Notulen van het verhandelde bij den Raad van tucht in de gewone kolonien, op Zaterdag den 2 October 1830

Alle leden waren tegenwoordig.

De President legt over een proces verbaal van den Raad van toezigt van den 20 Augustus JL houdende beschuldiginging van den hoevenaar C. Bollen, thans te Ommerschans, dat hij in den nacht, voorafgaande aan dien, waarin hij van hier derwaarts is vertrokken, in zijne schuur verborgen heeft eene aanzienlijke  hoeveelheid bremzaad, die hij van het zaaizaad afgehouden had, met oogmerk om het naderhand te verkooopen.

De raad heeft hierop zoowel de bestedeling Marie Zwendelaar als Bollen en zijne vrouw en voorts allen die hierin eenige verklaring konden geven, breedvoerig en herhaalde malen gehoord, ten einde zekerheid te erlangen, of soms ook zoo als Bollen wil geloofd hebben, alleen de ingedeelde dat zaad zou hebben achtergehouden en verborgen, buiten zijn voorweten,

doch hoe moeijlijk het ook geweest is hierin zekerheid te erlangen, daar beide gevallen, namelijk dat de ingedeelden het misdrijf alleen en ook dat het geheele huisgezin van Bollen het begaan heeft mogelijk zijn geweest,

komt de meerderheid bestaande uit de leden Dornbach, Fraterman, Brouwer, van Wolda en van Konijnenburg, daarin overeen, dat de misdaad inderdaad door Bollen en zijn gezin is gepleegd,
terwijl de leden Althoff en Bersma geneigd zijn hem en zijne vrouw en kinderen voor onschuldig te houden, meergenoemde M. Zwendelaar alleen voor de dader houdende;

weshalve de Raad besluit, om in den geest van het reglement van tucht der Permanente Commissie voor te stellen, het huisgezin van Bollen weder naar de vrije kolonien te doen te rug keeren en hetzelve dus te ontnemen het gunstbewijs eener plaatsing als hoevenaar
voorts al de leden van de Raad Maria Zwendelaar allerminst voor medepligtig aan de ontvreemding houdende,
zoo wordt besloten, haar, ingevolge van art 1b en art 3 $3 van het het reglement op te leggen eene bestraffing van opsluiting voor acht dagen in de strafkamer.


Art.2.
Voor den Raad geroepen zijnde Dirk de Wilge kolonisten wees van kol 3 die voor 14 dagen van eene desertie uit de kolonie sedert April Jl is te rug gekeerd.
De beschuldigde heeft niets van eenige grond tot zijne verschooning in te brengen;
weshalve de Raad hem met eenparige stemmen besluit, overeenkomstig art 3 $ 2 van het regelement zijne overplaatsing naar de Ommerschans aan de Permanente Commissie voor te stellen.

En zal een extract van het laatste lid van art. 1, betreffende Maria Zwendelaar, aan den Onderdirekteur van kol 1 worden uitgereikt, terwijl overigens de notulen in originali aan den Permanente Commissie worden ingezonden.

Gedaan in den Raad van tucht, te Frederiksoord den 2 October 1830.

J. van Konijnenburg, President
M Bersma
A Brouwer
J,H, Dornbach
G.Fraterman
G:Althoff
JH van Wolda

Bijlage: Raad van Toezicht van Frederiksoord

Proces Verbaal van het Verhandelde door den Raad van Toezigt in Kolonie N1 op Vrijdag den 20 Augustus 1830 des Namiddags ten Vijf Uren.

Raad van Toezigt van Kolonie N1 bijeengekomen en geopend zijnde, geeft den Voorzitter kennis, dat bij hem verscheenen is, de Kolonist H: Roosenboom bewonende Hoeve N 66 met oogmerk te berigten dat bij hem de, bij de Kolonist Smallenburg ingedeelde Eisabeth Zwendelaar, gekomen was,
om hem te melden dat in zijne schuur eene hoeveelheid Bremzaad verborgen lag, door den vorigen bewoner daar ingelegd,
hem uitnodigende dit Zaad er uit te halen en voor de helft met haar te deelen,
dat deeze wel verre van hieraan te voldoen, bij hem Onderdirekteur zich vervoegde om te vragen hoe hierin te handelen,
waarna beiden zich na de aangeweezene plaats hadden begeven en na de opening van het gat, de waarheid van het gezegde bevestigd vonden, en er eene hoeveelheid rot of bedorven Bremzaad uithaalden;

dat hij Voorzitter deeze vergadering daarover bijéén, en tevens gemelde Elisabeth Zwendelaar om getuigenis der Waarheid af te leggen, die dan nu ook in den Raad verschijnt, zeggende na gedane vragen, 18 jaren oud en in het afgelopene jaar ingedeelde geweest te zijn bij den Kolonist C. Bollen, alstoen wonende op Hoeve N 66, doch vervolgens overgeplaatst als Bouwboer naar Kolonie N5.

Verklaarde dat haar wel bekend is, en zij duidelijk gezien heeft dat genoemde Bollen, toenmaals van het Bremzaad, hetgeen hij had ontvangen, om op verscheidene Hoeven in de 2e Wijk te verzaaijen, een gedeelte had afgehouden en bij zich op den Zolder geborgen had, tot de nacht voor zijne overplaatsing naar Kolonie N5,

dat toen Bollen met behulp van zijne vrouw en Zoon, het Zaad, dat uit eene hoeveelheid van twee Zakken en eene kruiwagen vol bestond van den zolder genomen en gebragt had na de schuur van zijne woning, het uitstortende in een door hem vervaardigd en gegraven gat, dit vervolgens met zoden bedekkende en daarna met aarde behoorlijk toegemaakt en bestrooid, om voor t oog verborgen te houden.

Getuigende verder, dat zij ook wel gehoord had, dat in het afgelopene jaar door de Kolonisten Franken en de Kruiff ook Breemzaad van Bollen ingeleverd is.

Aldus opgemaakt te Frederiks-Oord den 20e Augustus 1830.

H Faaken voorzitter
J Visscher wm
J.A. den Jong wm
G, Althoff
Poulie Secr

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1615

Notities bij het zittingsverslag