Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie
Op 26 september 1835 schrijft de directeur der koloniën
aan de permanente commissie, invnr 163 scans 464-465:
Ik heb de eer om UWEdG gunstig voor te dragen het verzoek van de weduwe Krabshuis, N29 van kolonie N1, om een wettig huwelijk te mogen aangaan met den weduwnaar Jan Smies, een voorzoon van de weduwe de Ruiter, en dus een oud kolonist, die daarom mede verzocht heeft.
Zij is 49 jaar oud en heeft 5 kinderen en hij 33 jaar oud en heeft één kind. Hij heeft reeds bij het leven van haren man, die in December 1828 is komen te overlijden, als voerman in dat huisgezin gewoond en is, om de weduwe met zoo vele kleine kinderen, in haar bestaan te hulp te komen, ook verder bij haar gelaten geworden, zonder dat hij echter in de sterkte is opgenomen geworden.
In 1831 onder de schutterij uitgetrokken, is hij bij zijne terugkomst in 1833 wederom in dat huisgezin toegelaten geworden, hetwelk hij dan ook inderdaad in een welvarenden staat onderhoudt.
Beiden kennen elkander dus sints lang en het verschil in jaren levert bij ons, die hen kennen, geen de minste bedenking op tegen de geschiktheid van hun huwelijk.
Blijkbaar laat de directie wel eens mensen in de kolonie wonen
ZONDER dat te melden aan Den Haag en zonder het in de stamboeken
te noteren. De directeur voegt wel toe dat als de permanente
commissie het huwelijk niet goedkeurt, Jan Smies van de kolonie af
zal moeten.
Daarnaast blijkt uit de toon van de brief dat zowel de weduwe Krabshuis als Jan Smies bij de directie wel goed liggen en als goede kolonisten worden gezien.
Tenslotte bevestigt de term 'voerman' het beeld - zie op de
pagina 1825 tot 1836
onder het tussenkopje 'Een wagen' - dat de familie Krabshuis een
wagen heeft waarmee ze voor de kolonie ritjes uitvoeren. Zo staat
in het kasboek van de directie van 1 tot 6 januari
1836, invnr 167 scan 101, dat aan Jan Smies twee gulden is
betaald voor 'expresse naar de Ommerschans'.
De permanente commissie heeft op de brief van de directeur
geschreven '19 Oct 1835 N5 in advies' en 'nader 9 Nov N2'. Die
agenda's/besluiten moeten zich in respectievelijk invnr 441 en
invnr 442 bevinden. Daarvan zijn geen scans en die heb ik niet
bekeken, maar het resultaat is duidelijk.
■ Op 12 april 1836 trouwt te
Vledder 'Aaltjen Crommedijk', weduwe Henderikus Krabshuis,
leeftijd 47 jaar, dochter van Jannes Crommedijk, beroep
mandemaker, overleden 10 september 1826 te Almelo, en Elisabeth
Knoef, beroep: boerwerkster, overleden te Almelo, met
● Jan Smies, 34 jaar, geboren 25 maart 1802 te Hoek in
Zeeland, als zoon van Jan Smies, overleden 20 december 1810 te
Axel, en Levina Lamaire.
Laatstgenoemde, Levina Lamaire, is de echtgenote van de proefkolonist uit Axel Hubrecht de Ruiter, zie diens file. Met het gezin van zijn moeder en stiefvader is Jan Smies in 1818 op de kolonie gekomen, waar hij in 1827 af was gegaan om te trouwen. Die echtgenote is overleden en via dit huwelijk met Aaltje Krommendijk komt Jan Smies terug op de kolonie. Een overzicht van zijn leven in de kolonie staat op zijn eigen pagina.
Dergelijke huwelijken tussen oudere weduwen en jongere
kolonistenzoons komen vrij vaak voor, ik schrijf daarover in De
strafkolonie pagina 72-73 en vroeger had ik er al eens een pagina op
de site over gemaakt, waarop ik ook het huwelijk Krommendijk-Smies
noem.
Jan Smies heeft een zoon en die neemt hij natuurlijk mee, zodat
die ook deel uitmaakt van het huishouden:
● Jan Smies junior, geboren 10 oktober 1827.
Aaltje Krommendijk heet in de koloniestukken voortaan niet meer
'de weduwe Krabshuis', maar 'vrouw Smies'.
■ Ze staan ingeschreven in het stamboek Frederiksoord:
▪ invnr 1349 (1835-1841) op scan 30.
Een in juni 1836 geschetst kaartje, invnr 172 scan 326,
geeft aan hoe de wijken zijn ingedeeld en tot welke wijk de woning
van het gezin behoort. En op scan 327 staat dat ze worden gerekend
tot de valide kolonisten.
■ Op 6 augustus 1836 wordt gekeken of de kolonisten wel
net zoveel rogge van hun landje hebben ingeleverd als vooraf
geschat was dat het landje zou opbrengen (om te kijken of ze het
niet stiekem elders verkocht hebben), invnr 174 scan 133.
De hoeveelheid rogge die 'getauxeerd' was bij het landje van de
familie Smies-Krabshuis was 12 mud 58 kop. Ze hebben ingeleverd 12
mud en 55 kop, dus dat scheelt nauwelijks iets.
De familie wordt vermeld op een staat van verdiensten en
uitbetalingen, Invnr 178 scan 519, waar de directie vergeten is
een datum op te zetten (het zal naar schatting ergens eind
1836 zijn) en die verder niet goed te begrijpen valt, maar
er wel mooi uitziet.
■ Na een mislukte poging uit te vliegen
moet je een tijdje wachten voor je weer groot verlof krijgt. Voor
Regina duurt dat, na haar poging in 1835, tot 1 april 1837
en dan krijgt ze weer drie maanden verlof en dit keer slaagt ze in
het vinden van een baan en keert ze niet meer terug.
Op de lijst van in 1837 uit de kolonie vertrokken jongeren staat
bij Regina Krabshuis: 'dienstbaar nabij Amsterdam', invnr 191 scan
369.
De familie wordt vermeld op de staat van verdiensten van 6
augustus tot 2 september 1837, invnr 188 scan 552,
ingedeeld per sectie en per wijk. Heel veel cijfertjes die op zich
niet veel zeggen, maar die misschien iets opleveren als je de
werkprestaties van verschillende kolonisten met elkaar vergelijkt.
De 'mutatien in de invaliditeit' in de maand oktober 1837, invnr 188 scan 572, ingedeeld naar wijk en sectie, melden dat Jan Smies wordt beschouwd als valide kolonist.
■ Op 25 november 1837 stelt de
adjunct-directeur voor het onderwijs vast dat Hendrikus Krabshuis
genoeg gevorderd is om van de dagschool af te mogen, invnr 189
scan 394. Dat houdt in dat hij voortaan overdag gaat werken en
drie avonden per week naar school moet.
Overigens is degene van wie de familieleden het onderwijs krijgen
sinds 1830 de kolonistenzoon Johan Diederik Aukes, zie over hem deze pagina.
■ 12 januari 1838 maakt de
adjunct-directeur van de vrije koloniën een lijst van jongeren die
in 1822 geboren zijn en van wie de kolonieadministratie geen
geboortebewijs heeft, invnr 192 scan 248. Daar staat ook Lucas
Krabshuis op. Dat geboortebewijs zouden ze toch zo in Vledder
kunnen ophalen?
Begin 1838 schijnt het ongemeen koud te zijn. De kleine
raad behandelt elke week verzoeken van kolonisten die 'eene
toelage verzoeken uit hunne reserve, daar het aan hun uitbetaalde
niet toereikende is tot de noodigste behoeften in het huisgezin'.
Ook als je rekening met de Maatschappij al rood staat, kun je
vanwege de strenge vorst wat krijgen (wat daarna natuurlijk wel
bij je schuld komt).
Het gezin Smies krijgt bij de zittingen van de kleine raad van:
▪ 20 januari 1838, invnr 191 scan 317, ƒ 0,45,
▪ 27 januari 1838, invnr 191 scan 322, ƒ 2,--,
▪ 3 februari 1838, invnr 192 scan 34, ƒ 1,50,
▪ 10 februari 1838, invnr 192 scan 39, ƒ 0,70,
▪ 17 februari 1838, invnr 192 scan 44, ƒ 0,75.
▪ 24 februari 1838, invnr 192 scan 51, ƒ 0,60,
▪ 3 maart 1838, invnr 193 scan 50, ƒ 1,50,
▪ 10 maart 1838, invnr 193 scan 56, ƒ 0,21½.
Daarna houdt het blijkbaar op met vriezen. Op deze overzichten
staat ook hoeveel tegoed of schuld elk gezin heeft, zodat dat met
elkaar vergeleken kan worden.
■ Uit de kleine raad van 28 april
1838, invnr 194 scan 165:
'Johanna Krabshuis, van kol 1, oud 18 jaren, verzoekt een
verlofpas voor den tijd van drie maanden om te Nijensleek te gaan
dienen.
Is geweigerd uit hoofde zij minderjarig is, en niet uit het
huisgezin kan gemist worden.'
Blijkbaar wordt die uitspraak van de kleine raaad overruled door
een hogere macht, want in het stamboek staat vermeld dat Johanna
op 12 juli 1838 vertrekt om te gaan dienen.
Op een lijst van de in 1838 uit de kolonie vertrokken jongeren,
invnr 205 scan 469, staat dat de negentienjarige Johanna Krabshuis
dienstbaar is 'bij burgerlieden te Amsterdam'.
■ Bij de raad van toezicht van
Frederiksoord van 5 juli 1838, bijlage 11 op deze pagina,
moet Lucas Krabshuis verschijnen met nog drie jongens, op de
beschuldiging 'van een gedeelte des muurs van het secreet bij de
katoenwerij te hebben afgebroken'. Ze proberen er iets tegenin te
brengen, maar dat lukt niet.
Ook bij de behandeling bij de tuchtraad, hoger op dezelfde
pagina, worden hun protesten weggewuifd. Lucas moet vier dagen
zitten in de strafkamer van de kolonie en een deel van de schade
uit zijn zakgeld betalen. Het geheel staat ook in verhaaltje
nummer 4 op deze
pagina.
Een van de twee jonge mededaders, die met de grote jongens hebben
willen meedoen, is de bij het gezin inwonende Jan Smies junior.
Overige baldadigheden van Jan Smies junior staan op zijn eigen pagina.
■ Op 21 september 1839 verlaat Jan Smies junior zijn vader en de familie Krabshuis om op hoeve nummer 6 te gaan wonen, bij zijn moeder Levina Lamaire weduwe Smies en inmiddels ook weduwe de Ruiter.
■ Bij zijn regelmatige bezoek aan de
scholen stelt de adjunct-directeur voor het onderwijs op 20
december 1839 vast dat Aaltje Krabshuis van de dagschool
over kan naar de avondschool, invnr 221 scan 540.
■ Van de tuchtzitting van 7 november
1840 heb ik geen transcriptie, maar de samenvatting op deze pagina meldt:
'Kolonistenzoon Hendrikus Krabshuis en ingedeelde Nicolaas
Nieuwenhuis: baldadigheid aan de school en belediging
onderwijzer'.
Invnr 223 scan 238 geeft een overzicht van de oververdienste (=
wat je meer hebt verdiend dan je kost) en schuld over het hele
jaar 1839.
Het huishouden Smies-Krabshuis heeft per 1 januari 1839 een
schuld van
ƒ 7,08 en per 31 december 1839 een schuld van ƒ 1,64. Dat zijn
geen schrikbarende getallen.
Jan Smies senior overlijd 20 december 1840 zodat Aaltje
Krommendijk ten tweeden male weduwe is. In de kolonieadministratie
komt ze nu meestal voor als 'de weduwe Smies eerder weduwe
Krabshuis'.