Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie
pag 1:
Nederland is traditioneel een land van overvloedige en ruime
middelen en het volk bezit de "deugd der mededeelzaamheid". Toch
is er de laatste tijd sprake van een toenemende menigte armen.
Dit komt niet omdat er minder middelen zouden zijn of omdat de
mededeelzaamheid is vermindert.
pag 2/3:
Er is nog een overvloed van werk in Nederland blijkens de "buiten
de boornlanders" die hier vast of tijdelijk komen werken.
De algemene opinie is dat de buitenlanders het werk verrichten
dat voor de Nederlanders te zwaar is. Maar hetzelfde werk wordt
ook gedaan door Nederlanders, dus dit is niet waar. Bovendien
behoort het Nederlandse tot het gezondste aller volken.
pag 4:
Men zal aanvoeren dat het "werktuigelijk werken" in sommige
fabrieken vele werklieden heeft overbodig gemaakt en dat dit dus
schadelijk voor de maatschappij is.
Toch is dit een gunstige ontwikkeling aangezien er goederen
simpeler en goedkoper kunnen worden geproduceerd en de fabrieken
dus beter met de buitenlandse kunnen wedijveren en kunnen
groeien.
In feite is deze manier juist heilzaam voor de mensen. Niemand
hoeft meer slecht betaald en ongezond werk te verrichten, want
het werk dat overblijft vereist juist "meer beweging en
veranderde lichaamsgestalte", waardoor "zij dus vrolijke en
lustige werklieden kunnen blijven".
pag 5:
De armen zijn meestal "niet slechts arm naar het uiterlijk
lichaam, maar zij zijn ook kwijnende naar de ziel: zij zijn
veelal zo verlaagd en willenloos, dat zij schaamte, eerzucht noch
moed hebben, maar als dieren slechts afwachten, wie hun een
kleinigheid tot hunne nooddruft zal geven en dit ontbrekende,
de vuilnis hopen bezoeken, om hunnen honger te stillen, en, alzo
hun kwijnend leven voort te slepen zonder enige geneigdheid te
tonen, om zich uit deze elendige toestand op te breken en te
redden."
pag 6:
Door het systeem van bedeling "zijn zij te vadzig om doen werk te
zoeken, verkiezen liever bedeling en in armoede hunne dagen door
te brengen, en dit ellendige en der edele menschheid ontëerende
gedrage en levenswijze tot hunne" te maken.
In koopsteden als Amsterdam en Rotterdam vindt men ook armoede
"maar geen zo afzichtelijke en jammerlijke als in Leyden", tenzij
de nood door drank of ontucht veroorzaakt is of het gaat om
bedelaars van professie, die opzettelijk medelijden willen
opwekken. De gewone armen zijn "lustige, gezonde menschen, welke
zo dra er wat te verdienen is, aanstonds gereed zijn, en hun brood
willen winnen".
pag 7:
Het is dus bewezen dat de armoede niet veroorzaakt wordt door
mindere middelen of door minder mededeelzaamheid in "dit voor hen
zo gezegende land". Wat zijn dan wel de oorzaken?
Wat direct opvalt is dat de armen daar blijven waar zij gewoond
hebben en geen kans hebben om elders werk te zoeken omdat men
daar bang is om armen op te nemen. "Hier door blijven zij, daar
zij zijn, en vervallen tot meerdere armoede en last der gemeente."
De gemeente geeft de armen vaak net genoeg om hen in leven te
houden. Maar de lasten hiervan drukken weer op de overige
ingezetenen, die daardoor dus van minder moeten rondkomen.
Hierdoor kan de armoede dus ook toenemen, zoals in Leiden is
gebeurd.
pag 8:
Daar komt nog bij dat de bedeling, in de vorm van "turfbroden en
andere eetwaren" gebeurd door "enen of meer aannemers", waardoor
de gezeten burgers een belangrijk deel van hun nering verliezen.
Ook nadelig is de huidige wijze van betalen van de soldaten.
Vroeger kregen de soldaten wekelijks hun gage, waarvan zij hun
levensbehoeften en kleding kochten. Toen floreerden alle
garnizoensplaatsen.
pag 9:
Tegenwoordig krijgen de soldaten alle artikelen van staatswege.
Voor de staat betekent dit een besparing, maar voor de
plaatselijke bevolking houdt dit een verlies van inkomsten in:
"want alle burgers hangen als een keten van elkanderen af; zo men
eene schakel wegneemt, breekt men het vertand, en doet allen
kwijnen."
Een ander voorbeeld van verkeerd ingeschatte bezuinigingen is
het Lutherse bestedelingenhuis te Amsterdam.
pag 10:
De armen, ouden, kinderen en gebrekkigen van de gemeente waren
ondergebracht bij de leden. Men becijferde dat het goedkoper was
om alle behoeftigen onder te brengen in één huis. Sindsdien is
het aantal armen alleen maar toegenomen: "velen van die lieden,
welke bestedelingen gehad hadden, dit voordeel missende,
vervielen nu zelver tot armoede en waren genoodzaakt de
onderstand der gemeente te verzoeken."
"Niet weinig vermeerdert de armoede, door het bestendig
fabrieksmatig spinnen", waar de arbeiders van 's-morgens tot
's-avonds zittend werken zonder beweging, vaak in stoffige kleine
ruimtes, welke wijze van werken "ongezondheid en kwijning
veroorzaakt, welke van slepende ziekten, lusteloosheid en
moedeloosheid gevolgt worden".
pag 11:
Ook door de bedelarij vermeerdert de armoede. Bedelaars maken
misbruik van de "milde aart der ingezetenen" en verzamelen
aanzienlijke sommen geld, waardoor zij vaak rijker zijn dan de
burgers zelf. Deze worden daardoor verleid om hetzelfde te doen en
een "lui en werkloos leven te leiden, dat van ouders op kinderen
overgaat, en alzo het getal hand over hand doet toenemen en
aanwassen; zo dat het een ineetend kanker wordt, welke op alle
mogelijke wijze dient gestuit te worden".
"Niet minder schadelijk is de anders loffelijke en der menschheid
eer aandoende deugd der mededeelzaamheid, wanneer zij, zo als nu,
een gerede en gemakkelijke toevlucht is voor algemene behoefte."
Dit maakt namelijk "de geringere klasse der menschen traag, lui en
zorgeloos".
pag 12:
Doordat de mensen weten dat zij altijd op de bedeling kunnen
terugvallen verteren zij net zoveel als zij verdienen en laten
een eventuele slechte of oude dag over aan de bijstand. Dat
heeft bovendien nog het nadeel dat de te geven onderstand pas
dan gekocht word wanneer er gebrek aan is. Dit is ten eerste niet
goedkoop, bovendien drijft het de prijs van de waren ook nog
omhoog, aangezien het de schaarste bevordert. Ook de winkelier
heeft er dan geen voordeel van, want in het algemeen zal hij
minder spullen verkopen.
pag 14:
Sommige mensen stellen dat de oorzaak van de armoede gelegen is in
het feit dat de bevolking te groot is geworden voor de middelen
van bestaan en dat de emigratie bevorderd dient te worden. Dit is
een verkeerd denkbeeld. Er zijn eerder te weinig handen,
waardoor de armoede juist toeneemt. Onder de het Franse bestuur
zijn namelijk "menigte jongelingen ... weggemaakt en verloren".
Deze jongelingen, de "bloem der jonge manschappen", zouden zijn
opgegroeid tot steun der huisgezinnen, als verzorgers "der oude,
gebrekkelijke ouders en der hulpbehoevende jongere zusters en
dochters". Door dit gemis hebben de ouders en de minder geschikte
mannen die waren gebleven meer hooi op hun vork moeten nemen dan
zij aankonden. En dus nam de armoede alleen maar toe.
pag 15:
Ook zullen er veel "ongepaarde" vrouwen overblijven die voor
zichzelf moeten zien te zorgen of "in armoede kwijnen".
"Er is nog een gebrek; hetwelk de armoede vermeerdert, en het
welk, helaas! niet weinig in onze geringe klasse is
doorgedrongen: de luiheid namentlijk". Het valt niet te
ontkennen dat deze meer en meer vaste voet aan de grond heeft
gekregen. Dit is echter vooral te wijten aan moedeloosheid en
vertwijfeling over de voortdurend slechte toestand.
pag 16:
Het valt echter te verwachten dat, wanneer het beter gaat met de
handel en er weer hoop op arbeid is, de armen weer bereid zullen
zijn de handen uit de mouwen te steken.
Er zijn enkele middelen om de armoede te verminderen.
Ten eerste moet de "anders zo loffelijke en heilzame deugd der
mededeelzaamheid" teruggebracht worden en mogen de armen de
bedeling niet langer als natuurlijk ervaren. Tegelijkertijd moet
de spaarzaamheid van de armen bevorderd worden "door hen
geleegenheid te geven, om van hunne zomer hoge daglonen van
gedeelte aftezonderen en te bewaren".
pag 17:
Hiervoor zou iets als een Nederlandse Spaarbank zeer geschikt
zijn.
Er zou volstrekt geen bijstand gegeven mogen worden buiten aan
onbekwame, oude en ziekelijke mensen en aan kinderen. De anderen
zouden zelf op zoek moeten gaan naar werk, waar dan ook in het
Rijk. Wie niets kan vinden of wie niet wil werken moet via
werkverschaffing aan arbeid geholpen worden. Want alleen de
arbeid houdt de mens gezond.
"De ondervinding leert, dat bij gezonde menschen de ledematen bij
en onder den arbeid, zich versterken en geschikter worden, en de
krachten toenemen naar mate den arbeid". De lonen dienen dan ook
evenredig aan de zwaarte van de arbeid te zijn.
Bijzondere aandacht moet er gegeven worden aan de jeugd. Zij moet
onderwezen worden in het lezen, schrijven en rekenen, "maar vooral
ook in den Godsdienst - als de enige bron van braafheid en goede
zeden, en de enigen grond van order en ondergeschiktheid".
pag 18:
Ook moet bij hen de spaarzaamheid worden aangespoort en moeten ze
onderwezen worden om zo vroeg mogelijk tot arbeid en eigen
verdiensten te komen. Vooral de veldarbeid en de zeevaart zijn
geschikte werkplekken, "voor zo ver er geen geleegenheid is, die
kinderen in eenig ambacht of handelwerk te plaatsen, naar dien
dit hen meer tot geschikte en geseeten burgers kan opleiden dan
de losse veldarbeid of zeevaart, welken, vooral de laatste, hen te
ongedurig en zwerfziek doet worden".
Op de bedeling aan oude en zieke mensen mag niet bezuinigd
worden, zoals momenteel helaas veel geschied, waardoor veel
mensen gedwongen worden om om een aalmoes te bedelen. De natie
moet hun openlijk ondersteunen en "ook deze ongelukkigen in
hunne rampen en wederwaardigheden te verligten en draaglijk te
maken, om hen alzo vrolijke en vergenoegde menschen te doen zijn".
"Voorts dient de bedelarij niet slechts geweert; maar volstrekt
verboden te worden." Dit omdat zij de armoede alleen maar
vermeerdert.
pag 19:
De meeste armoede ontstaat uit "verloop en verandering van zaken,
waar door de eene fabriek of handwerk kwijnt, door de opkomst
eener andere".
De bierbrouwerijen bijvoorbeeld hebben te lijden gehad onder de
opkomst van de koffie, thee en sterke drank, waarvan de
scheepvaart en de stokerijen weer geprofiteerde hebben.
Aardewerkfabrieken hebben geleden door de beter Engelse en Franse
waren, waarvan de handel weer geprofiteerd heeft. In Leiden zijn
de laken- en zijdefabrieken verdwenen door de goedkopere aanvoer
uit de nieuwe provinciën en door het gebruik van katoen. Maar er
zijn ook nieuwe handelstakken ontstaan.
pag 20:
"Het is derhalve billijk en betamelijk, dat de florerende plaats
het verlies helpt dragen, dat de ander door derzelfs voordeel komt
te lijden."
"Ten dien einde is het billijk en noodzakelijk dat de armen
onderstand nationaal zij". Het rijk keert echter geen algemene
uitkering uit, maar vult de bestaande armenfondsen van
armengestichten en kerkgenootschappen aan, zover die niet
toereikend mochten blijken te zijn.
pag 21:
De onderstand dient niet in natura, maar in geld gegeven te
worden, opdat de bedeelden hun geld als vrije mensen kunnen
besteden en zo tegelijkertijd de welvaart ook verdeeld wordt
onder de plaatselijke middenstand. Natuurlijk bestaat het gevaar
van misbruik. Bij ongeregeldheden of bij dronkenschap en slecht
gedrag moeten de plaatselijke autoriteiten het recht hebben om
mensen in verzekerde bewaring te stellen. De overtreders moeten
als voorbeeld voor anderen gestrafd worden.
pag 22:
Een aanzienlijk middel in de bestrijding van armoede is het
verschaffen van werk. Voor het bestuur van het land of een plaats
is dit echter ingewikkeld. Deze hebben namelijk geen eigenbelang
in de zaak. "Het behoort derhalve meer overgelaten te worden aan
bijzondere personen of daar bij geïnteresseerde
maatschappijen." Besturen kunnen dit alleen maar
aanmoedigen of desnoods met financiële bijdragen steunen.
De komst van buitenlandse arbeiders toont aan dat er in de
Nederlanden genoeg werk voorhanden is, ook voor de Nederlanders,
"wanneer zij het zoeken willen".
pag 23:
Men kan echter ook groter denken en streven naar een meer
landelijk belang. "Hoe vele woeste gronden zijn er nog in ons
Vaderland?" Deze zouden ontgonnen en tot landbouwgronden
herschapen kunnen worden, "indien maar de onderneemende geest der
capitalisten aangemoedigt wierd om derzelven te ontginnen en te
cultiveren".
Het rijk zou de huidige bezitters van woeste gronden moeten
aanmoedigen deze stukje bij beetje te verkopen. Het rijk zou ook
kunnen overgaan tot het aankopen van gronden, deze cultiveren en
vervolgens weer te verkopen. "Het is niet te berekenen, welk
voordeel het Rijk zelve, en de bezitters daar door zouden
profiteeren, zo door de meerdere werkzaamheid, de inkomsten, als
het vertier dat dezelven zouden opleveren". Dit zou ook de
aanzien van ons land verbeteren.
pag 24:
Deze gronden blijven nu "tot schade en schande ener ijverige en
onderneemende Natie liggen". Hiervoor zouden "negotiatien"
opgericht kunnen worden, waarin liefhebbers geld zouden kunnen
steken. Door aanmoediging en uitzicht op winst zouden er zeker
voldoende investeerders te vinden zijn.
Wier hieraan nog niet voldoende heeft kan ook nog denken aan het
ontginnen en bruikbaar maken van de vele plassen, moerassen en
meren die het Vaderland rijk is. Dit zou "in opzicht van het
Algemeen Belang vermeerderde bronnen van welvaart en vertier voor
den landen opleveren - t zoude een nuttige uitbreiding en
vergroting van het Rijk zijn, welke in alle opzichten behoort
aangemoedigt en gemakkelijk gemaakt te worden".
pag 25:
Boven alles dienen echter de scheepvaart en de visserij
aangemoedigd te worden, "die onuitputtelijke bronnen van nering,
vertier en welvaart; bevorderaars en onderhouders van alle
handwerken en fabrieken". "Zij zijn steeds de voornaamste middelen
geweest der hoogste grootheid en het meeste aanzien, welke dit
land ooit of nu en dan gehad heeft."
Het is noodzakelijk onze jeugd aan te moedigen zich op de zeevaart
toe te leggen, opdat "onze navigatie eenmaal nationaal worde:
een oefenschool en depot voor onze marine; zo als onze nabuuren,
de ijverzuchtige Engelsschen ons het voorbeeld daar van geven".
Een land zal nooit te veel inwoners hebben "zo lange dezelven
hunne handen en de gaven hunnes verstand zullen willen gebruiken"
en de gaven van hun land optimaal leren te gebruiken.
pag 26:
Het zij te wensen dat "het bestuur of gouvernement, de ruimste
geleegenheid geve, tot uitoefening en uitbrieding van alle
geoorloofde bronnen van bestaan, door het welk het zelver dan ook
wederkerig het schitterendst en uitgebreidst, op reeden en
billijkheid gegrond, gebied kan ten toon spreiden, hand haven en
beschermen".