Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie





Frans Nak en familie in de archieven van de Maatschappij van Weldadigheid, voor zover ik er weet van heb


Uit de voordracht van de subcommissie Harlingen dd 10 oktober 1818, invnr 49:

Dat op de door ons gedane uitnodiging zich als zeer genegen om naar de kolonie te Westerbeeksloot te vertrekken hebben aangegeven.
a) Frans Nak van beroep arbeider, oud 34 jaar gehuwd met Trijntje Annes, oud 32 jaar, hebbende drie kinderen, als een jongen van 7 en twee meisjes van 4 en 10 jaren. Dit huisgezin is behoeftig en geniet winterdag eenige onderstand van de armenkas.

Daarna noemen ze een ander gezin, maar dat is minder behoeftig, en ze eindigen met de opmerking:
Op het zedelijk gedrag van beide huisgezin­nen valt voor zoo verre ons bekend niets te zeggen.

 
Uit een brief van directeur der koloniën Benjamin van den Bosch dd 23 november 1818, invnr 49, over het opnemen van een kind van Stellinga:
Aan Frans Mak is het zelfde vergund ten aanzien van den 15 jarige zoon.

 
Uit een brief van directeur der koloniën Benjamin van den Bosch dd 2 juni 1819, invnr 51, naar aanleiding van het besluit van de Permanente Kommissie om verdiensten van ingedeelde kinderen niet meer aan de pleegouders te laten toevallen:
(…) en Mak zouden gaarne op den ouden voet hebben gecontinueerd, dewijl zij doorgaans ƒ 2=10- uitbetaald kregen en s’wekelijks hunner schulden gedeeltelijk aflegden, welke volgens de eerste bepaling zo zeer toenam, dat Mak zijne schuld van slegts ƒ 9=.- binnen 3 weken met nog ƒ 7- vermeerdert zag.

Op 12 juni 1819 doet directeur Benjamin van den Bosch verslag van een inspectie van de huishoudens, invnr 51, en meldt hij de vermissing van diverse goederen, zie hier, waaronder:
Mak - 1 tafellaaken.

 
Bij de beloningen voor kolonisten op 23 augustus 1819 krijgt Nak vier gulden voor zijn hulp bij het bestrijden van een veenbrand.

 
Bij de ‘liefde giften‘ op 3 februari 1820 voor slachtoffers van de watersnood doneert Nak één gulden.

 
Bij het beoordelingsrapport door de directie op 29 juni 1820 wordt over het gezin gezegd 'Ordinair huisgezin, de vrouw niet goed overleggend' en worden ze voorgedragen voor een koperen medaille.

 
Bij de jaarinkomens 1820 die zijn afgedrukt in de Star 1821 zit Nak ver boven het gemiddelde met 623 gulden.

 
Vledder, geboorteakte, 22 februari 1821, aktenr. 5
Kind: Jan Nak, geboren te Frederiksoord (Vledder) op 21 februari 1821, zoon van Frans Nak, beroep: arbeider; oud: 39 jaren, en Trijntje Annes, oud: 37 jaren.


Bij de medaille-uitreiking op 24 augustus 1821, krijgt het gezin een koperen medaille.

 
Uit een brief van directeur der koloniën Wouter Visser dd 27 oktober 1822, invnr 63:
Eindelijk heb ik de eer te vragen, authorisatie in het geven van ontslag uit de kolonie aan Hendrik Klaasen Snijder den 1 november 1818 met den kolonist Nak van Harlingen in kolonie N1 aangekomen.

 
Vledder, geboorteakte, 13 juli 1824, aktenr. 23
Kind: Klaartje Nak, geboren te Frederiksoord (Vledder) op 13 juli 1824, dochter van Frans Nak, beroep: arbeider; oud: 40 jaren, en Trijntje Annes, oud: 38 jaren.
Klaartje overlijdt 12 augustus.


Op de zitting van de kleine raad van 8 juli 1826 vraagt 'vrouw Nak', dus Trijntje Annes Steensma, om met haar zoon Hermanus met verlof naar Harlingen te mogen.
NB: verlofaanvragen kunnen vaker voorkomen dan hier vermeld, maar ik heb slechts van enkele kleine raadzittingen transcripties of aantekeningen.


Op de zitting van de kleine raad van 9 juni 1827 vraagt Frans Nak 14 dagen verlof naar Harlingen, maar dat wordt 'met goedvinden eenige tijd uitgesteld'.


Op de zitting van de kleine raad van 27 oktober 1827 vraagt vrouw Nak 'de vrijheid, hare dochter Elizabeth eenige tijd buiten de koloniën, bij goede menschen, te mogen laten dienen'. De kleine raad weet dat de permanente commissie werkt aan een regeling die maart 1829 een besluit zal worden, over het dienen buiten de kolonie en geeft toestemming, waarbij ze bepaalt dat Elisabeth een verlofpas voor onbepaalde tijd krijgt.


Op de zitting van de kleine raad van 27 december 1828 vraagt de kleine raad verlenging van verlof voor 'jonge lieden, welke thans in de gewone maatschappij dienstbaar zijn', waaronder:
Elisabeth Nak, kol 1, wonende te Zuidveen.


Op de zitting van de kleine raad van 16 mei 1829 komt vrouw Nak nog een keer vragen om 'voor haar dochter Elisabeth het verlof toe te staan, dienende te Zuidveen'.


Op de zitting van de kleine raad van 22 augustus 1829 wil vrouw Nak 'dat haar zoon Hermanus voor drie maanden naar Harlingen mogt gaan, om zijnen oom te helpen visschen'.
Maar de raad besluit: 'De jongen, in het huisgezin nodig, en tevens nog te jong zijnde, is dit verzoek afgewezen.'


Op de zitting van de kleine raad van 26 juni 1830 vraagt Hermanus Nak 14 dagen verlof naar Harlingen, maar dat wordt uitgesteld.


Op de zitting van de kleine raad van 11 september 1830 komt vrouw Nak hetzelfde vragen voor Hermanus, maar dat wordt opnieuw 'eenigen tijd uitgesteld'.


Op de zitting van de kleine raad van 12 maart 1831 komt vrouw Nak vragen 'om meerder voeding, daar zij er zóó volstrekt niet van bestaan konden. De Adjunct-Directeur en de Onder-directeur dier kolonie hebben haar verzekerd, dat er reeds het noodige ter voorziening was aangewend.' (NB: dit is een tijd van bezuinigingen, zie ook de rest van deze zitting).


Op de zitting van de kleine raad van 14 juni 1834 verschijnt 'Hermanus Nak van kolonie 1, verzoekt om met verlof te gaan naar Harlingen voor den tijd van acht dagen' en dit keer wordt het wel toegestaan.


Bij de raad van toezicht van Frederiksoord van 2 februari 1838, bijlage 5 op deze pagina, wordt vader Frans Nak door Albert Klaver (een broer van de Giliam met wie Frederika Nak zal trouwen) een 'strooplikker' genoemd. Het verhaal wekt de indruk dat Frans Nak werkzaam is in de broodbakkerij van Frederiksoord. Bij de behandeling in de raad van politie en tucht, hoger op de pagina, krijgt Albert Klaver acht dagen opsluiting aan de broek.


Bij de raad van toezicht van 9 april 1846, bijlage 1 op deze pagina, moet zoon Jan Nak verschijnen op beschuldiging van 'dronkenschap, opgevolgd van straatschenderij'. Met het laatste wordt bedoeld dat hij de ruiten bij de kolonist Wibier heeft ingeslagen.
Jan verklaart dat 'men hem het hoofd heeft warm gemaakt door twist tegen hem te zoeken, onder andere dat zoiets door Jan Wiebier zou geschied zijn'.
Hij heeft de ruiten al laten herstellen en de schade betaald.
Bij de behandeling bij de raad van politie en tucht, hoger op die pagina, komt hij niet opdagen en wordt hij bij verstek tot drie dagen opsluiting veroordeeld.


Zie ook de verdere geschiedenis in de koloniën van de familie, aantekeningen over de koloniale carrière van Hermanus Nak, de carrière van Frederika Nak en haar echtgenoot Giliam Klaver of ga terug naar de overzichtspagina van Nak.