Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie
De subcommissie van weldadigheid Axel draagt op 29 september
1818 het gezin voor, invnr 48 de scans 844-848. Met onder meer:
Voorts heeft de subcommissie de eer hierbij te voegen de opgaven
van één huisgezin, dat wenschte geplaatst te worden in de colonie
van Westerbeeksloot.
▪ Hubregt de Ruiter, oud vierenvijftig jaren en
▪ Levina la Maire, oud agt en veertig jaren, in tweede huwelijk
zijnde haar eerste man overleden.
Kinderen
▪ Catharina Smies, oud twintig jaren
▪ Jan Smies, oud zeventien jaren
▪ Pieter Smies, oud vijftien jaren
▪ Rokus Smies, oud elf jaren
▪ Petronella de Ruiter, oud elf jaren
▪ Pieter de Ruiter, oud zes jaren
Ze zijn dus Elisabeth Smies en Magdalena de Ruiter vergeten.
Verder:
Wij geloven dat dit huisgezin kan dienen als voorbeeld voor
anderen.
Het is waar, de hoofden van dit huisgezin zijn boven de bepaalde
jaren, maar wij vleijen ons, dat eensdeels hunne kragten, en
anderdeels de ouderdom en sterkte der kinderen genoegzaam zullen
opwegen tegen de inconvenienten van den ouderdom, die er bij dit
huisgezin plaats hebben.
Er zijn nog wel verscheidene huisgezinnen, die zig aangeboden
hebben om te vertrekken, dog die de vereischte niet hadden,
gerequireerd bij de aanschrijving der Commissie, en van welken
wij, ter goeder trouw, het getuigenis niet konden afleggen, gelijk
dat van Hubregt de Ruiter.
Voorgeval de permanente commissie de voordracht wil afwijzen
(de gewenste maximumleeftijd was 40) gaat Axel dreigende taal
uitslaan:
En met betrekking tot dit laatste stuk neemt zij de vrijheid met
allen ernst te verzoeken om, zoo het mooglijk is, het daar henen
te dirigeren, dat dit huisgezin van Axel, al verenigen zij daar in
niet alle vereischten, worden opgenomen om naar de colonie te
vertrekken, want, om onbewimpeld te spreken, de menigte van armen
is hier buitengewoon groot, de ingezetenen ondervinden jaarlijks
het verbazend bezwaar van dezelve onderhoud, het geen hun kan
worden toegedeeld is zeer gering; en wanneer nu Axel van niet één
huisgezin ontlast wierd, niet tegenstaande deszelfs aanmerkelijke
bijdrage, kan de subcommissie hare vrees niet ontveinzen dat
veelen van de intekenaars, die de zaak niet in deszelfs gevolgen
beschouwen, maar slegts oppervlakkig oordeelen, bij eene
volgende intekening zouden refuseren om zig tot de gewone
contributie te verbinden.
De familie behoort tot de gezinnen die op doorreis in de kazerne
in Amsterdam worden opgevangen.
Ze komen op woensdag 4 november 1818 in de proefkolonie
aan, zie
hier.
In een brief van directeur der koloniën Benjamin van den Bosch
dd 13 januari 1819 worden zij genoemd als een van de
gezinnen die veel verdiend hebben bij spinarbeid en veldarbeid, in
het kader van een verhaal dat ondanks stevige verdiensten vaak
toch de schulden toenemen.
Uit de notulen van de permanente commissie dd 12 februari 1819,
invnr 38:
Brief van den Direkteur, partikulier aan den Generaal, rakende
vrouw de Ruiter, vrouw Koppejan en vrouw Burks, verzoekende verlof
voor eenige dagen om naar hare famieljes te gaan. Insgelijks
vraagt verlof Lukas Lukassen. Te antwoorden, geen verlof dan bij
plechtige gelegenheden te geven b.v. nieuwjaar, ten zij bewezen
worden dat er dringende omstandigheden zijn.
Uit een brief van de directeur Benjamin van den Bosch dd 12
februari 1819, invnr 50:
Hoe danig moet ik mij gedragen ten aanzien van die
huisgezinnen, welk door ziekte buiten staat zijn hunne grond te
bewerken. Als Rigagnaeu, de Ruyter en Houtman?
Op 12 juni 1819 doet directeur Benjamin van den Bosch verslag
van een inspectie van de huishoudens, invnr 51, en meldt hij de
vermissing van diverse goederen, zie hier,
waaronder:
De Ruiter - 1 wollen deken, 2 laakens, 4 kussens, 2 handdoeken
Bij de ‘liefde
giften‘ op 3 februari 1820 voor slachtoffers van de
watersnood staat De Ruiter ook vermeld als donateur.
Op de 'Nominative Staat der zig geabsenteerd hebbende
kolonisten' dd 17 april 1820, invnr 55 scan 124, staat ook:
Pieternella de Ruiter - Axel – oud 17 jaar dogter van de kolonist
de Ruiter.
Blijkbaar komt ze daarna weer terug.
Voordochter Elizabeth trouwt op 7 mei 1820 met de bij Baade
ingedeelde jongeman. Dit is het aller-allereerste interne
kolonie-huwelijk van zo vreselijk vele:
Vledder, huwelijksakte, aktedatum 7 mei 1820, aktenr. 4
Bruidegom: Dirk Johannes Wiemes, oud: 29 jr., zoon van Alexander
Wiemes en Gesina Labrie.
Bruid: Elizabeth Smies, oud: 21 jr., dochter van Jan Smies en
Levina Lamiere.
De verdere geschiedenis van Elisabeth Smies staat op een
pagina over haar echtgenoot Dirk
Wiemes.
In een brief dd 1 juni 1820, zie hier,
wordt vader De Ruiter door spinbaas Anthonie Brouwer ‘een
slecht spinner, maar niet brutaal’ genoemd..
Bij het beoordelingsrapport door de directie op 29 juni 1820 wordt over het gezin gezegd 'Ordinair huisgezin, zonder overleg, en aanhoudend krakeel, de man is echter ieverig'. Ze worden voorgedragen voor een koperen medaille.
Bij de jaarinkomens
1820 die zijn afgedrukt in het maandblad de Star van
1821 zit De Ruiter met 638 gulden heel ver boven het
gemiddelde van 447 gulden.
Uit het maandblad de Star van september 1822:
De kolonist DE RUITER en twee zijner kinderen, een zoon en dochter
van den kolonist MOLEWIJK, in no.1, de vrouw en dochter van den
kolonist DYKSTRA, in no. 3, en de vrouw van den kolonist THESINK,
in no. 4, welke in het begin dezer maand min of meer gevaarlijk
ziek waren, zijn, benevens eenige andere zieken van minder belang,
alle herstellende.
In het op 19 februari 1823 gedateerde schoolrapport
over 1822 wordt genoemd als hebbende uitgemunt in gedrag en
vorderingen: Rokus Smies.
In de post kan ik er niets over vinden, maar blijkbaar wordt
voordochter Catharina Smies veroordeeld tot verbanning naar de
strafkolonie op de Ommerschans, waar ze blijkens dit overzicht
op 30 december 1823 aankomt. De reden zal 'onzedelijk gedrag'
zijn, want ze bevalt op 14 april 1824 van een dochter
Leeuwina, Daarmee zal ongetwijfeld bedoeld zijn Levina, want dat
is de naam van Catharina's moeder. Het kind zal later ook als
Levina vermeld staan.
Levina gaat op 18 november 1824 naar haar grootouders in
Frederiksoord.
Het gezin staat in een stamboek van ± 1823 tot juni 1825
dat in te slechte conditie verkeert om in de studiezaal te
raadplegen, maar dat ik wel een keer op foto heb gezet:
Dat is hoeve 16 van Frederiksoord en op die plek zullen ze
lang blijven wonen, zie de locatie van de hoeve op dit
kaartje.