Notulen van het verhandelde bij den Raad van tucht in de gewone kolonien, op Zaterdag den 18 September 1830

Alle leden waren tegenwoordig.

De President legt over een proces verbaal van den Raad van toezigt, betreffende de ontvreemding van drie spint rogge, dor de huisvrouw van Dirk Jan Wiemes, huisverzorger en opziener in de 2e wijk van kol.1.

Daarop nader gehoord de bij hem ingedeelde Jacobus Gilles, van wie, het gebleken is, dat hij door zijne pleegmoeder gelast was, de zak met rogge voor en in haar bijzijn weg te brengen.

Daarna ondervraagd de vrouw van Wiemes, welke, de zaak niet kunnende ontkennen, evenmin als dat die rogge werkelijk het eigendom der Maatschappij was, echter tot hare verschooning opgeeft, zulks uit gebrek voor het oogenblik te hebben gedaan.

Eindelijk Wiemes zelven gehoord hebbende, scheen het dat hij van die ontvreemding vooruit niet heeft geweten, gelijk hij dan ook daarover zijn leedwezen en afkeuring betuigt.

Overwegende, dat, alhoewel het zijn kan, dat de man vreemd is van de daad dezelve echter voor de handelingen zijner vrouw behoort in te staan en dat de ingedeelde uit hoofde van deszelfs jaren niet wel als medepligtige kan worden gestraft, zoo oordeelt de raad, dat alleen de vrouw van Wiemes de schuldige is en behoort te worden gestraft, voor zoo verre niet uit den aard der zaak het huisgezin daarin behoort te deelen.

Daarop in omvraag gebragt zijnde, welke straf van $ 3 van art 3 van het reglement van tucht de vrouw van Wiemes zal worden opgelegd.
Stemmen de drie gemeensmannen voor eene opsluiting van acht dagen en de overige vier leden voor eene verplaatsing van haar met haar eigen gezin naar de Ommerschans, met bijvoeging dat het lid Bersma, dat de Permanente Commissie dit huisgezin als voor een onbepaalden tijd en zoo lang zij voldoen, aangenomen zijnde, uit de kolonie zoude kunnen worden ontslagen.
De overige leden van gevoelen zijnde, dat daardoor, vooral tegen de winter, aan het huisgezin een zeer zware straf zou worden opgelegd, besluit  mietsdien tot het voorstel aan de Permanente Commissie tot overplaatsing van het huisgezin van Wiemes naar de Ommerschans.


Art.2
wordt overlegd een proces verbaal van den Raad van toezigt, betreffende het beschonken zijn, op den 12 September van den kolonist Kruit van kol.2.
Beschuldigde zijnen misstap erkennende, en daarvoor verschooning vragende, besluit de Raad met algemeene stemmen hem overeenkomstig $ 1 van art 3 van het reglement van tucht, voor drie dagen in de strafkamer op te sluiten.


Art.3.
Komt voor Marinus de Wilge van kol. 3, welke in April of Mei JL de kolonie heimelijk verlaten heeft en, zich sedert dien tijd te ’s Gravenzande bij eenen boer heeft opgehouden en die, volgens, zoo hij zegt door ziekte buiten dienst geraakt zijnde, door den Burgemeester te dien plaatse naar de kolonien is te ruggezonden.

Al de leden stemmen samen in het besluit tot overplaatsing van dien losbandigen kolonistenwees naar de Ommerschans, onder goedkeuring van de Permanente Commissie, overeenkomstig $ 2 van art 3 van het reglement van tucht.
En zal een extract wat het 2e art betreft, aan den Onderdirekteur van kol. 2 worden uitgereikt, ten fine van uitvoering, en verders deze notulen in originali aan de Permanente Commissie ingezonden.

Gedaan in den Raad van tucht te Frederiksoord den 18 September 1830.
J. van Konijnenburg, President
M Bersma
A Brouwer
J.H. Dornbach
G. Fraterman
G: Althoff
JH van Wolda


Bijlage 1: Raad van Toezicht van Frederiksoord

Proces Verbaal van het verhandelde door den Raad van Toezigt in Kolonie N1 op Donderdag den 16e September 1830 des Namiddags ten 5 Uur.

Raad van Toezigt van Kolonie N1 bijeengeroepen door den Voorzitter geopend zijnde,verschijnen door oproeping voor dezelve achtereenvolgens de personen als

1 Elisabeth Smies, oud 31 Jaren, huisvrouw van Dirk Johannes Wiemes, sectiemeester in Wijk N2 en huisverzorger wonende op Hoeve N57, welk verklaart dat daar er op Zaterdag den 11e dezer geene Uitdeeling van brood geschied en geene voorrraad van Gort of Aardappelen bij haar Voorhanden was, en geen aanspraak op Verkrijging hiervan bestond,
Zij besloten had, zonder hierover haere man te raadpleegen, om eenige Rogge van het Zogenaamde afhaksel te nemen, die bij haar op Zolder lag, en deze te brengen bij Klaas Oostindie te Nijensleek om daarvoor brood bij wijze van ruiling te krijgen,
ten einde in de behoeften van haar talrijk huisgezin te voorzien, en daardoor het gemor en de klagten van de bij haar Ingedeelden te doen bedaren,
onder anderen, van Modderman en Nomen, die al verklaart hadden, niet te willen werken indien Zij geen eten konden krijgen,
Ja dat Zij gedaagde het niet voor haar zelve of eigenen kinderen zoude gedaan hebben, maar alleen om de, aan haar Verzorging toebetrouwden te Vreede te stellen.

2e Jacobus Gillis, oud 18 Jaren, Ingedeelde bij den genoemde huisverzorger.
Deze betuigd, Verzogt en gelast te Zijn, door de beschuldigde om een Zak of Boezelaar met Rogge op te nemen, dewelke van het opharksel dat boven op Zolder lag genomen en dien dag gedorst was en met haar te Voeren naar de Woning van genoemde Klaas Oostindie om daarvoor brood te Verkrijgen,
dat Zijne huisvader Wiemes Zelf niet te huis Zijnde, van deeze boodschap niets wist, en hij getuige het al gedaan had om te Voldoen aan het Verlangen zijner huismoeder.

3. Dirk Johannes Wiemes, oud 36 jaren, welke Verzekerde niets van alles te hebben geweten voordat hij des Avonds te huis kwam en Van Zijne Vrouw het geval hoorde Verhalen Zo als Zij hierboven gemeld heeft,
betuigende met aandoening Zijn innig leedwezen voor het gebeurde,
dat hij verklaarde nimmer aan den Maatschappij iets te kort gedaan te hebben, maar getrouw Zijne pligt, zijne post eerlijk had waargenoemen,
en dat hij, door hem op dien dag gedorste Rogge, ten bedrage van Cirka 240 Bossen en Zakken naar behoren had gevonden, zo als die daar door hem geplaatst waren,
en bereid was om ieder oogenblik Verantwoording Van het door hem Verschuldigde te geven, daar de bij Zijne Vrouw gevonden Rogge alleen was genomen van het opharksel, dat zelfs door hem nog niet behoorlijk schoongemaakt en in Orde gebragt was.

Aldus Opgemaakt te Frederilsoord den 16 September 1830.
H. Faaken
Jn Visscher
J A Visser
A Drijer(?) voor den secretaris


Bijlage 2: Raad van toezicht van Wilhelminaoord

Proces Verbaal van het verhandelde door den Raad van Toezigt in Kolonie No 2 op den (opengelaten) September 1830.

Van Kolonist Simon Kruit,
Is aangeklaagt op den 12e September naar Steenwijk te Zijn geweest en Dronken op de Kolonie terug gekomen.

Den Kolonist Simon Kruit bekent naar Steenwijk te zijn geweest om Zijn Vrouw af te halen,
dat Zijn Vrouw een flessie genever heeft medegebragt en daarvan Een mondvol heeft gedronken.
Waar door hij is beschonken geworden.
En dat de Jongens hem hebben geslaagen en met Modder gegooijt.
Dat hij door den Onderdirekteur van Kolonie No 1, H Faaken en door den Kolonist B. Van Belkom is in de Strafkamer gebragt,
dat hij daar zijnde, door de Jongens met Water en Steenen is gegooijt door de tralien van het Venster
En dat hij daar niet Langer kon blijven en toen de deur heeft Stukgetrapt,
De Jongens hem toen nog vervolgende is hij naar den Kolonist Van der Heijden gegaan, alwaar zijn vrouw was, waarmeede hij naar zijn huis is terug gegaan.

Frederilsoord den 15 September 1830
onleesbare handtekeningen


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1615

Notities bij het zittingsverslag