Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie





Als de start van de proefkolonie nadert, sturen enthousiaste rijmelaars werkliederen voor kolonisten. Een pagina vol opwekkend gezang

Het is zeer de vraag of deze liederen ooit door kolonisten gezongen zijn, maar het enthousiasme van de mensen die liederen inzenden is prijzenswaardig.De eerste komt van ene J.G. Tromp, bevindt zich in invnr 48 of invnr 49 en is zo te zien niet als werklied bedoeld maar als lofzang. Omdat de naam Frederiksoord er in valt is het na 14 oktober 1818.

Aan de Maatschappij van Weldadigheid


De nacht verdween van bange zorgen,
voor Neerland lichtte een blijder morgen,
het was ons vrolijk reddings uur.
Toen juichte het volk als opgetogen,
en roemde 's hoogten alvermogen.
De dichter zong met heilig vuur.

Het vaderland op nieuw herboren
had snel den naam en rang verloren,
dan 't bleef in 't weldoen immer groot,
hoe laag wij ook met andren zonken,
die deugd heet altoos uitgeblonken,
het was ten toevlucht in den nood.

Weldadigheid zoo hoog in waarde
gij biedt vertroosting op dees aarde,
heerscht met een onbepaalde magt
gij wilt de draesse tranen droogen,
o godlijk edel mededogen,
het lijden wordt door u verzacht.

Dit leert gij ons vervlogen jaren,
wat ook de tijd en vlijt mogt sparen,
wierdt daar de weldaad uitgereikt,
de arme zag men bijstand bieden,
t gebrek het weldoend oord ontvlieden
waar men niet hooploos tog bezwijkt.

Zoo draait zij mild haar dierbare zegen
de voorspoed lacht op sterflingswegen.
Men zij zoo zangval ons geleid
biedt balzem bij de meeste smarten,
zij heerscht in alle brave harten
en smaakt in het redden zaligheid.

Gelijk de zon de hoop doet groeiën
de s landsman die bij t vruchtbaar bloeiën
der akkers t al te ureên beschouwen
en met vernieuwde moed en krachten,
eer rijke oogst gerust blijft wachten
daar hij zijn lod aan God toevertrouwt.

Zoo zich ook de arme met verlangen
de tranen wissen van haar wangen,
daar hem die zangval 't lijden heelt.
Zie welk een rijken oogst wat zegen
wordt niet door vlijt verkregen,
t zijn vruchten door uw zang geteeld.

Weldadigheid gij hoort het klagen?
Blijft niet gevoelloos bij het vragen!
Van 't bang gebrek dat hoopend wacht
Als kindren om wat voedzel smeken,
wie zou't dan aan gevoel ontbreken,
gij help met nooit vermoede kracht.

Gij redt hier door uw edel pogen
men leert eerst regt uw groot vermogen
erkennen menge uw hulp verspreid
Als 't huisgezin met nieuwe krachten
Niet werkloos blijft de vruchten wachten,
maar werkt met een vernieuwde vlijt.

Zoo spelde eens een hoger wezen,
niet uit den afgrond opgerezen,
maar afgedaald uit hogen kring
behoefte meer gewenschter lijden
t zou wezen men na 't bloedig strijden
dit land zijn ouden rang ontving.

"Dan zou men aan de ramp ontheven
weer de armoe door de vlijt zien leven
beschermt door hen die bijstand bien
dan zou een maatschappij verrijzen
wier doel elk die haar kent moet prijzen"
de geest scheen reeds dien tijd te zien.

Ten spijt aan veele tegenstanders
wordt het vervuld o Nederlanders!
Wij zien die maatschappij uit stand
gevordmd door 't heilig mededogen,
tuigt Drenthe van haar zang en pogen,
ten roem van 't weldoend Vaderland.

Daar wordt de werkzaamheid verheven,
daar ziet men de aard haar schatting geven,
daar heerscht de ware erkentlijkheid
een telg van Nassaus dappre zonen,
zied men als trouwe schutheer kroonen.
Tot luister der weldadigheid.

Zie edle zie uw doel gelukken,
wat ook voor 't wisselend lot moet lukken
uw zang! uw werk wordt steeds gespaard,
gij ziet den weg der roem u banen,
het nakroost stort eens dankbare tranen,
veel meer dan trotsche zuilen waard.

Een rijke oogst lacht u straks tegen!
God schenke aan u zijn hoogste zegen,
nooit worde uw edel doel gestoord
vraagt men waar worde de deugd gehuldigt
het offer aan haar vlijt verschuldigt
dan wijs men ons op FREDERIKS-OORD.


Ene J. Jabot uit Assen stuurt drie liederen in, die zich in invnr 49 bevinden. Hij meldt dat Johannes van den Bosch hem gevraagd heeft dingen voor de kolonisatie te schrijven.

WELKOMSTGROET AAN PRINS FREDERIK


zangwijze: God save the King

Prins Frederik wellekom!
Gezegend zijt ge alom,
'S lands lieveling.
Gij kweekt geluk en vreugd,
weldadigheid en deugd.
Heil wacht van uwe hand
Gansch Nederland.

Een zon in vredestijd;
Een bliksem in uw strijd:
Maar altijd mild,
Spreidt gij en licht en gloed,
Wekt gij en lust en moed,
En geeft den schaamlen stof
Tot lied en lof.

Dit welig Frederiksoord,
Dat oog en hart bekoort,
Zijn we U verpligt.
De ellende vond hier schuil,
En sticht U uw zuil
Van dank erkentenis,
Die eeuwig is.

Prins Frederik wellekom!
Gezegend zijt ge alom.
Oranje bloei!
Dat 's konings heerschappij
Lang en voorspoedig zij.
Elk zing met hart en stem:
God zegen' hun!

WERK-LIED


zangwijze: Pierre le Grand. Jadis un célèbre Empereur

Broeders! Aan het werk met nieuwen moed.
Arbeid schenkt nieuwe levenskrachten;
Rust in de ziel en gezondheid in 't bloed;
En hij mag kwellingen verzachten.
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,
Arbeid schenkt vreugd en welstand en ge­win
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,
Arbeid schenkt vreugd en welstand en ge­win


Luchtig ter hand en ploeg en spade:
't Is om van eigen brood te leven.
Zijn wij steeds vlug en vlijtig: hoe't ook ga,
d'Akker zal zijn vruchten geven.
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,
Arbeid schenkt vreugde en welstand en ge­win
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,
Arbeid schenkt vreugde en welstand en ge­win

Eigen brood is liefelijk en zoet.
Hij die't geniet, wat vraagt hij naar schat­ten?
Rijk is hij toch in't opgeruimd gemoed,
Meer dan een wereld kan bevatten.
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,
Arbeid schenkt vreugde en welstand en ge­win
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,
Arbeid schenkt vreugde en welstand en ge­win

Welk een vreugd, als wij aan den disch,
Wel voldaan na vlijtbetooning,
Zien dat in arbeid heil gelegen is,
En in welwillendheid beloning!
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,
Arbeid schenkt vreugde en welstand en ge­win
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,
Arbeid schenkt vreugde en welstand en ge­win

Dan weer moedig de taak hervat:
Vlijtbetoon zal ons heil beschikken.
Streven wij voort als de zon langs haar pad,
Dan zal de nachtrust ons verkwikken
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,  
Arbeid sluit deugd en 's Hemels zegen in.
Luchtig altijd, met hart en ziel en zin,  
Arbeid sluit deugd en 's Hemels zegen in.

ORANGE EN VADERLAND


zangwijze: Wilhelmus van Nassauwen (Mar­nix)

Wilhelmus van Nassauwen,
Als in den Vadren tijd, (bis)
Wien Nederlands vertrouwen,
Aan hem ons lied gewijd! (bis)
Lang moet de Koning leven (bis)
Voltooid hij 't staatsgebouw (bis)
Elk zij hun trouw gebleven: (bis)
Ja eeuwig hun getrouw! (bis)

En dan en hart en handen,
Met broederlijk gevoel,
Verknocht, door liefdebanden;
En allen in een doel;
En deugd en een gehuldigd:
Zoo wordt de stad gevest,
En 't heil vermenigvuldigd
In 't Nederlands gewest.

Dan moog de storm vrij loeijen,
De nood ten toppunt gaan;
Dan moog de springvloed groeijen:
Wij Batavieren staan!
De golven zien wij breken,
Hier op de rots van 't hart,
Dat eeuwig onbezweken,
Orkaan en branding tart.

De zege is toch geklonken
Aan Nassau's heldentaal.
Van moed wekt hij  de vonken,
En zamelt ze ten straal.
Die straal blikt, vol ontzetting,
En vliegt van zijne hand,
Ten vijand ter verpletting,
Ten zege Nederland.

Wilhelmus van Nassauwen,
Ja, door alle eeuwen heên,
Na God, ons vorst betrouwen,
En wij in doelwit een.
De wet zij allen heilig,
En arbeid godsdienstpligt:
Zoo bloeij, vrij en veilig,
Het rijk door hun gesticht.

P.R. Feith, lid van de subcommissie te Almelo, schrijft in invnr 49: 'De ondergeteekende stelt de twee inliggen­de, door hem vervaar­digde, liedjes ter be­schik­king der Permanente Commissie van Welda­digheid, ten einde, des goedvindende, daar­van gebruik te maken op zoodanige wij­ze, als zij best zal oordelen.' Mogelijk is dit Pieter Rutger Feith, een zoon van Rhijnvis Feith.

MORGENLIED VOOR KOLONISTEN


Wijze: zoo gij met schulden zijt bezwaard, &z

De morgen daagt met majesteit,
gelijk een bruid ten feest geleid,
Aan 's Hemels schoone transen; bis
Jaagt de opgepakte nevelen voort,
en 't vroeg ontwakend Frederiks-oord
Verheugd zich in zijn glansen; bis

Al schraagt en sterkt de stille nacht
het matte lijf met nieuwe kracht;
Al speent zij 't hart van zorgen; bis
Al stort zij 't slaaprig huisgezin
Verhoogden lust des levens in;
Nog milder is de morgen. bis

Hij draagt de sleutels van 't heelal,
Sluit bosch, en meer, en berg, en dal
Voor nijvre schepsels open, bis
Gordt arm en rijk met krachten aan,
en geeft hen elk een eigen baan,
Om daaglijks af te loopen. bis

En God, die eindloos wijs, en goed,
de dageraad verrijzen doet,
Betracht der menschen gangen, bis
En heeft een' eerprijs, naamloos schoon,
hun nijverheid, en vlijt ten loon,
In 't verperk opgehangen. bis

Zoude ik dien prijs versmaden? Neen.
Dat doen de luiaards. Zij alleen
Waarderen tijd, noch krachten. bis
'k Wil werken, - werken, wel te moe,
tot aan den laten avond toe,
En dan Gods zegen wachten. bis

DE VROLIJKE KOLONIST


wijze: Gij, die thans zijt met mij ter jagt, ha, ha!

Verheugd van zin, juicht Frederiksoord: hoe­zee!
Wat brengt de grond al schatten voort, hoe­zee!
Gezegend hij, die't veld behoort!
't Vergoedt den arbeid duizendvoud.
Hoezee, hoezee, hoezee!

Haar nijvre handen eischt de grond, ja, ja!
Het brood schiet uit bewerkte klont, ja, ja!
Alleen wie nuttig dagwerk doet
Wordt wel gekleed, en ruim gevoed.
Ja, ja, ja, ja, ja, ja!

Dat is niet vreemd, noch hard op aard, o neen!
Want luiaards zijn geen winsten waard, o neen!
Een traag en vadzig huisgezin
Oogst nimmer zware garven in.
Neen, neen, neen, neen, neen, neen!

Wie lediggang voordeelig acht, o wee!
Van bedelbrokken heil verwagt, o wee!
Delft zich een afgrond, diep en breed,
Van vuige schande en grievend leed.
o wee, o wee, o wee!

De bete broods, met zweet besproeid, smaakt goed!
't Bebouwde veld, dat welig bloeit, voldoet!
De slaap, die zachtkens 't oog beschiet,
En matte leden ruste biedt,
Is zoet, is zoet, is zoet!

Behoeven wij op aarde meer? Wel neen!
Zien we op ons kroost bekommerd neer? Wel neen!
Heeft Nederlands weldadigheid
Ooit armen beter staat bereid?
Wel neen, wel neen, wel neen!

Haar roemt en dankt ons vrolijk lied, hoezee!
Dat nedrig offer, wraakt zij niet, hoezee!
Geen eerkroon, die haar meer bekoort,
Dan 't waar geluk van Frederiksoord.
Hoezee, hoezee, hoezee!