Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie





Rond 1 oktober 1818 probeert Johannes vd Bosch de reis naar de kolonie ordelijk te laten verlopen en geeft hij subcommissies nog wat instructies.

Onderstaande stukken dragen geen datum, maar zullen rond 1 oktober 1818 zijn als de bouw van de proefkolonie vordert en de voordrachten voor proefkolonisten grotendeels binnen zijn. Er is een begeleidend schrijven bij, gericht aan secretaris Ockerse, invnr 960:

Hier nevens mijn waarde Heer Ockerse twee stukken.

Het een om te voegen bij de inlich­tingen der subkommissien bij den handrukt(?) der stukken voor de inwendige huishouding, het ander om te strekken tot richtsnoer bij het opmaken der circulaire aan de subkommis­sien.

Om de huisgezinnen te doen marcheren is het mogelijk het laatste stuk in den loop van deze morgen gereed te maken, dan zal mij zulks aange­naam zijn daar ik overmorgen niet in de vergadering zal kunnen zijn.

T.T.
vdBosch

Het eerste stuk zijn richtlijnen voor de reis van de proefkolonisten en bevindt zich in invnr 1337. Het handschrift is duidelijk van Johannes van den Bosch en als altijd lastig te ontcijferen:

Bepalingen wegens het vertrek van huisgezinnen naar de eerste kolonie:

1. Dat aan ieder huisgezin een reiswijzer (feuille de metz(?)) behoort mede gegeven te worden, waar op den weg die hetzelve te houden heeft naar Westerbeeksloot bij Steenwijk duidelijk is aangege­ven, benevens de rustplaatsen waar het zelve zal overnach­ten.

2. Dat de subkommissien der plaatsen waar het huisgezin gedurende de reize overnach­ten zal daar van tijdige worden onderricht en verzogt om hetzelve behulpzaam te zijn in het bekomen van een nachtverblijf en aan hetzelve uitteschieten de noodige gelden om de volgende rustplaats te berijken.

3. Dat de huisgezinnen van een open brief zullen voorzien zijn, gericht aan de subkom­missien van Weldadigheid, met verzoek dat zo het zelve de rustplaats aangeven niet mogt kunnen bereiken en onderweg eenige onder­steuning nodig mocht hebben die wel te willen verlenen om het zelve in staat te stel­len van deszelfs rijze verder te vervolgen.

4. De subkommissien informeren dat Zijne Koninklijke H. op onze verzoeken alle stede­lijke besturen op het dringends heeft uitgeno­digd om de subkom­missien die dat verzoek maken de behulpzame hand te bieden in het doen transporteren van kolonisten.

5. Dat alle uitgaven die de subkommissien zo van hunne eigene huisgezinnen als ten be­hoeve van huisgezinnen te doen hebben in rekening zullen worden geleden en gekort kunnen worden op de contributie of vrijwillige giften.

6. Dat indien deze pointen door plaatselijke omstandigheden niet van een volkomen toe­passing mogen zijn of geschikt om de goede over­komst der huisgezinnen te verzekeren, dat als dan aan zodanige subkommissie, bij welke dit het geval mogt zijn, word overgela­ten zodanige middelen daartoe te bezigen als hun geschikt zullen schijnen om het oogmerk te berijken. Dat echter vooral moet gezorgd worden dat de huisgezinnen hunne bestem­ming behoorlijk berijken en geen nodeloze kosten worden gemaakt.

7. Dat verder het transport waar zulks slechts enigermate mogelijk is zo veel mogelijk te water behoort te geschieden en zo min mo­gelijk bagage moet worden medegenomen ten zij zulks te water kosteloos kan vervoert worden.

8. Dat de familles die te Amsterdam aanko­men, zich kunnen adresse­ren bij welke hun verder te nacht hebben zullen.


Het tweede stuk zijn bijdragen aan een circulaire die gezonden moet worden aan de subcommissies die proefkolonisten leveren. Met name de eerste zinnen zijn belagrijk en door mij vaker geciteerd. Het stuk bevindt zich in invnr 960:

Bijvoegsel voor de inlich­tingen der subkommis­siën, bij de allereerste kolonisatie

Bij de inlichtingen voor de subkommissien moet gevoegd worden het navol­gende:

Het is overigens de wensch der Permanente Kommissie dat de sub­kommis­sien duidelijk aan de personen, genegen om zich in de kolonie te vestigen, begrijpelijk maaken, dat in de kolonie geene uitdelingen om niet ge­schieden.

Dat voedsel en kleding en huisves­ting, eigenlijk moeten worden verdient door arbeid, dat uit dien hoofde ook het lot van ieder kolonist geheel afhangen zal van de mate van leven en geschiktheid die hij en zijn huisgezin zullen aan den dag leggen en dat de geene die zich verbeelden zouden hier een lui en ledig leven te leiden en met welda­digheid te worden gevoed, zich zeer zoude bedrie­gen,

dan dat de Maatschappij tevens om een ieder tot werkzaamheid aan te spo­ren zorg draagd dat voor ieder, zelfs voor kinderen van zes jaren oud een geschikte arbeid te bekomen is,

dan zij deze beter betaald dan ergens anders gevonden worden kan, en dat zij tevens de levensmiddelen die ieder nodig heeft tot lagere prijzen verschaft dan men die elders kan kopen.

Zo dat het wel aan den ene kant als een grote gunst moet worden aangemerkt van in de kolonie te worden opgenomen, doch ook aan de andere kant zonder een plichtmatig gedrag, betamelijke ondergeschiktheid aan de onder­opzieners en arbeidzaamheid geenzins op eenig voordeel moet worden gerekent, daar men geenszins voornemens is de luiheid te voeden of de zede­loosheid aantekweken.

Ook zal men de kolonisten dienen te zeggen dat alle de zodanige die niet zindelijk zijn gekleed, alvorens hunne woning te be­trekken in een daar toe geschikt gebouw zullen worden gereinigd en dat alle gehouden zijn van de boven klederen die de Maat­schappij verschaft gebruik te maken.

Een circulaire voor de subkommissien laten drukken waar in kennis word gegeven dat het vertrek der kolonisten zodanig behoort te worden geregeld dat dezelve tegen of om­trent den 1 november aanstaande, althans niet vroeger, aankomen.

Dat ten dien einde de subkommissie word verzocht aan ieder familie zoveel reisgeld mede te geven als noodzakelijk is van de reize te doen, en dat de zodanige die geen ervarenheid genoeg bezitten of die geen geld toetevertrouwen is, in het gelei van een vertrouwd persoon naar derwaards worden gezonden.

Dat voor zoda­nig een leidsman heen en terug, buiten de kost, 24 stuivers daags, desnoods iets meer, in rekening kan worden gebragt boven de rijskosten en dat de gehele uitgave gekort kan worden uit den opbrengst der vrijwillige giften en achterstallige kontributien en verder dat wij daar op rekenen dat in deze de meest mogelijke zwarig­heid zal plaats hebben en deze uitgave geene subkommissie zal tegen houden om te onzer dispositie te stellen in de loop dezer maand de zodanige gelden die slechts eniger mate kunnen worden gemist, daar ieder ligt begrijpen kan dat de uitgaven thans zeer hoog lopen.

Te schrijven dat zodanige meubelen en kleden die voor het transport waardig zijn per beurtschip naar de kolonie kunnen worden gezonden. Maar geen prullen.

Dat ook daar­toe de voorschotten door de subkommissien moeten worden gedaan, want dat kolonisten bege­ge(?) franko in de kolonie moeten aankomen.

Dat hiernevens gevoegd word een lijst van de presidenten der subkommissien en hunne sekretarissen in ieder stad, dat de lijst aan ieder vertrekkende kolonist of hunne leidsman moet worden medegege­ven, met een open brief waarin duidelijk wordt vermeld de rijsroute die het huisgezin te nemen heeft, de naam van het huisgezin, de talrijkheid van hetzelve, het geld dat aan hetzelve wordt medegegeven en het verzoek om zo hetzelve eenig ongeluk mogt over komen, of bijzonde­re ondersteuning nodig zijn mogten, dat als dan de president van de zodanige subkom­missie waar aan zij zich mogten adresseren daarin op de beste wijze gelieft te voorzien.

De Perma­nente Kommissie durft hopen dat de subkommissien genegen zullen zijn, zich onderling deze diensten wederkerig te bewij­zen. Alle sommen zodanig voorgeschoten zullen naderhand in rekening geleden ver­gund worden.

Voor al er op aandringen om bij de min­ste afwijking aan de geschikt­heid van een huisgezin om niet de rijze te doen een leids­man medetegeven en tevens te zeggen dat het transport zo veel mogelijk te water ge­schied en dat de kolonisten zo veel mogelijk van verwarmende kledingstukken geduren­de de rijs en ook zo veel mogelijk van linnen etc. voorzien zijn.

Dat de beurtman van Amsterdam op Steenwijk vertrekt de opgevende dagen van het vertrek.