Extract uit het verhandelde bij den raad van policie over de vrije koloniën van

den 12 november 1825


Raad van policie over de vrije kolonien de Maatschappij van Weldadigheid, op heden den 12 november 1825, zitting houdende ten huize van den onderdirekteur Bosma   

Present:
de Heer Visser, President
de Heer Bersma
de Heer Brouwer
de kolonist Zwier, Gemeensman
de kolonist Hoffman, Gemeensman
de kolonist Haverkort, Gemeensman en
Van Wolde Secretaris

De raad van toezigt van kol.no 3 heeft tot de raad van policie verwezen:

1.  Hendrik van der Weerd, oud 20 jaren, kolonist te Willemsoord, beschuldigd blijkens proces verbaal van voornoemde raad, in dato ii dezes van ongehoorzaamheid, verregaande brutaliteit, vloeken en schelden tegen den onderdirekteur van kol no 3, op maandag de 7 dezes zullende zijn voorgevallen.

2.  Johanna Godel, oud 18 jaren, ingedeelde wees bij de wed Schuts, te Willemsoord, beschuldigd, zoo als blijkt uit het proces verbaal van den raad van toezigt dier kolonie, dato 11 dezes, van een losbandig en ontuchtig levensgedrag en daaruit voortgevloeide zwangerheid.


Terwijl door den raad van toezigt van kol no 2, voor deze raad is ingebragt

3.  Maria de Vrede, oud 18 jaren, ingedeelde wees bij Willemse, beschuldigd, zoo als te zien uit het proces verbaal van gemelden raad, in dato 11 dezes, van eenige kleedingstukken te hebben verkocht en weggemaakt en eenige kleinigheden meer.


Deze drie personen heden gecompareerd zijnde, is ieder dezelve afzonderlijk voor den raad geroepen, en over de misdaden waarvan zij beschuldigd werden, onderhouden.

Hendrik van der Weerd belijdt zijne schuld, en erkent ongehoorzaam en brutaal te zijn geweest jegens zijnene onderdirekteur, hem met vloeken, schelden en dreigen te hebben beleedigd doch zegt, dat zulks in drift geschied is.

Johanna Godel verklaart zelve zwanger te zijn, en verzoekt den raad, om ook daarover te willen onderhouden en straffen den jongen kolonist Jan Snoek, die haar tot deze misdaad verleid heeft.

Maria de Vrede bekent dat zij eenen boezelaar en eenen halve doek heeft verkocht, doch dat dit echter geen goed van de kolonie was, maar hetzelve voor hare eigene duiten had aangekocht.


Is in den raad overwogen:

Dat alle brutaliteit en ongehoorzaamheid der kolonisten jegens hunnen Superieuren noodzakelijk verhinderd moet worden;
 
Dat ook zedeloosheid en ontucht, zoo veel mogelijk inde kolonien geweerd – en wanneer zulks bij uitkomst bewezen is, gestraft dient te worde;
.
Dat de ingebragte klagten omtrent de twee eerstgenoemden, voldoende bewezen zijn;

Het doorgaande  en gehouden gedrag van Hendrik van der Weerd, Johanna Godel en Maria de Vrede;

De onderscheidene besluiten der Permanente Kommissie, betrekkelijk het opzenden van kolonisten naar de Ommerschans.


De leden van den raad zijn allen van hetzelfde gevoelen omtrent het behandelen der bovengemelde kolonisten.

Is besloten:

1 Hendrik van der Weerd wegens zijn verregaande brutaliteit veroordeeld tot acht dagen opsluiting in de strafkamer.

2 Johanna Godel wordt insgelijks, uit hoofde van ontucht en zwangerheid, veroordeeld tot de Ommerschans, doch erlangt hiermede uitstel totdat Jan Snoek daarover gehoord zal zijn.

3  Maria de Vrede bij dezen ernstig te waarschuwen, om zich voortaan zoo te gedragen op dat er geene nieuwe klagten over haar worden ingebragt.

    Er zal afschrift hiervan aan de Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid worden toegezonden.


Voor extract conform,
De Direkteur de Koloniën
Visser


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1615

Notities bij het zittingsverslag