Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie





Afzeggingen voor de eerste vergadering van de Commissie van Weldadigheid die op 22 juni 1818 zal gaan plaatsvinden

Op zaterdag 20 juni 1818 schrijft J.M. Schrant aan Paulus van Hemert dat hij niet op de vergadering kan zijn, invnr 48. Zie voor ietsje meer over Schrant op deze pagina.

Gend 20 juny 1818

Weledel Hoogel. Heer!

Zoo gaarne als ik aan uwe mij vereerende uitnoodiging zou willen voldoen, en de eer­ste vergadering der Commissie van Welda­dig­heid bijwonen, zoo zeer worde ik daar in door mijne ambtsbezigheden verhinderd.

Heb de goedheid van mijn tolk bij de Wel Edele Hee­ren mijne hooggeachte medeleden te zijn, en hun te verzekeren, dat ik genoe­gen neem in alle plannen welke den opbouw en uitbreiding onzer Maatschappij bevorde­ren kun­nen.

Zoo de Commissie W. het be­noe­men van com­mis­sarisen ook in de zuide­lijke gewesten besluiten mogt, neme ik de vrijheid haar den Heer J. van Dorselaer te St Nicolaas aan te bevelen, een Heer, die met zeer veel geest­drift voor de Maatschap­pij schijnt bezield te zijn, van wiens inlich­ting, medewerking en invloed men veel goeds zal kunnen verwach­ten. Trouwens, als zodanig is hij mij voorge­dragen worden.

Na hartelijke zegewenschen over de werkzaamheden der Maatschappij, heb ik de eer mij met ware hoogachting te noe­men,

Wel Edel Hooggeleerde Heer! Uwen onder­danige Dienaar
J.M. Schrant

Diezelfde dag schrijft ook J.G. van Nes aan Paulus van Hemert dat hij niet kan komen, ook invnr 48. Zie voor ietsje meer over Van Nes op deze pagina.

Zuilen bij Utrecht den 20 juny 1818

WelEdele Hooggeleerde Heer!

UWEd. geëerde van den 17. dezer, is mij door eenig toeval eerst gisteren ter hand gekomen; dit spijt mij des te meer omdat ik door eenige pressante bezigheden bijkans in de onmo­gelijk­heid ben om over te komen, althans zoo spoe­dig.

Ik waag het daarom om UWEG. hiervan te informeren en aan te vragen of het vol­strekt noodig is dat ik die reis doe, dan zal ik des­noods op de receptie der mare terstond vertrek­ken, maar ik heb gedacht dat de in­stallatie en verdere solemnitei­ten, welke er mogten plaats vinden, wel buiten mij kon­den geschieden, en het wezenlijke van de zaak is in zulke goede handen, dat ik daar­aan wel niets zal kunnen toe brengen.

Ik verzoek dus eenig nader berigt van UWEG.

De Commissie kan bij voortduring staat maken op mijne beste pogingen tot bevor­dering van de inteekening in deze pro­vintie, waarvan ik vertrouw dat er reeds blij­ken voor­handen zullen wezen in de lijsten welke de respectoi­re hoofden van besturen hebben over­gezonden.

Ik ben nog hier en daar werkzaam, en zal de lijsten welke ik nog geteekend krijg, aan UWEG. doen toekomen. Ik heb nog eene lijst waarop omtrent zestig Utrechtse Dames geteek­end hebben.

Eene consideratie wilde ik suppedite­ren, dat er mijnes inziens geen verklaring of belof­te hoe ook genaamd, van de inteeke­naars gevergd mocht worden, want dit houdt som­migen terug.

Indien er in deze provintie eenige perso­nen onder de teeke­naars gekozen moeten worden tot het voeren van eenige directie of bewind, dan kan ik die wel opgeven.

Ik ben met bijzondere hoogachting,
WelEdele Hooggeleerde Heer!
UWEHG dienstige dienaar,
J.G. van Nes

Ondanks die afzeggingen gaat de vergadering natuurlijk wel gewoon door.