
stemmen.
Art. 19.
De Commissie van Weldadigheid wordt in vier afdeelingen verdeeld,
als: eene van finantien, eene voor het onderwijs, eene voor de
werkzaamheden, en eene voor de correspondentie. Iedere afdeeling
bestaat uit een voorzitter en twee Leden. De eerste Adsessor is
voorzitter in die in die van het onderwijs, de tweede in die voor
de werkzaamheden. De aard hunner overige werkzaamheden wordt
bij nadere reglementen bepaald.
Art. 20.
De Leden worden voor twaalf jaar benoemd. Gedurende de eerste
twaalf jaren gaat jaarlijks bij loting een Lid af; na verloop van
twaalf jaren, gaat ieder jaar het oudste Lid af. De afgegane Leden
zijn echter in beide gevallen weder herkiesbaar.
Art. 21.
Ter vervulling der plaatsen van de afgaande Leden, of bij andere
vacatures, draagt de President iemand daar toe voor, Lid zijnde
van de Maatschappij van Weldadigheid. Deze goedgekeurd zijnde,
wordt de keuze ter bekrachtiging gezonden aan de Commissie van
toevoorzigt.
Art. 22.
De Commissie van Weldadigheid niet vergaderd zijnde, kan aan een
bekwaam getal Leden de dagelijksche loop der werkzaamheden worden
opgedragen.
Art. 23.
Bij afwezigheid van eenen, of van beide de Adsessoren, belast de
President andere Leden der Commissie provisioneel met de
waarneming van derzelver werkzaamheden, onder dezelfde
verantwoordelijkheid als bij het Reglement, ten aanzien der
Adsessoren, bepaald is.
AFDEELING II
Over de Commissie van Toevoorzigt
Art. 24.
De Commissie van Toevoorzigt bestaat uit vier en twintig Leden; de
President en Secretaris daar onder gerekend.
Art. 25.
De Commissie van Toevoorzigt wordt benoemd door Kiezers. Ieder
honderdtal Leden van de Maatschappij benoemt eenen Kiezer, die,
gedurende drie jaren, deze functie uitoefent. De gezamenlijke
Kiezers benoemen vier en twintig Leden uit de Deelgenoten, voor
den tijd van een jaar; de afgaande Leden zijn op nieuw
verkiesbaar.
Art. 26.
De benoemde Leden kiezen uit hun midden den President en
Secretaris.
Art. 27.
De President brengt de zaken in overweging en besluit met
meerderheid van stemmen. Indien de stemmen mogten staken, heeft
de President eene concluderende stem.
AFDEELING III
Algemeene bepalingen omtrent de werkzaamheden der beide
Commissies
Art. 28.
De Commissie van Weldadigheid ontvangt alle ontwerpen tot hare
werkzaamheden betrekkelijk. De President onderzoekt dezelve met
zijnen eersten Adsessor, en zendt ze vervolgens naar de
afdeeling, tot welke het voorstel betrekkelijk is, om
consideratien en advies. Het ontwerp wordt wijders door den
President in deliberatie gebragt, en met meerderheid van stemmen
goedgekeurd of verworpen.
Art. 29.
Geen besluit is van kracht, 't welk niet door den President is
geteekend, en door den eersten Adsessor gecontrasigneerd.
Art. 30.
Wanneer tot eenig voorstel bijzondere uitgaven gevorderd worden,
dan wordt het besluit deswegens genomen, door den 1sten
Adsessor, vanwegens de Commissie, aan de deelgenoten
medegedeeld, met aanwijzing van het oogmerk, de middelen en de
wijze van uitvoering, en worden zij uitgenoodigd, na goedbevinding
daar toe te contribueren. De penningen, op deze wijze verkregen,
mogen in geen geval tot andere einden gebezigd worden, dan
waartoe zij gegeven zijn.
Art. 31
In geval de fondsen of middelen, volgens het voorgaande artikel
verkrijgbaar, niet toereikten ter uitvoering van eenig ontwerp,
als nuttig erkend, is het aan de Commissie van Weldadigheid
geoorloofd, aan Z.M. den Koning zoodanig verzoek intezenden, als
de Commissie zal noodig oordeelen; mits echter dat dit verzoek
niets inhoude, noch ten aanzien van den form, noch ten aanzien
der stof, het gene strijdig is met de wetten van den Staat of van
dit reglement, en dat daarbij in het oog gehouden worde de
behoorlijke eerbied aan den Persoon des Konings verschuldigd.
Art. 32.
Zoo de bijdragen, tot welke zich de deelgenoten verbonden hebben,
voldoende zijn om het ontwerp ten uitvoer te brengen, wordt de
tweede Adsessor van wegens den President met de uitvoering
belast.
Art. 33.
De eerste Adsessor is persoonlijk verantwoordelijk aan de
Commissie van toevoorzigt, dat bij geen besluit beschikt worde
over penningen, op eene wijze strijdig nlet Art. 30 van dit
Reglement.
Art. 34.
De tweede Adsessor is persoonlijk verantwoordelijk aan de
Commissie van toevoorzigt, dat geen besluit, waarbij beschikking
over penningen plaats heeft, worde uitgevoerd, 't welk niet door
den eersten Adsessor gecontrasigneerd is gelijk hij mede
persoonlijk verantwoordelijk is, dat de penningen
overeenkomstig de besluiten besteed worden.
Art. 35.
Voor zo verre deze penningen besteed worden ter verkrijging van
eenig eigendom van waarde, behoort hetzelve aan hun, die ter
verkrijging daarvan hebben gecontribueerd; echter onder zoodanige
nader te bepalene voorwaarden, dat de eigenaars het vruchtgebruik
daarvan aan de Maatschappij zullen laten verblijven. Doch in geen
geval kan daarvan eenig ander gebruik gemaakt worden, dan waartoe
hetzelve bestemd is, zonder toestemming der eigenaars.
Art. 36.
De Vergadering van Toevoorzigt komt alle jaren den 12 Mei eenmaal
te zamen, en ontvangt dan rekening en verantwoording van alle
ontvangsten en uitgaven, door de Commissie van Weldadigheid
gedaan, benevens de echte bescheiden daartoe betrekkelijk. Zij
onderzoekt, of doet door geschikte personen onderzoeken, den
staat der uitgevoerde ontwerpen, dien der armen, en
andere inrigtingen, door de Commissie van Weldadigheid
daargesteld, en, bij goedkeuring, ontlast zij de Leden van de
Commissie van Weldadigheid van hunne verantwoordelijkheid, en
doet, anders, de belangen harer Committenten gelden tegen de
overtreders, door hen, zoo daartoe termen zijn, voor de gewone
regtbanken, te vervolgen.
Art. 37.
Alle overige werkzaamheden worden bij bijzondere Reglementen
bepaald.
Art. 38.
Geene Commissie kan een besluit nemen, ten zij er meer dan de
helft der Leden present is; noch ook anders dan bij meerderheid
van stemmen.
HOOFDSTUK IV
Over de verandering, verbetering, en vermeerdering van
dit Reglement
Art. 39.
Indien eene der beide Commissien veranderingen in het ontwerp
noodig oordeelt, wordt het voorstel daartoe door de eene Commissie
aan de andere gezonden, en zoo deze laatste het oordeel
bekrachtigt, dan, en ook dan alleen, worden de deelgenoten
uitgenoodigd om, bij besloten briefjes, die aan hunne huizen
worden afgehaald, het voorstel aantenemen of te verwerpen. Deze
briefjes worden vervolgens aan de Commissie van Weldadigheid
ingezonden, en de meeste stemmen voor of tegen zullen in dit
geval beslissen.