Naar het overzicht
van stukken over SUBCOMMISSIES
Grave meldt op 21 juli 1818 dat er in de stad een subcommissie
van weldadigheid is opgericht, zie
hier.
Op 21 augustus 1825, invnr 75, reageert de subcommissie van
weldadigheid Grave op een brief van de permanente commissie
die ik niet gezien heb, waarbij ze een brief hebben
meegestuurd van ene Krieger die op huis Assenbroek woont:
Met veel verwondering ontvang ik ogenblikkelijk de missive van
UwelEdGestr. van den 18 dezer, No 486, en den daarbij zijnden
brief van mijnen neef den Heer H:A: Krieger, wonende op het huis
Assenbroek bij deze stad, waarbij ZijnWEd. bedankt voor alle
mogelijke maatschappijen, daar de vrijwillige giftens door
deurwaarders worden ingevorderd.
Ik bevlijtig mij UwelEdGest. van den toedragt dier zaak, welke
zeer zeker alhier te huis behoord, stellige informatien te geven
en waaruit UwelEdGest. zien zullen hoe ongepast den Heer Krieger
zich ten dezen aanzien heeft driftig gemaakt.
De Heer Krieger woont op eene afstand van de openbare passage
verwijderd, dat geen een ordinaire bode, daar nevens zijnen
geregelden weg heeft.
Dit heeft aanleiding gegeven dat ik tot invordering zijner zoo
wel als van de contributie der leden te Cuijk en Mil, per expresse
bode de kwitantien heb doen aanbieden, en daartoe toevallig voor
de eerste reis den deurwaarder bij het vredegeregt alhier W:ell.
Sterk, welke zulks meer doet, heb gebruikt, zoo als hij als
zoodanig op mijne rekening courant ook voorkomt.
Bij dien tour als expresse welke hij voor de Maatschappij deed,
den Heer Krieger niet hebbende te huis gevonden, het gene in het
geheel geene zeldzaamheid is, heb ik buiten kosten van de
Maatschappij en het gene van zelfs spreekt ook van den Heer
Krieger, bij gelegenheid dat den deurwaarder Sterk in zijne
nabijheid en wel in het dorp Mil zaken had, andermaal de kwitantie
voor de Heer Krieger mede gegeven en als toen heeft ZWEd. betaling
stellig geweigerd, zonder zich over het motief eenigsints te
expliceeren.
Dit is Mijne Heeren! den eenvoudigen en waren toedragt dezer
zaak, en ik vinde niet, dat aangezien den deurwaarder Sterk -
minstens ditmaal zijnde hij bij ZWEd. al meer dan eens om
particuliere zaken daar geweest - niet in deze kwaliteit zich
presenteerde, maar als eenen eenvoudigen expresse zich voordeed,
daar in voor den Heer Krieger eenige de minste belediging gelegen
ligd, en ik wil volgaarne op mij nemen dezen Heer van dit zijn
misverstand te overtuigen en zoo veel in mij is, hem van zijne
genomene resolutie zoeken aftebrengen.