Present
de Heer M Bersma, LP
A. Brouwer
J Althoff, gemeensman
JH Dornbach, gemeensman
Fraterman, gemeensman
en J.H. van Wolda, secr
Art 1.
Door den President werd overlegd een proces verbaal van den Raad
van toezigt van Kol 3, van den 30 April JL,wegens zeker verzet,
dat de kolonist Walters tegen den wijkmeester Koppen zoude hebben
betoond, en dat deze handgemeen waren geweest.
Is, na opgeroepen te zijn, voor den Raad verschenen de kolonist
Walters, verklarende, uit nood, aardappelen van den wijkmeester te
hebben willen nemen, omdat de onderdirekteur hem gezegd had, dat
de wijkmeester hem aardappelen zoude geven, doch deze dit
weigerende, had hij met den wijkmr verschil gekregen zoozelfs dat
hij met dezen aan het schermutselen was gekomen, doch kunnende hij
zich met dezen wijkmeester, zoo hij zegt nooit wederom verzoenen.
Gehoord den wijkmeester Koppen, die stellig betuigt en verzekert,
den kolonist Walters volstrekt niet aangeraakt te hebben, doch dat
deze hem aangetast en vervolgens gestoten en mishandeld heeft.
Beide te gelijk gehoord hebbende, is het niet uitvondig gemaakt
kunnen worden, wie hier de eerste aanvaller of verschilmaker was.
Is besloten, nadat de leden van den Raad hunne gevoelens, ieder
afzonderlijk hadden uitgebracht, die bleken met elkanderen overeen
te komen, den kolonist Walters in gevolge $1 van art.3 van het
Reglement van tucht voor drie dagen te doen opsluiten in de
strafkamer en den wijkmeester Koppen aan te bevelen zich voortaan
wat maar voorzigtig en menschkundig te gedragen.
Art 2.
Werd overlegd een proces verbaal van denzelfden Raad en datum,
houdende dat Patrelly de gierput achter zijn huis had opgebroken
en de veldsteenen verkocht.
In plaats van Patrelly die opgeroepen was, verscheen deszelfs
huisvrouw, die voorgaf dat haar man anders acht stuivers had
moeten verzuimen.
Verklarende zij, niet geweten te hebben, dat zij dien put niet had
mogen wegmaken, wijl dezelve altijd vol water stond en zij
zoodoende dikwijls water in huis kregen, hebbende voor die
veldsteenen eenen daalder bedongen, die gedeeltelijk ontvangen
was.
Besloten haar dezen daalder wederom te doen betalen en zulks van
de verdiensten des huisgezins, zoodraa zulks geschikt gebeuren
kon, te doen inhouden.
Art.3.
Verscheen voorts Cornelis Fennekes, bestedeling bij van Mark, die
volgens hetzelfde proces verbaal ongehoorzaam was tegen de
Onderdirekteur Schurer; verklarende hij niet te hebben kunnen mest
kruijen, wijl hij geene schoenen had, daarbij anders nooit
ongehoorzaam was.
Is besloten dezen jongen te vermanen, zich voortaan wel en
gehoorzaam te gedragen, wijl hij anders onaangenamen gevolgen te
wachten had.
Art.4.
Werd overlegd een proces verbaal van den Raad van toezigt van
Kol.1, houdende beschuldiging tegen den kolonist Wijshoven en de
huisvrouw van Heinsbergen, die verschil hadden gehad.
Gehoord de huisvrouw van Heinsbergen, die zegt, dat Wijshoven haar
kind geslagen had, en naderhand haarzelve.
Eindelijk gehoord Wijshoven, zeggende, dat vrouw Heinsbergen hem
in zijn huis op eene verregaande wijze had uitgemaakt, en waarop
hij haar vervolgens de deur had uitgezet.
Overwogen, dat de beide kolonisten eenig verschil hebben gehad,
zonder te kunnen ontdekken, wie hier de meeste schuld heeft,- en
zulks voor de 1e maal is voorgevallen.
Is besloten, deze beide lieden hierover ernstig te onderhouden, en
hun te kennen te geven, dat zulks nimmer weder voorvallen mogt,
wijl anders bij de eerste gelegenheid de daarop volgende straffen
op hen zullen worden toegepast.
Frederiksoord, den 1 Mei 1830
M Bersma
A Brouwer
G.Fraterman
J,H, Dornbach
G: Althoff
JH van Wolda Secr
Notities bij het zittingsverslag