Present
de Heer Visser, President
de Heer Bersma
de kolonist Zwier, gemeensman
de kolonist Gutsloo, gemeensman
de kolonist Hoffman, gemeensman
en van Wolda, secr
Zijn in den raad gelezen, twee processen verbaal van den raad van
toezigt van over kol No 3, in dato 17 november jl en 3 dezer,
betrekkelijk de navolgende kolonisten
a Johannes Hermans Kniezenberg, gepasseerden zomer, met
zijne vrouw en kinderen uit de kolonie gedeserteerd, en thans
wederom met zijn gezin te rug gekomen zijnde
b Hendrik Staal, beschuldigd van oneerlijk te zullen
hebben gehandeld met zijne verbouwde rogge als hebbende dezelve
eenige schepels minder opgebragt, dan dezelve door den daartoe
aangestelden schatter, den kolonist Beekman was getaiexeerd
geworden; doch welke mindere opbrengst de kolonist Staal heden
acht dagen verklaard en beredeneerd had geheel buiten zijne schuld
te zijn, aangezien de rogge van zijn land, hoewel naar zijne
woning gebragt zijnde, buiten s huis was gedorschen en dagelijks
na het dorschen, denzelfden avond ongeschoond naar het huis van
den wijkmeester was gebragt.
Deze beide kolonisten, benevens de tot het geval van Staal
benoodigde getuigen, de Heer Schuuver, Onderdirekteur, van Heest,
wijkmeester en Beckman, kolonist, alle van Willemsoord kol No 3
opgeroepen en alhier verschenen zijnde, hebben dezelve verklaard
hetgene volgt:
Kniezenberg was met zijn huisgezin weggeloopen, omdat hij
gevreesd had, wegens destijds met dezen en genen plaats gehad
hebbende verschillen, door den raad van policie veroordeeld te
zullen worden naar de Ommerschans; had eenige weken in Haarlem
ziek gelegen, vervolgens vertrokken naar Utrecht, en eindelijk op
aanraden zijner Sub Kommissie wederom naar de vrije kolonie te rug
gekeerd, in hoop vandaar weer in zijne vorige bezitting hersteld
te zullen worden.
Schuuver, van Heest en Beekman verklaren stellig overtuigd te
zijn dat Staals rogge meer opgebragt heeft, dan bij de
Maatschappij is ontvangen; daar deze rogge naar hunne gedachten
van de beste was geweest, welke men in de kolonie gevonden had;
dat die van het een stuk lands getaiexeerd was geworden 1/8 vimt
of 12½ garve op 1½ spint en die van het ander op 2 spinten, dat,
naar deze taiexatie echter nauwelijks de helft daarvan aan de
Maatschappij was gekomen, hoewel zij tevens erkennen waarheid te
zijn, dat de ’s daags bij het huis van Staal gedorschte rogge
terstond en ongeschoond naar het huis des wijkmeesters is gebragt.
Staal zelf houdt zich wederom aan hetgene hij te voren getuigd
heeft, het is mogelijk dat zijne rog niet alle is afgeleverd, doch
zulks is buiten zijne schuld, dezelve is bij hem niet eens schoon
gemaakt, maar vuil weggebragt, alzoo had hij daarvoor niet kunnen
zorgen.
Hierop is in den raad overwogen:
a Dat Kniezenberg zich gepasseerden zomer eerst heeft
schuldig gemaakt aan dronkenschap, vervolgens zonder verlof de
kolonie voor eenige dagen alléén had verlaten en te rug gekomen
zijnde eindelijk met zijn geheele huisgezin uit de kolonie is
gedeserteerd, alles strijdig tegen de wetten en reglementen der
Maatschappij
b De getuigenis van Schuuver, van Heest en Beckman,
waaruit blijkt dat de rogge van Staal meer had moeten opbrengen,
en dat het ook zeer wel mogelijk is, dat Staal tusschentijds zelf
van zijne rogge gedorschen en weggemaakt of gebruikt heeft, --
doch daar de kolonist niet op de daad betrapt, noch door de
dorschers ontdekt is, dat er destijds rogge vermist werd, en de
uitgedorschte rogge dadelijk is vervoerd geworden, er in dezen
niets met zekerheid heeft kunnen bewezen worden.
Waarop na bevonden te zijn, dat de gevoelens der leden van den
raad, volkomen met elkanderren overeenstemden, genomen is het
navolgende
Besluit:
1 Kniezenberg en deszelfs huisgezin wordt veroordeeld
naar de Strafkolonie Ommerschans.
2 Den kolonist Staal te verklaren voor onschuldig.
Ofschoon de Heer Visser, als Direkteur der Kolonien, de Permanente
Kommissie zoude adviseren, dat de kolonist Staal, hoewel hem niets
met zekerheid bewezen kan worden, niet tegenstaande dat, mest
worden opgezonden naar de Ommerschans, daar hij het gehouden
gedrag van bovengemelde kolonist, alsmede de verklaring der
getuigen, in aanmerking nemende denzelve geenszins voor onschuldig
houdt.
En zal bij afschrift dezes, de Permanente Kommissie, hiervan
worden kennis gegeven.
Voor extract conform,
De Direkteur der Kolonien
Visser
Naar mijn inziens bestaat de hoogste graad voor het vermoeden
dat Hr Staal een gedeelte van zijne roggen onttrokken heeft,
daar echter zijne schuld noch bewezen is noch bewijsbaar schijnt
en den mogelijkheid overblijft, hem door de verzwijging tot het
ondergaan van straf, onregt zou wedervaren ben ik huiverig tot
zijnen verplaatsing naar de O:schans te adviseren Zou het niet
geraden zijn hem onder het gestrengsten toezigt te plaatsen met
de ernstige verzekering dat het minste blijk van kwade trouw of
de geringste poging tot ongeoorloofden handel zal worden
aangemerkt als eene bevestiging van des hoogsten ernstige
vermoedens waaronder hij zich gebragt heeft en zijne
overplaatsing naar de Strafkolonie onmiddelijk zal ten gevolgen
hebben?
De ondertekening luidt Sl dus vermoedelijk is dit van
de hand van dominee Sluiter, lid van de permanente commissie.
In geval de WelEd Heer Van Riemsdijk zich met dat advijs kan
vereenigen wordt ZWEd gevraagd deze Dispotie dan niet
welgeboegelijk in den vorm van een brief aan den Raad va Policie
zelve zal worden te kennen te geven, om door denzelven daarvan
mededeeling te doen geschiede aan den kol. Staal
De ondertekening luidt vK dus vermoedelijk is dit
Jan van Konijnenburg, secretaris van de permanente commissie.
Konform het advijs van het lid Sluiter besloten en aan den Raad
van Policie geschreven den 23 Dec 1826
De ondertekening luidt vK dus vermoedelijk is dit
weer Jan van Konijnenburg,
NB: Hendrik Staal komt vaker voor als Pieter Stahl