Present:
de Heer Visser, Direkteur, President
de Heer Bersma,
de kolonist Zwier, Gemeensman
de kolonist Haverkort id
de kolonist Hoffman id en
van Wolda, secretaris,
terwijl de Hr.Brouwer absent was.
Is op den 20 dezer voor de raad van toezigt van kol.No 1
gecompareerd, na daartoe opgeroepen te zijn, de gewezen
wijkmeester B. Molenkamp, die vanaf den 4 juni 1825 tot
den 18 december daaraanvolgende, van zijn verlof was
achtergebleven, de belangen van zijnen post had verwaarloosd,
vrouw en kinderen geheel aan het lot overgelaten, gelijk zulks
blijkt uit het proces verbaal van genoemde raad dato 20 dezer.
Molenkamp heden voor ons verschenen zijnde, heeft zijne misdaad
volmondig beleden, en voor redenen van zijne langdurige
afwezigheid niets bijgebragt hetwelk bij den raad eenigzins in
aanmerking zou komen.
Waarop den raad van policie, nadat Molenkamp de kamer had
verlaten, en alle leden hun gevoelen hieromtrent hadden te kennen
gegeven, en zulks volkomen eensgezind bleek te zijn, heeft
besloten:
1e. Het huisgezin van den genoemde gewezen wijkmeester
Molenkamp te veroordeel naar de kolonie Veenhuizen, 2e
etablissement, en
2e. De zilveren medaille, door zijnen vorigen ijver
verworven, provisioneel, onder nader approbatie der Permanente
Kommissie, in te trekken, en in bewaring te nemen. Dan, daar deze
medaille, hem volgens zijne verklaring, ten tijde dat hij ziek in
het gasthuis lag, ontstolen is, zou het hem onmogelijk zijn
geworden, dezelve af te geven.
En zal afschrift hiervan worden gezonden aan de Permanente
Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid.
Voor extract conform,
De Direkteur de Koloniën
Visser
Notities bij het zittingsverslag