Extract uit het verbaal van het verhandelde bij den raad van policie over de vrije kolonien
Zaterdag den 4 november 1826

Present
de Heer Visser, President
de Heer  Bersma
de kolonist Zwier, gemeensman
de kolonist Gutsloo, gemeensman
de kolonist Hoffman, gemeensman
en van Wolda, secr

Zijn in den raad gelezen, twee processen verbaal van den raad van toezigt van over kol No 3, in dato 17 november jl en 3 dezer, betrekkelijk de navolgende kolonisten

a Johannes Hermans Kniezenberg, gepasseerden zomer, met zijne vrouw en kinderen uit de kolonie gedeserteerd, en thans wederom met zijn gezin te rug gekomen zijnde

b Hendrik Staal, beschuldigd van oneerlijk te zullen hebben gehandeld met zijne verbouwde rogge als hebbende dezelve eenige schepels minder opgebragt, dan dezelve door den daartoe aangestelden schatter, den kolonist Beekman was getaiexeerd geworden; doch welke mindere opbrengst de kolonist Staal heden acht dagen verklaard en beredeneerd had geheel buiten zijne schuld te zijn, aangezien de rogge van zijn land, hoewel naar zijne woning gebragt zijnde, buiten s huis was gedorschen en dagelijks na het dorschen, denzelfden avond ongeschoond naar het huis van den wijkmeester was gebragt.

Deze beide kolonisten, benevens de tot het geval van Staal benoodigde getuigen, de Heer Schuuver, Onderdirekteur, van Heest, wijkmeester en Beckman, kolonist, alle van Willemsoord kol No 3 opgeroepen en alhier verschenen zijnde, hebben dezelve verklaard hetgene volgt:

Kniezenberg was met zijn huisgezin weggeloopen, omdat hij gevreesd had, wegens destijds met dezen en genen plaats gehad hebbende verschillen, door den raad van policie veroordeeld te zullen worden naar de Ommerschans; had eenige weken in Haarlem ziek gelegen, vervolgens vertrokken naar Utrecht, en eindelijk op aanraden zijner Sub Kommissie wederom naar de vrije kolonie te rug gekeerd, in hoop vandaar weer in zijne vorige bezitting hersteld te zullen worden.

Schuuver, van Heest en Beekman verklaren stellig overtuigd te zijn dat Staals rogge meer opgebragt heeft, dan bij de Maatschappij is ontvangen; daar deze rogge naar hunne gedachten van de beste was geweest, welke men in de kolonie gevonden had; dat die van het een stuk lands getaiexeerd was geworden 1/8 vimt of 12½ garve op 1½ spint en die van het ander op 2 spinten, dat, naar deze taiexatie echter nauwelijks de helft daarvan aan de Maatschappij was gekomen, hoewel zij tevens erkennen waarheid te zijn, dat de ’s daags bij het huis van Staal gedorschte rogge terstond en ongeschoond naar het huis des wijkmeesters is gebragt.

Staal zelf houdt zich wederom aan hetgene hij te voren getuigd heeft, het is mogelijk dat zijne rog niet alle is afgeleverd, doch zulks is buiten zijne schuld, dezelve is bij hem niet eens schoon gemaakt, maar vuil weggebragt, alzoo had hij daarvoor niet kunnen zorgen.

Hierop is in den raad overwogen:

a Dat Kniezenberg zich gepasseerden zomer eerst heeft schuldig gemaakt aan dronkenschap, vervolgens zonder verlof de kolonie voor eenige dagen alléén had verlaten en te rug gekomen zijnde eindelijk met zijn geheele huisgezin uit de kolonie is gedeserteerd, alles strijdig tegen de wetten en reglementen der Maatschappij

b De getuigenis van Schuuver, van Heest en Beckman, waaruit blijkt dat de rogge van Staal meer had moeten opbrengen, en dat het ook zeer wel mogelijk is, dat Staal tusschentijds zelf van zijne rogge gedorschen en weggemaakt of gebruikt heeft, -- doch daar de kolonist niet op de daad betrapt, noch door de dorschers ontdekt is, dat er destijds rogge vermist werd, en de uitgedorschte rogge dadelijk is vervoerd geworden, er in dezen niets met zekerheid heeft kunnen bewezen worden.

Waarop na bevonden te zijn, dat de gevoelens der leden van den raad, volkomen met elkanderren overeenstemden, genomen is het navolgende

Besluit:

1 Kniezenberg en deszelfs huisgezin wordt veroordeeld naar de Strafkolonie Ommerschans.
2 Den kolonist Staal te verklaren voor onschuldig. Ofschoon de Heer Visser, als Direkteur der Kolonien, de Permanente Kommissie zoude adviseren, dat de kolonist Staal, hoewel hem niets met zekerheid bewezen kan worden, niet tegenstaande dat, mest worden opgezonden naar de Ommerschans, daar hij het gehouden gedrag van bovengemelde kolonist, alsmede de verklaring der getuigen, in aanmerking nemende denzelve geenszins voor onschuldig houdt.

En zal bij afschrift dezes, de Permanente Kommissie, hiervan worden kennis gegeven.
Voor extract conform,
De Direkteur der Kolonien
Visser

Er zit een briefje bij het verslag met aantekeningen van twee mensen


Naar mijn inziens bestaat de hoogste graad voor het vermoeden dat Hr Staal een gedeelte van zijne roggen onttrokken heeft, daar echter zijne schuld noch bewezen is noch bewijsbaar schijnt en den mogelijkheid overblijft, hem door de verzwijging tot het ondergaan van straf, onregt zou wedervaren ben ik huiverig tot zijnen verplaatsing naar de O:schans te adviseren Zou het niet geraden zijn hem onder het gestrengsten toezigt te plaatsen met de ernstige verzekering dat het minste blijk van kwade trouw of de geringste poging tot ongeoorloofden handel zal worden aangemerkt als eene bevestiging van des hoogsten ernstige vermoedens waaronder hij zich gebragt heeft en zijne overplaatsing naar de Strafkolonie onmiddelijk zal ten gevolgen hebben?

De ondertekening luidt Sl dus vermoedelijk is dit van de hand van dominee Sluiter, lid van de permanente commissie.


In geval de WelEd Heer Van Riemsdijk zich met dat advijs kan vereenigen wordt ZWEd gevraagd deze Dispotie dan niet welgeboegelijk in den vorm van een brief aan den Raad va Policie zelve zal worden te kennen te geven, om door denzelven daarvan mededeeling te doen geschiede aan den kol. Staal

De ondertekening luidt vK dus vermoedelijk is dit Jan van Konijnenburg, secretaris van de permanente commissie.


Konform het advijs van het lid Sluiter besloten en aan den Raad van Policie geschreven den 23 Dec 1826

De ondertekening luidt vK dus vermoedelijk is dit weer Jan van Konijnenburg,


NB: Hendrik Staal komt vaker voor als Pieter Stahl

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1615