Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie
's Gravenhage, den 11 november.
Men verneemt, dat, binnen weinige dagen, bij den boekhandelaar J.
van der Heij, te Amsterdam, en zijne correspondenten, staat te
worden uitgegeven een stukje, getiteld: Besluit, met de
rapporten, ter tweede vergadering der Commissie van
Toevoorzigt, op den 28sten october 1819, uitgebragt, zoo nopens
den staat der kolonie Frederiksoord, als wegens de financiële
verantwoording der Permanente Commissie, over het eerste jaar,
tot den 1sten april 1819.
Het opzien, door de even stoute als grootmoedige onderneming der
Maatschappij van Weldadigheid, binnen en buiten 's lands verwekt;
de gunstige mare, die er alom van het welgelukken harer eerste
kolonisatie-proeve is uitgegaan;
de ruime belangstelling van vele duizenden harer leden, of die
gereed staan om het te worden, bij een gunstig en op goede gronden
onzijdig uitgesproken oordeel van zaakkundigen daaromtrent;
de nieuwe uitzigten, onlangs door de Commissie van Weldadigheid
geopend, op eene meer aanzienlijke en versnelde uitbreiding der
grond-ontginnende volksplantingen,
met één woord, alles vereenigt zich, om der natie de hoogste
belangstelling in te boezemen bij de kennis der uitspraak, zoo
omtrent het koloniaal als financieel bestuur, tot hiertoe van
wege die maatschappij gevoerd, door eene verzameling van mannen,
zoo kundig, zoo achtingswaardig, en zoo bevoegd om in dezen regt
te spreken, als deze Commissie van Toevoorzigt waarlijk is, eene
commissie, door het geheeltal der maatschappelijke leden, uit de
bloem der natie gekozen, tot een opzettelijk onderzoek dezer
aangelegenheden, en welker voorzitterschap zelfs de Koninklijke
Held en Zoon zijns Vaderlands zich gewaardigd heeft te aanvaarden.
Het kan dus niet missen, of dit stukje, dat tevens voor het
tijdschrift de Star bestemd is, doch nu afzonderlijk vroeger
verkrijgbaar wordt gemaakt, moet de algemeene nieuwsgierigheid
opwekken, en met gretigheid door het publiek gelezen worden.
Eene korte schets van deszelfs inhoud kan dus niet dan aan het
publiek aangenaam, en, ter vestiging der algemeene aandacht,
nuttig zijn.
Men weet, dat de Commissie van Toevoorzigt, bij derzelver eerste
vergadering, uit haar midden, twee commissies had benoemd, de
ééne, ter inspectie en opname van de kolonie Frederiksoord zelve,
uit de heeren G.K. grave van Hogendorp en Mr. M. Siderius; de
andere, ter opneming en beoordeeling der financiële
verantwoording over het eerste jaar, uit de heeren S. Dassevael,
J. Jochems en H.A. Bollard, zamengesteld.
Elk dezer commissien heeft dan ook met den meesten ijver, en met
eene verlichte onzijdigheid, zich van dezen haren last gekweten,
en ter tweede vergadering der hoofd-commissie, op den 28sten
october ll., een afzonderlijk verslag gedaan, verslag, waarvan het
twijfelachtig is, of hetzelve tot meerder eere verstrekke aan de
rapporteurs, dan wel, aan diegenen, wier werk daarin beoordeeld
wordt.
Dat van de heeren van Hogendorp en Siderius is het eerste, en
ademt eene pen en eenen geest, die geheel Nederland, sedert lang,
weet op hunnen prijs te schatten.
Na redengeving van het alleszins nuttig besteed verwijl dezer
verslagdoening, en een schilderachtig topografisch overzigt der
bezochte kolonien, treden de rapporteurs tot het onderzoek, of de
eerste proeve, om verarmde familien door eigen arbeid tot bestaan
te brengen, inderdaad gelukt zij; of deze standverwisseling eene
zigtbare (gunstige) verandering in het zedelijk bestaan der armen
hebbe te wege gebragt, en of, door dit middel derhalve, aan het
groote doel, de ontheffing der maatschappij van hare verarmde
leden, en tegelijk dezer zedelijke veredeling, aanvankelijk
bereikt zij geworden?
Na dit door ondervindelijke proeven bevestigd te hebben, volgt
een antwoord op de vraag: of de onderneming, in het groot
uitgevoerd, door hare kostbaarheid niet de nationale krachten te
boven ga?
Het tegendeel wordt en rekenkundig en proefondervindelijk
betoogd.
Daaruit vloeit dan voort, dat de maatschappij haar ontwerp op de
door haar nu gelegde gronden jaarlijks aanmerkelijk uitbreiden,
mits in het spoor harer instelling en der natuur blijvende
wandelen; en het is, als resultaat van dit alles, dat de
rapporteurs, lof gevende aan de uitvoerders van deze schoone
onderneming, zich zelven en de natie durven vleijen met een steeds
toenemende aanwas der loffelijke maatschappij.
Niet minder mannelijk, bondig en gunstig, is het tweede rapport,
de comptabiliteit de maatschappij betreffende:
een stuk, hetwelke den waren denkenden financier, zoo wel als
den man van een wel geplaatst hart, overal doet kennen, en een
allergunstigst licht verspreidt over de geheele administratie der
commissie van weldadigheid en harer permanente commissie;
uitgaande van den lof, door deze zoo kundige rapporteurs, na
inzien der totale verantwoording van het eerste jaar, aan de
administrerende kommissie, vooral ook ten aanzien van het
financieel beheer, toegezwaaid, doen zij wijders in de
bijzonderheden verslag van hunne zeer voldoende en zelfs op hen
een treffenden indruk gemaakt hebbende bevinding van de
volledigheid, juistheid, en de bevredigende uitkomsten, zoo der
werktuigelijke inrigting van de comptabiliteit zelve, als der daar
naar gevormde en overgelegde rekeningen van ontvang en uitgave
over het eerste jaar, met alle de verificatoire en controllerende
stukken daartoe behoorende;
waar over zij hunne volkomene tevredenheid betuigen, met zeer
vereerende vermelding van den arbeid des heeren mr. J.C. Faber van
Riemsdijk, daaraan besteed.
Hierop volgen dan eenige voorslagen, door deze fincanciële
commissie, aan de permanente commissie, ter nog meerdere
volmaking der comptabiliteit in het vervolge, gedaan, met berigt
der daarop tot haar genoegen gegevene ophelderingen, of daaruit
gevloeide resultaten, welk één en ander ten hoogste de lezing en
de aandacht der natie verdient.
De rapporteurs, de gedane verantwoording onbepaald goedkeurende,
en tot volkomen decharge der rendanten advijserende, eindigen, in
eene hartelijke ontboezeming van lof en dank jegens de commissie
van Weldadigheid en de zoo verdienstelijke permanente commissie,
als derzelver wil-uitvoerders.
De Commissie van Toevoorzigt, zich met deze beide rapporten
vereenigd hebbende, heeft dan ook, in hare tweede vergadering,
zoo wel de gedane rekening en verantwoording, als al het verrigte
van wege de commissie van Weldadigheid, gedurende het eerste
jaar, goed gekeurd, en haar deswege gedechargeerd.
Wij durven deze kleine, maar interessante lektuur met ruimte aan
het vaderlandsche publiek aanbevelen.
NB. Bij de vorige plaatsing van bovengemeld stuk (zie het vorig
nummer), staat, in den laatsten regel van de eerste zinsnede,
abusivelijk: Zoon zijns Vaderlands; lees, als boven: roem zijns
Vaderlands.