Naar het overzicht van de STRAFKOLONIE
Daar doet hij het best goed en hij zal altijd hoevenaar blijven.
Datzelfde geldt voor Simon Jansz Friso, die vanuit Groningen in de
kolonie Willemsoord kwam en ook een hoeve bij Veenhuizen kreeg.
Iets meer over dat gezin lager op de pagina.
Hoevenaars zijn een klasse apart binnen de koloniën en het is dus
logisch dat Harmen Timmerman, zoon van hoevenaar Hendrik Gerrits
Timmerman, verkering krijgt met Hermanna Friso, dochter van de
hoevenaar Simon Jansz Friso. Dat kan, ook in de ogen van de
kolonieleiding.
Wat niet kan in de ogen van de kolonieleiding is dat er 12
oktober 1837 een kindje geboren wordt terwijl de
huwelijksplannen van Harmen en Hermanna nog niet geconcretiseerd
zijn. Het scheelt maar enkele maanden, ze trouwen 27 december
1836, maar toch leidt zoiets onherroepelijk tot de
tuchtraad.
Twee tuchtraden in dit geval, want Harmen valt onder het eerste gesticht Veenhuizen en Hermanna onder het derde gesticht. Zij moet eerst, op 12 november 1836 staat zij terecht voor de Raad van Tucht VH3 vanwege 'de omstandigheid die er met de dochter van den Kolonisten Bouwboer Friso heeft plaats gehad'. De bevalling bedoelen ze.
Hermanna vertelt over de trouwplannen met Harmen en 'betuigd verder dat alleen schaamte de reden is geweest waarom zij tot het laatste oogenblik ontkent heeft van zwanger te zijn'. Zie het zittingsverslag.
Een week later, op 19 november 1836, is Harmen aan de
beurt bij de 'Raad van Policie en Tucht voor Kolonisten
Huisgezinnen bij het 1e Gesticht te Veenhuizen', zie het verslag
van die
zitting. 'Hij heeft bekend dat de aantijging conform de
waarheid was', maar brengt daarna een heel ritsje overtuigend
klinkende verontschuldigingen in.
Het klinkt echt of ze er alles aan gedaan hebben om dit te
voorkomen.
Het is opvallend dat allebei de tuchtraden het moeilijk vinden dat op dit 'misdrijf' automatisch de straf volgt van verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans. Ze zouden graag zien dat de permanente commissie in Den Haag voor dit keer van dat automatisme zou willen afwijken. Maar de permanente commissie komt op 4 januari 1837 tot het starre standpunt dat regels regels zijn en dat de twee naar de strafkolonie moeten.
Als dat aan Harmen Timmerman is medegedeeld, klimt hij in de pen.
De brief is gedateerd 15 januari 1837, hij bevindt zich in
invnr 179 scan 281 (zie bovenaan de pagina hoe de scans van dit
invnr te bereiken), er wordt uit geciteerd op de pagina's 21-22
van De strafkolonie en de volledige tekst luidt:
Aan de welEdele Heeren van de maatschappij van weldadigheid
De zoon van Hendrik Gerrits Timmerman gehuwt met de Dogter van Ziemens Vriezo Daar ik mij beschuldig fen om nogmaals eens te schrijven om vergiffenis
Daar het mij is gelast van de Adjonk Deriktuur van het Eerste gestigt om te gaan vertrekken naar de Ommeschans Zoo dat ik te huis kom vertel ik dat aan mijn Egtgenoot en zij dat van mij hoorende valt van zigzelfen zoo dat ik bang was dat ik haar niet zou behouden en daar om Heeren verwagt ik ik van uw weledelle Heeren tog een goede verwagting
Daar onze ouders van weerskanten zijn Hoeffenaars in de kolonie veenhuizen daar de ouders van mijn vrouwskant ook al op de Jaaren komen dat zij de Plaas haast niet meer kunnen bedienen
Zoo was mijn verzoek van uw weledelle Heeren om op verfolg tog nog weer bij haar in te wonen of dat ik als Arrebijder mag blijven te veenhuizen
Daar ik zelf wel schuld in heb Heeren daar ik het trouwen al heb verzuimd maar dat ik wel mij tog graag aan de koloniewetten wil onderwerpen maar dat kan ik niet van wegens mijn vrouwskand wand als zij maar van de schans hoord spreken dan de vald zij van zijzelfen en op die voorwaarde ben ik vetrokken naar mijn vanmiellie en hierop Weledelle Heeren verwagt ik een gunstig berigt op als het uw weledelle Heeren het beliefd en zoo het niet kan zoo dat mij dan onze ontslag van u weledelle Heeren mogen ontvangen.
H-G-Timmerman en Hermanna Friezo
De permanente commissie noteert op de brief dat ze het behandelt
op 8 februari 1837 bij agendapunt N13 en dan besluit ze
terug te schrijven dat gelezen de brief enzv en gelet op het
besluit van 4 januari 1837 N24 het 'verzoek niet kan worden
ingewilligd', invnr 457 (daarvan zijn geen scans).
Er lijkt geen ontkomen aan. Behalve dan natuurlijk door er van
door te gaan. Volgens het stamboek van hoevenaars met invnr 1582
(van hoevenaarregisters zijn geen scans) deserteert Hermanna met
haar kind op 30 januari 1837. Volgens datzelfde boek zou Harmen
pas op 31 augustus 1837 de kolonie ontvluchten, maar dat moet een
schrijffoutje zijn, het lijkt me zeker dat ze er samen vandoor
zijn gegaan. Uit wiewaswie wordt duidelijk dat ze zich vestigen te
Smilde, lekker dichtbij de ouders in Veenhuizen.
Ik zou nog de gegevens van de familie Friso doen. Het gezin van
Simon Jans Friso komt op 23 oktober 1822 aan in de kolonie
Willemsoord. Zij worden gevestigd op basis van het contract A40
van de Maatschappij van Weldadigheid met de 'Kerkenraad der
Nederduitsche Hervormde Gemeente te Groningen' dat een half
jaartje eerder is afgesloten. Zie voor een uitleg over A-contracten
en vandaar kun je doorklikken naar een lijst met alle
A-contracten.
Ze worden ondergebracht in hoeve 143 van Willemsoord-Steggerda, zie dit kaartje voor de locatie. Dat is Friesland. Ze zijn te vinden op scan 51 van het stamboek Willemsoord met invnr 1358.
Blijkbaar heeft Simon Jans relaties in Niezijl, want op de zitting van de kleine
raad van 5 augustus 1826 vraagt hij een week verlof om
daar naar toe te mogen gaan. Onder voorwaarde dat hij
zaterdagmorgen zelf zijn pas komt ophalen, zodat de directie kan
zien of hij netjes gekleed is, wordt dat toegestaan.
Kort daarop, op 19 november 1826 worden ze bevorderd tot
het hoogste dat een kolonist kan bereiken, ze worden hoevenaars op
een van de grote boerderijen op het terrein rond de gestichten te
Veenhuizen. Ze staan nu op scan nummer 142 van het register met
invnr 1572.
Daar staat achter de naam van Simon Jans het nummer 506, wat
inhoudt dat hij voorkomt in het register van alle op contract
geplaatste koloniebewoners met invnr 1389. Op scan 197 om precies
te zijn en daar staat grotendeels dezelfde informatie als in de
stamboeken.
Voor de rest van hun carrière zitten we met het probleem dat
hiervoor al even werd aangestipt, dat er geen scans zijn van
hoevenaarregisters en die op het archief bekeken moeten worden. Ze
staan als bewoners van hoeve 7 bij het derde gesticht in de
registers met de invnrs 1368, 1581, 1582 en 1583. Uit deze boeken
neem ik de gezinsgegevens over.
● Simon Jans Friso is volgens de op dit punt lang niet
altijd betrouwbare kolonieadministratie geboren op 16 augustus
1772. Hij staat regelmatig in de boeken als Jan Simons
Friso, maar als dat klopt zouden al zijn kinderen het verkeerde
patroniem hebben, dus dat geloof ik niet. Hij is evenals de rest
van het gezin hervormd en hij is getrouwd met:
● Grietje Harms, geboren 16 maart 1777.
Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:
● Jan Simons Friso, geboren op 9 mei 1810.
Hij gaat op 1 juni 1829 met drie maanden verlof. Zie voor
de regeling waarop zo'n verlof gebaseerd is dit
besluit. Als zo'n werkzoekende jongere na drie maanden niet
terug is, wordt hij uitgeschreven en dat gebeurt met Jan Simons.
Hij keert echter weer terug op 29 april 1842. Daarna wordt
hij opnieuw, en nu definitief, ontslagen op 30 april 1844.
● Hermanna Simons Friso, geboren op 7 juli
1813. Zij is in het voorafgaande al behandeld als degene die
steeds omvalt.
● Hendrik Simons Friso, geboren op 15 november
1819. Hij loopt net als zijn zus van de kolonie weg maar
twee jaar later. Het stamboek meldt 'gedeserteerd 10 april
1839'.
Het nu kinderloze echtpaar blijft op hoeve 7 wonen, waar Simon
Jans Friso overlijdt op 12 februari 1852. Volgens het
register moet zijn weduwe dan per 30 maart 1852 naar een
arbeiderswoning aan de buitenkant van het gesticht. Daar woont ze,
woning 1 van het derde gesticht, ook even, zie invnr 1575 scan 7,
maar ze overlijdt al op 16 oktober 1852.
Op een gegeven moment duikt ook nog op ene Margaretha Friso,
geboren 28 februari 1805, van wie ik uit genealogieën op
internet begrijp dat zij ook een dochter is. Zij heeft nooit bij
haar ouders op de boerderij in Veenhuizen gewoond, maar zal er wel
op bezoek geweest zijn, want ze trekt per 22 november 1827
in bij de arbeiderskolonist-weduwnaar Jacob Heij(d)t, zie
daarvoor deze pagina.