Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie
Als op grond van dit besluit de
vrije koloniën per 1 juni 1825 helemaal opnieuw worden
ingedeeld (waarbij hoeve 16 van Frederiksoord nog steeds hoeve 16
blijft), worden nieuwe stamboeken aangelegd die bewaard zijn
gebleven en waarvan scans zijn.
De familie de Ruiter staat vanaf dan in de stamboeken
Frederiksoord
en daarna als bewoners van hoeve 6 in
▪ invnr 1350 (1841-1848) op scan 7, en
▪ invnr 1351 (1848-1859) op scan 8.
■ Op 24 juni 1826 gaan de 22-jarige Pieter Smies en de
20-jarige Rokus Smies van de kolonie weg zonder toestemming te
vragen, ze deserteren.
Pieter Smies komt nooit meer terug. Hij blijkt een paar jaar
later te zijn getrouwd en zich eerst te Kalenberg bij Oldemarkt en
later te Deventer te bevinden.
■ Rokus Smies keert na een klein jaar, op 1 juni 1827,
terug. Normaliter volgt er op zo'n desertie een tuchtzaak en
straf, maar dat heb ik niet kunnen vinden.
■ Zoon Jan Smies vertrekt wel met toestemming. Op 18 mei 1827
vraagt de directeur der koloniën, invnr 85 scan 551-552, aan de
permanente commissie authorisatie tot het geven van ontslag aan
Jan Smies.
De permanente commissie bespreekt dat op 11 juni bij artikel (=
agendapunt) 50, waarvan het verslag in invnr 40 (daarvan zijn geen
scans) moet zitten, maar wat ik niet gezien heb, want het
resultaat is duidelijk:
Jan Smies verlaat met ontslag de kolonie op 29 juni 1827.
Kort daarop trouwt hij en zijn verdere geschiedenis (en die van
zijn gelijknamige zoon) staat op zijn eigen pagina.
■ Dochter Catharina zucht nog steeds in de strafkolonie op de
Ommerschans. Op 30 januari 1827 schrijft zij een
noodbrief, invnr 83 de scans 307 & 308. Ze zegt dat Johannes
van den Bosch hoogstpersoonlijk beloofd heeft dat zij vrij zou
komen en herinnert de permanente commissie aan die belofte.
De permanente commissie bespreekt de brief op 23 februari bij
agendapunt 6 (invnr 40). Met als gevolg dat Catharina op 2
maart 1827 met onbepaald verlof van de Ommerschans vertrekt.
De directeur schrijft op 3 maart 1827, invnr 84 scan 26
en verder, dat hij nog geen definitief ontslag wil geven omdat het
kind van Catharina nog bij de grootouders is en daardoor ten laste
komt van de Maatschappij, terwijl hij vindt dat Catharina voor het
onderhoud van dat kind moet zorgen.
Maar als een paar jaar later de kolonieadministratie wordt
gestroomlijnd en de verschillen tussen de stamboeken in
Frederiksoord en de kopietjes in Den Haag worden weggewerkt, volgt
alsnog officieel ontslag, invnr 98 scan 20.
Catharina gaat niet vreselijk ver weg, zie hieronder bij het
kopje 'Ingedeelde'.
■ Op 1 mei 1828 gaat Rokus Smies zijn militaire
dienstplicht vervullen. Omdat hij dan al 21 jaar is, moet de
conclusie zijn dat hij op zijn 19e en 20e of tijdelijk is
vrijgesteld of afgekeurd. In het laatste geval is het
waarschijnlijk dat hij nu pas de juiste lengte (1.57 meter) heeft
bereikt, want het is in die tijd niet ongebruikelijk dat jongens
tot hun 21e nog in de groei zitten.
Dat hij in dienst gaat wordt bevestigd door een lijst van de
directie van in 1828 vertrokken jongeren, invnr 95 scan 344.
■ Hij keert terug uit dienst op 18 maart 1829.
■ Op 1 augustus 1828 gaan de 19-jarige Magdalena de
Ruiter en de 24-jarige Petronella de Ruiter weg om 'te gaan
dienen'.
In een later stuk, invnr 114 scan 38, wordt van Petronella de
Ruiter gemeld dat zij 'dienstbaar te Havelthe' is.
In huis is van de eigen kinderen dan alleen nog Pieter de Ruiter,
en na zijn terugkeer uit dienst Rokus Smies.
In het stamboek met invnr 1348 (1830-1835) wordt
voor het eerst de kleindochter ingeschreven, hoewel die er al
sinds 1824 verblijft. Maar abusievelijk wordt ze aangeduid als
Catharina, de naam van haar moeder, terwijl ze toch echt Levina
heet.
■ Op 9 juli 1830 wordt Rokus Smies aangenomen als lidmaat
van de hervormde kerk, invnr 107 scan 598.
■ Daarna gaat hij, op 28 augustus 1830, ten tweeden male
in militaire dienst. Dat wordt bevestigd door de lijst van in 1830
van de kolonie vertrokken personen, invnr 114 scan 38.
■ Hij keert uit dienst terug op 18 juni 1833.
■ Op 9 september 1831 krijgt het gezin, en dat is bij
mijn weten voor het eerst, een ingedeelde in huis:
● Jacob de Vogel, geboren te Delft 3 maart 1801, gedoopt
8 maart, als zoon van Hendrik de Vogel en Alida Onrust. Hij is al
weduwnaar en op 2 november 1829 in de kolonie geplaatst op
grond van het contract E71. Uitleg over E-contracten staat op deze pagina en vandaar
kun je doorklikken naar een (onvolledige) lijst met afgesloten
E-contracten.
Wie die meneer Dingemans is die voor zijn plaatsing betaalt, zou
ik niet weten. Jacob de Vogel staat ook in het boek met alle op
contract geplaatste koloniebewoners met invnr 1389 op scan 309 met
het B-nummer 986.
De Vogel is al bij enkele kolonisten in huis geweest, waaronder
het huishouden van Elisabeth Smies en Dirk Wiemes, dus hij kent de
familie. En het is bingo! Hij verlaat het gezin en de kolonie met
ontslag op 7 april 1832 en treedt te Vledder op 13
oktober 1832 in het huwelijk met Catharina Smies.
Het echtpaar vestigt zich vervolgens te Avereest, vlakbij de
Ommerschans, en zal daar altijd blijven wonen.
■ Op 8 april 1834 overlijdt de man des huizes Hubrecht de
Ruiter, volgens de overlijdensakte (Vledder, aktedatum 9 april
1834, aktenummer 18) geboren te Terneuzen op 2 augustus 1757 als
zoon van Jan de Ruiter en een moeder van wie bij de ambtenaar die
de akte opmaakt de naam niet bekend is.
Levina Lamaire staat op de kolonie verder bekend als 'de weduwe de Ruiter'.
Nu het huis zo leeg is, krijgt ze vaker ingedeelden over de
vloer.
■ Bij de raad van toezicht van Frederiksoord van 12 mei 1834,
bijlage 1 op deze
pagina, moet verschijnen Pieter de Ruiter, 22 jaar oud. Hem
wordt gevraagd of hij stenen op het dak van de dokterswoning
gegooid heeft, waardoor er pannen stuk gegaan zijn.
Pieter ontkent en bij de behandeling voor de raad van politie en
tucht in de gewone koloniën, hoger op die pagina, stokt de zaak in
afwachting van het horen van meer getuigen. Hoe het afloopt weet
ik niet.
■ Bij besluit van 5 april 1836 N3 stelt de permanente
commissie Rokus Smies aan als zaalopziener in het derde gesticht
te Veenhuizen. Dat besluit, waarin waarschijnlijk verwezen wordt
naar een gemotiveerde voordracht door de directeur, heb ik niet
gezien, maar moet zich bevinden in invnr 447, waarvan geen scans
zijn en dat dus op het archief moet worden bekeken.
De verdere geschiedenis van Rokus Smies staat op zijn eigen pagina.
■ Een in juni 1836 geschetst kaartje, invnr 172 scan 326,
geeft aan hoe de wijken zijn ingedeeld en tot welke wijk de woning
van het gezin behoort. En scan 328 meldt dat de weduwe de Ruiter
wordt gerekend tot de valide kolonisten.
■ De familie wordt vermeld op een staat van verdiensten en
uitbetalingen, Invnr 178 scan 519, waar de directie vergeten is
een datum op te zetten (het zal naar schatting ergens eind
1836 zijn) en die verder niet goed te begrijpen valt, maar
er wel mooi uitziet.
■ Op 23 november 1836 houdt de directeur een zeer
positief pleidooi, invnr 177 scan 34, om toestemming te geven voor
een huwelijk tussen Pieter de Ruiter en de kolonistendochter Anna
Catharina Oostmeijer, en daarna de hoeve van de weduwe de Ruiter
over te schrijven op haar zoon Pieter, 'een sterk, werkzaam en
oppassend persoon van 24 jaren oud'.
Ook zijn toekomstig partner is 'een oppassend en voor de kolonien
geschikt meisje', dus de directeur kan zich eigenlijk niet
voorstellen dat hier bezwaren tegen zijn. Toch gaat het niet door.
Misschien omdat de subcommissie Axel in ongerede is geraakt?
Ik zou het niet weten, maar wellicht staat het in invnr 454 waar
de bespreking van deze kwestie door de permanente commissie op 25
november 1836 N5 zal zijn weergegeven.
■ De familie wordt vermeld op de staat van verdiensten van 6
augustus tot 2 september 1837, invnr 188 scan 553,
ingedeeld per sectie en per wijk. Heel veel cijfertjes die op zich
niet veel zeggen, maar die misschien iets opleveren als je de
werkprestaties van verschillende kolonisten met elkaar vergelijkt.
■ De 'mutatien in de invaliditeit' in de maand oktober 1837, invnr 188 scan 573, ingedeeld naar wijk en sectie, melden dat de weduwe De Ruiter nu wordt beschouwd als invalide.
Begin 1838 schijnt het ongemeen koud te zijn. De kleine
raad behandelt elke week verzoeken van kolonisten die 'eene
toelage verzoeken uit hunne reserve, daar het aan hun uitbetaalde
niet toereikende is tot de noodigste behoeften in het huisgezin'.
Ook als je rekening met de Maatschappij al rood staat, kun je
vanwege de strenge vorst wat krijgen (wat daarna natuurlijk wel
bij je schuld opgeteld wordt).
Het gezin De Ruiter krijgt bij de zitting van de kleine raad van
3 maart 1838, invnr 193 scan 50, een toelage van ƒ 0,70.
Daarmee vragen ze veel minder vaak ondersteuning dan de meeste
andere gezinnen, die de hele maand februari iets extra's krijgen.
Op dit overzicht staat ook hoeveel tegoed of schuld elk gezin
heeft, zodat dat met elkaar vergeleken kan worden.
■ Op 9 juni 1838 wordt het gezin overgeplaatst naar hoeve
nummer 6, zie de locatie op dit
kaartje. Dat is wat oorspronkelijk '2e linie' heette,
terwijl ze daarvoor op de '4e linie' woonden.
■ Zoon Pieter de Ruiter verhuist ook mee, maar vertrekt dan met
ontslag op 1 juni 1839. Diezelfde dag gaat ook Anna
Catharina Oostmeijer met ontslag en de volgende dag trouwen ze te
Vledder.
Ze krijgen geen plek op de kolonie maar blijven in de buurt,
eerst te Nijensleek en daarna te Wapse bij Diever.
■ Bij de weduwe de Ruiter woont alleen nog haar kleindochter
Levina Smies en verder wordt het huis gevuld met ingedeelden, tot
op 21 september 1839 haar kleinzoon Jan Smies junior,
wiens vader getrouwd is met de weduwe Krabshuis, zie hier,
overwipt van het huis van zijn vader naar het huis van zijn
grootmoeder. Nu woont ze er met twee kleinkinderen.
■ Invnr 223 scan 238 geeft een overzicht van de oververdienste (=
wat je meer hebt verdiend dan je kost) en schuld over het hele
jaar 1839.
De weduwe de Ruiter heeft zowel aan het begin als aan het eind van
het jaar geen schuld, per 1 januari 1839 heeft zij een tegoed van
ƒ 48,74 en per 31 december 1839 een tegoed van ƒ 30,01 en een
halve cent (maar ook al was het in die tijd best veel waard, aan
halve centen doe ik verder niet). Dat zijn positieve cijfers.
■ Vanaf 1841 is het in het huis van de weduwe de Ruiter
een wild komen en gaan van ingedeelden. Te veel om op te noemen,
ik verwijs naar de stamboeken.
Na 1842 als de koloniën erg afhankelijk zijn geworden van
overheidssteun en een gecommitteerde der regering alle
vergaderingen van de permanente commissie bijwoont en streng
toeziet, worden de financiële touwtjes aangehaald. Zo MOET elke
vrije kolonist elk jaar de landhuur van 50 gulden betalen, waarbij
men met een schuin oog kijkt naar de betreffende subcommissie of
die dat niet uit haar contributies wil betalen.
■ De stand per 1 juli 1843 staat in invnr 280 scan 594.
De weduwe de Ruiter heeft geen schuld en een tegoed van ƒ 32,99.
■ De stand per 30 juni 1844 staat in invnr 295 scan 868.
De weduwe de Ruiter heeft geen schuld en een tegoed van ƒ 28,84.
Vermeld wordt met potlood 'vrijwillige bijdrage Axel', wat volgens
mij betekent dat Axel uit de door haar opgehaalde contributies de
50 gulden landhuur heeft betaald.
■ De stand per 30 juni 1845 staat in invnr 309 scan 729.
De weduwe de Ruiter heeft geen schuld en een tegoed van ƒ 46,95.
Vermeld wordt met potlood 'vrijwillige bijdrage Axel'.
■ Op 28 december 1844 stelt de adjunct-directeur voor de
vrije koloniën Coenraad Hulst voor dat Johannes Evert Veldmeijer -
'26 jaren oud, gezond en sterk, daarbij ijverig en van een
onbesproken gedrag' - na het geplande huwelijk met Levina Smies de
hoeve overneemt van de weduwe Van Driel, invnr 300 scans 240-241.
Het jonge paar heeft er over geschreven aan Dordrecht, scans
246-247, en de genoemde weduwe voelt er ook veel voor, gezien haar
brief op scan 245, en burgemeester en wethouders van Dordrecht
klinken ook positief op de scans 242 & 243. Het lijkt, net als
eerder bij Pieter de Ruiter, weer zo'n oplossing die is made
in heaven.
Maar ook nu gaat het niet door. De reden weet ik niet, maar zal te vinden zijn in de notulen van de permanente commissie van 14 januari 1845 N5, invnr 561.
■ Evert Veldmeijer verlaat tenslotte met ontslag de kolonie op 4
maart 1846, Levina Smies op 25 maart 1846, en de
geboorteaktes van hun kinderen wijzen erop dat het paar woont in
het semi-illegale dorp van zelfgebouwde plaggenhutten, dat op het
moment bekend staat als 'de hutten onder Noordwolde' en later als
Noordwolde-Zuid. Daarop wijst ook de 'Naamlijst van in 1846
vertrokken kinderen', invnr 339 scan 93.
■ Kleinzoon Jan Smies gaat in militaire dienst op 8 mei 1847
en keert daarvan terug op 4 augustus 1847.
■ Hij gaat opnieuw in dienst op 13 maart 1848 en keert
daarvan terug op 18 oktober 1848.
■ Hij trouwt op 7 november 1850 en dan wordt de hoeve op
zijn naam overgeschreven en wordt zijn grootmoeder ingedeelde in
dat huishouden.
■ Niet lang, op 30 april 1851 overlijdt Levina Lamaire
weduwe Smies weduwe De Ruiter.
Meer over het gezin van Jan Smies op zijn pagina.